Direct naar artikelinhoud

De miljoenen van de politieke partijen

In de jaren zeventig en tachtig werden politieke partijen vooral gefinancierd door bedrijven. Dat zette de deur open voor corruptie, met het Agustaschandaal als triest dieptepunt. Vanaf de jaren negentig kwam er een alternatief systeem van overheidsfinanciering, dat steeds maar uitbreidde. Maar is de slinger niet te ver doorgeslagen?

Voormalig socialistisch kopstuk Freddy Willockx beschrijft in zijn memoires hoe schimmige stortingen van bedrijven in de partijkassen de politieke besluitvorming beïnvloedden tijdens de jaren zeventig en tachtig. Gulle bedrijfsgiften, duistere facturen en enveloppes met zwart geld, het hoorde bij de mores in de politieke achterkamers van die tijd. Willockx geeft een aantal voorbeelden van bedrijven die geld investeerden bij de CVP (nu CD&V), PVV (nu Open Vld) of de SP (nu sp.a). De partijen konden de binnenlopende centen goed gebruiken, om de snel oplopende facturen voor verkiezingscampagnes te betalen.

Willockx: "Dat betekent niet dat al wie in het verleden - toen het nog toegelaten was - gelden van bedrijven heeft ontvangen, meteen corrupt is. Maar het betekent wél dat, vooral door afgeleide effecten, een impact op de beslissingen een reëel risico was geworden." En verder: "Ik ben niet beroerd om te erkennen dat partijfinanciering ook in mijn loopbaan een noodzakelijk kwaad was. Want hoe kun je bewijzen dat er nooit sprake was van persoonlijke verrijking?"

Agusta

Het Agustaschandaal eind jaren tachtig luidde het keerpunt in. De Italiaanse helikopterbouwer Agusta bleek tientallen miljoenen Belgische frank in de kas van de toenmalige SP te hebben gestort, om een groot militair order erdoor te krijgen. De affaire werd breed in de media uitgesmeerd. De socialistische politieke familie daverde op haar grondvesten, zowel in Vlaanderen als in Franstalig België.

Na die stinkende smeergeldzaak, een van de vele, besloten de politici dat het zo niet verder kon. De politieke kaste werkte een uitgebreid systeem van overheidstoelagen uit. Het systeem van partijfinancieringen werd daarmee helemaal omgegooid. Er kwamen ook regels voor giften van bedrijven en privépersonen.Tegelijk werden de kosten voor verkiezingscampagnes aan banden gelegd.

De omslag is zichtbaar in de cijfers. De directe overheidssteun aan politieke partijen is tussen 1985 en 1995 verviervoudigd, zo blijkt uit historisch onderzoek door de Leuvense politicologen Bart Maddens, Jef Smulders en Karolien Weekers. Omgerekend naar prijzen van 2011 gaat het in 1995 om een bedrag van circa 40 miljoen euro. De overheidssteun aan politieke partijen is daarna continu blijven stijgen, tot 64 miljoen euro in 2011. Dat is een vervierhonderdvoudiging tegenover begin jaren zeventig.

Politieke partijen zijn zo "de facto publieke instellingen geworden", zo stellen de onderzoekers al jaren vast. Het totale jaarinkomen van alle politieke partijen kwam in 2011 uit op 82,8 miljoen euro. Liefst 78 procent is afkomstig van dotaties, fractietoelagen of regionale dotaties. Dat is niet het enige overheidsmanna. Het is courante praktijk dat een partij beslag legt op een percentage van het loon van zijn parlementairen. Wanneer je die mandatarisbijdragen optelt bij de directe steun, dan blijkt dat de inkomsten van de partijen zelfs voor 88 procent afkomstig zijn van de overheid.

Dat staat in schril contrast met het beperkte aandeel van de eigen leden. De lidgelden waren in 2011 goed voor amper 3,5 procent van alle partij-inkomsten, tegenover nog 7,1 procent in 2000.

Zelfdiscipline

Zo is de slinger in veertig jaar tijd helemaal doorgeslagen van private naar publieke partijfinanciering. De grote kwestie vandaag is of die dominantie van overheidstoelagen niet overdreven is. Het is ook de onderliggende vraag in het lopende welles-nietesspelletje rond de nieuwe wet op de partijfinanciering, een gevolg van de hervorming van de Senaat.

"Politieke partijen zijn een vitaal onderdeel van de democratie, en het is dan ook normaal dat ze financiële steun krijgen van de overheid. Minder normaal is dat die overheidsfinanciering is opgelopen tot 88 procent. Dat roept, zacht uitgedrukt, heel wat vragen op", vinden alvast de drie politologen.

Volgens hen betekent de huidige regeling dat politieke partijen schipperen "tussen zelfbediening en zelfdiscipline". De overheid, dat zijn immers onrechtstreeks de partijen zelf. Er bestaat geen hogere autoriteit die de partijen ertoe kan dwingen om maat te houden en niet steeds opnieuw in de staatskas te graaien. "Men kan alleen maar hopen dat de partijen ter zake enige zelfdiscipline aan de dag zullen leggen en zich, bijvoorbeeld onder druk van de publieke opinie, zullen onthouden van al te gretige zelfbediening", besluiten Maddens en co.