Direct naar artikelinhoud

Pief Poef SMILE

ZELFGESCHOTEN FOTOALBUM. 'Ik kreeg kogels in mijn been, mijn handen, mijn vrouw zelfs in haar oog.' Jacques Van Besien was jarenlang de koning van de kermis. In zijn fotoschietkraam wilde iedereen een zelfportret schieten. Het Huis van Alijn in Gent toont een overzicht van zijn collectie.

"Ha, een Diana 25. Diameter 4,5. Afkomstig van een Tir Photo. Ik zie het direct." Jacques Van Besien (74) neemt de luchtkarabijn vast die fotograaf Jonas vandaag zo graag meenam. De karabijn was van de grootvader van Jonas. Altijd lag er een vod op, gedrenkt in olie. Om roest te voorkomen. "Goede merchandise", zegt Van Besien en terwijl hij het zegt, zwaait hij het geweer door de lucht. "De ressort is nog soepel."

Van Besien is een forain op rust. We ontmoeten hem in Neder-Over-Heembeek, op nog geen vijfhonderd meter van het Koninklijk Paleis. Zijn huis is een pvc-bungalow in de vorm van een woonwagen. Hij woont hier nog maar een maand, zegt hij, en het voelt goed. Na zijn pensioen als foorkramer kocht hij eerst een appartement en dan een villa. Nergens voelde hij zich thuis. Nu gaat het weer beter, zegt hij. De woonwagen geeft rust. "Eens forain, altijd forain." Op het terrein naast zijn bungalow staan caravans, tomatenplantjes en een klein, vervallen hamburgerkraam, Chez Betty. Een voorbijganger zou nooit vermoeden dat achter de witte, ijzeren poort in de straat die grenst aan het koninklijk domein van Laken deze wereld van spel en avontuur schuilgaat.

"Ga zitten", zegt Van Besien. Zijn dialect is dat van een echte Belg, Nederlands en Frans vloeien dooreen.

Ik kijk even rond.

Bloemen op tafel. Een enorme flatscreen aan de muur. Weinig dat aan kermis doet denken. Tot Van Besien begint te vertellen. Dan wordt duidelijk dat zijn kleine verhaal ook dat van een hele wereld is. Ooit groot en dynamisch, nu stilaan uit de tijd.

Wondermensen

Alles begon in de buurt van Diksmuide, bij de grootouders. Zij reden met 'wondermensen' rond. Dwergen, reuzen, vrouwen zonder onderlichaam. Carnivale, maar dan echt.

"Volk dat ze trokken", zegt Van Besien. "Niet normaal. Iedereen wou hun wondermensen zien. Een man met een stompje tot de elleboog en twee vingers op dat stompje, aaneengegroeide babyhoofdjes op formol, je houdt het niet voor mogelijk. Nu is dat allemaal verboden, maar vroeger vond je zulke mensen gemakkelijk. In Duitsland vooral."

Vader en moeder namen de fakkel over, met kramen waar gebokst en gegokt werd. Kleine Jacques liep lachend rond. Een leven buiten de kermis kon hij zich nauwelijks voorstellen. Hij was erin geboren, hij wilde erin leven. School volgde hij zo'n beetje overal. In de winter op internaat in Hoei of Saint-Ghislain, waar alle kermiskinderen werden gedropt. De rest van het jaar verhuisde hij elke week, van dorp tot dorp, op het ritme van de kermis. Altijd nieuwe boeken, altijd nieuwe vriendjes.

"Mijn vrouw is in een caravan geboren", zegt hij. "Tijdens de kermis op de paardenmarkt in Molenbeek. Ik niet, ik ben in een ziekenhuis geboren. Waar we elkaar hebben leren kennen? Op de school voor kermiskinderen, tiens. Waar anders?"

Polaroid te onzeker

Net als zijn twee broers zette Van Besien het werk van zijn ouders voort. In 1963 kocht hij zijn eerste schietbarak. Vooral na de Tweede Wereldoorlog waren ze op grote foren en lokale dorpskermissen bijzonder populair geworden.

Bij de Tir Floberts mikten foorgangers een gaatje in een ballon of schoten ze een pijpje aan flarden. De beloning bij de Tir Photos was geen knuffelbeer of chocolaatje, maar een zwart-wit zelfportret. Wie in de roos mikte, kreeg een foto mee naar huis. Op de zijkant van de Tir Photo stond: 'Drie kogels voor 5 frank. Zeven voor 10. Wie roos maakt, is gefotografeerd.'

Zijn allereerste fotoschietkraam kocht Van Besien in Duitsland. Later stak hij ze zelf in elkaar, zegt hij, met cameratechniek en al. Vijf, acht, negen meter breed. Altijd maar groter. In zijn hoogdagen had hij twintig schietstanden, op een aanhangwagen van zestien meter lang.

De diepte van een kraam was altijd gelijk: 3,5 meter. "En nog waren er veel die misten", zegt Van Besien. "Ook al hadden ze zogezegd bij het leger gezeten. Op den duur begon ik met een speciale actie. Als je twintig keer mis schoot, kreeg je ook een foto mee naar huis."

Collateral damage was hem niet vreemd. Hij kreeg loden kogels in de handen, in het been, zijn vrouw zelfs een stukje in haar oog. Nu kan ze ermee lachen, maar op het moment zelf was het flink verschieten, zegt ze.

Gelukkig mikten voldoende mensen raak. Tot tweeduizend foto's per dag moest Van Besien soms ontwikkelen. "We gingen open om zes uur 's ochtends en sloten pas om 2 uur 's nachts", zegt hij. "Ik was constant bezig in de donkere kamer achter mijn kraam. Na twee uur wachten, mochten de mensen hun foto komen halen. Veel slaap had ik niet."

Daar kwam de gsm

Ook op de kermis drong de vooruitgang door. Glasplaat, film, polaroid, de evolutie van de fotografie ging hand in hand met die van de Tir Photo. In de jaren 1980 en 1990 stond er op het zakje met foto's niet langer Tir Photo Van Besien, maar Tir Jack. Van Besien verkoos zwart-wit, zegt hij. Kleur was te veel werk en bij polaroid was de kwaliteit van het resultaat onzeker. Kreeg hij een opleiding in de fotografie? Nee, nee, nee, zegt hij. Daar was geen tijd voor. Allemaal zelf aangeleerd.

Van Besiens vrouw haalt een kartonnen doos met foto's uit de kast. 'Tir Photo Van Besien' staat in de linkerbenedenhoek van elke foto. Op de meeste foto's is Van Besien zelf te zien. Eerst twintig en alleen, dan vijfendertig en vader van twee lachende kinderen, op het einde grijs en omringd door bekende koppen als Freddy Thielemans en Jean-Marie Pfaff. Het is een zelf geschoten familiealbum. Van Besien zegt dat hij in alle steden vaste klanten had. Ze kwamen elk jaar terug. Tien, vijftien jaar aan een stuk. Selfies werden toen nog jaarlijks geschoten. In sommige huishoudens was de Tir Photo de plaats waar vader en zoon het dichtst bij elkaar kwamen. Dat zie je zo. Vrouwen zijn vaak afwezig. Zij schoten niet. Wel wordt op de kermisfoto's een verleden zichtbaar. Kapsels, kleding, brillen, ongewild heeft de schutter de tijd vastgeprikt.

De foto's gaan opnieuw de kast in. Van Besien zegt hij in de jaren 90 met zijn fotoschietkramen is gestopt. De populariteit daalde plots. Hij merkte het snel. "Ze liepen mijn kraam zonder omkijken voorbij", zegt hij. "En nog wat later zaten ze meer op hun gsm te kijken dan wat anders. Ik wist dat ik moest veranderen. Iedereen begon zijn eigen foto's te maken op de kermis."

Hij focuste op andere, spectaculairdere attracties. Het Vliegend Tapijt, het spookhuis, de Topspin, de Hawaii Trip. Alles heeft hij gehad, behalve botsauto's. Tot hij zestig werd. Zeventig. Nu is het voorbij. Gedaan. Van Besien is nog voorzitter van de nationale kermisbond en gaat naar openingen of vergaderingen, zoals deze week met de secretaris van de Brusselse burgemeester over de Zuidfoor die binnenkort weer in de hoofdstad landt, maar hij beseft ook dat een tijdperk is afgesloten.

Zijn dochter heeft een kledingwinkel. Ze heeft het geprobeerd als forain, zegt hij, maar een vrouw op de kermis, dat is moeilijk. Misschien nog wel met een klein spel, maar niet met een grote attractie. Dat is mannenwerk. Je moet met de vrachtwagen rondrijden, alles opbouwen, niets voor een vrouw alleen. Zijn zoon stond op de kermis, tot in Zuid-Frankrijk toe, maar is drie jaar geleden plots overleden. Tir Photo deed hij al lang niet meer. Hij had een bootjesmolen. Van Besiens kleinkinderen hebben een hotdogkraam aan het Atomium.

Burger of foorman

Van Besien stapt de deur uit. Hij houdt de karabijn van fotograaf Jonas losjes in de hand. Eindelijk mag hij poseren voor de foto, zoals jarenlang de kermisgangers voor zijn Tir Photo poseerden. "Let op", zegt hij. "Of ik schiet recht in de lens." Deuren van woonwagens gaan open. Buren willen weten wat er aan de hand is. Neven en nichten noemt Van Besien ze allemaal. "Tenslotte zijn we allemaal familie. Soms van dicht, soms van ver. Kijk, het is simpel. Of je bent burger of je bent foorman. Wij zijn foormannen."

In een kleine, donkere schuur vol alaam werkt Léon Thommis (86) aan een houten orgeltje. Hij is geboren in een woonwagen, zegt hij, en heeft altijd op de foor gestaan. "Ik kan niet lezen en niet schrijven", zegt Thommis. "Ik ben niet geleerd." Ook hij had een Tir Photo, jaren voor Van Besien. "Toen ik ermee begon, waren er nog geen tien in heel België. Ik was bij de eersten die ermee rondtrokken. Alle foorkramers draaiden hun kapotte lampen uit en gaven ze aan mij. Voor mijn donkere kamer." Zijn lach is die van een ondeugend jongetje. "En mijn ouders hadden botsauto's, met een enorme Decap waaruit muziek kwam. Ik vond dat magnifiek."

Tachtig jaar later maakt Thommis de orgels zelf, in houten miniatuurversie. Schuren, schaven, hameren: het is zijn lieve leven. In een hoekje van zijn atelier staan vijf karabijnen, restanten van de Tir Photo. "Op mijn ouderdom", zegt hij, en naast hem begint Van Besien al te lachen, "kan ik alleen daar nog mee schieten."

De expo Terug van de kermis begint morgen in het Huis van Alijn, Kraanlei 65 Gent. Ze loopt tot 13 september. www.huisvanalijn.be