Direct naar artikelinhoud

Even een andere cultuur lenen

Is culturele toe-eigening een hysterische term die kruisbestuiving criminaliseert en de artistieke vrijheid beperkt? Of hebben de boze internethordes een punt en plunderen blanken zomaar de identiteit van kwetsbare minderheden?

Mijn gezelschap rolt met de ogen. Even daarvoor heb ik verteld over de emoties die in Amerika zo hoog oplopen bij de discussie over cultural appropriation, oftewel culturele toe-eigening. Het kleine, blanke groepje is het eens: God, alsjeblieft, laat niet ook deze politiek correcte frats uit Amerika naar hier overwaaien.

Ik vertel er iemand anders - gekleurd - over en zij zegt dat ze de bezwaren uitstekend kan begrijpen. Als voorbeeld van mislukte culturele toe-eigening noemt ze het boek Alleen maar nette mensen van Robert Vuijsje. Volgens haar eigent een blanke auteur zich hier de Surinaamse cultuur toe en schrijft hij vervolgens een plat boek vol pijnlijke stereotypen. Vuijsje had ervan af moeten blijven en zich moeten beperken tot zijn milieu in Amsterdam Oud-Zuid.

De Amerikaanse schrijfster Lionel Shriver (59) maakte begin september op het Brisbane Writers Festival gehakt van het krampachtige gedoe over cultural appropriation. In Amerika woedt het debat hierover nu al een jaartje of twee op zijn allerhevigst. In Europa is er nog geen rumoer over, maar dat lijkt slechts een kwestie van tijd. Want culturele toe-eigening is afkomstig uit hetzelfde Amerikaanse antiracismedebat dat hier met enige vertraging ook wordt gevoerd.

Is culturele toe-eigening een hysterische term die onschuldige culturele kruisbestuiving en uitwisseling criminaliseert? Dat ligt per geval anders. Er zijn gedegen bezwaren tegen al te achteloze culturele leentjebuur, maar het woeste gestamp erover brengt ook de artistieke vrijheid in de knel.

Bij de boosheid komen volgens de verontwaardigde partijen ongelijke machtsverhoudingen om de hoek kijken. Een voorbeeld: een blanke Amerikaan die 'ironisch' een indianentooi draagt en daarmee een pijnlijke geschiedenis van onderdrukking en genocide besmeurt.

"Culturele toe-eigening kan het meest schadelijk zijn wanneer iets wordt toe-geëigend van een minderheidsgroep die altijd onderdrukt en uitgebuit is geweest", schrijft Susan Scafidi, juriste en autoriteit op dit gebied, in het boek Who Owns Culture?

Of iets schandelijk of onschuldig is, ligt soms in the eye of the beholder. Is Elvis Presley iemand die zich door zwarte muziek liet inspireren of iemand die zwarte muziek plunderde en nauwelijks ruimte op het wereldpodium liet voor zwarte artiesten? Muziekhistorici zijn daar niet over uit, maar voor veel anderen is het duidelijk. Voor hen is Elvis Presley de duivelse witte posterboy van de culturele toe-eigening.

Blackface

De woede over andere gevallen van culturele toe-eigening is begrijpelijker. Blackface bijvoorbeeld. Niet de blackface van de vroegere minstrel shows, maar recente gevallen. Vooral op feestjes van Amerikaanse studentenverenigingen willen leden voor de lol nog weleens op de foto gaan met een zwart geschminkt gezicht. Zoals de studenten van de University of Florida die in 2012 Afro-Amerikaanse rappers wilden imiteren door hun gezicht zwart te kleuren en wijde kleren te dragen. Het leidde tot heftige verontwaardiging. In allerijl werd op de universiteit een meeting belegd om over de 'effecten' van deze studentenstreek te praten.

Activistische studenten op Amerikaanse universiteiten nemen het voortouw in het aankaarten van dit soort culturele toe-eigening, onder meer via sociale media. Zo hebben ze een groter publiek bewust gemaakt van wat in hun ogen culturele plundering is. Het is niet hun eerste succes. Zij hebben ook andere academische termen - white privilege, white fragility, microagressions - gepopulariseerd.

Een greep uit recente voorbeelden: in maart schrijft een student in het Canadese universiteitsblad The Concordian een stuk tegen de culturele toe-eigening van de Ierse feestdag St. Patrick's Day door niet-Ieren omdat zij het 'culturele belang' ervan niet snappen. In dezelfde maand wordt een blanke student met dreadlocks op de San Francisco State University belaagd door een zwarte studente die vindt dat blanken geen dreads mogen dragen. "Het is mijn cultuur", zegt de zwarte studente. In april protesteren studenten van Brown University bij de performance van een blanke artieste, Carrie Grossman, die hindoeliederen zingt. "Wat voor invloed heeft jouw witheid op je omgang met deze culturen?", wordt Grossman gevraagd.

En in juli bemoeit de actrice Lena Dunham zich met een kwestie op haar alma mater, Oberlin College. Studenten lopen daar al sinds eind vorig jaar te hoop tegen de sushi in de kantine, die volgens hen niet authentiek Japans zou zijn. Volgens Dunham hebben de studenten gelijk: "Hoe kan de universiteit zoiets labelen als het traditionele gerecht uit de keuken van een ander land?"

Het gaat deze studenten om identiteit. Om kwetsbaar geachte identiteiten die beschermd moeten worden tegen de invloed van de boze, imperialistische blanke identiteit. Sushi is in dat geval meer dan alleen een visgerecht. Het symboliseert de identiteit van een kwetsbare minderheid die niet voor het eerst geplunderd dreigt te worden door blanke boosdoeners. Wie identiteit op die manier politiseert kan in een blanke jongen met dreadlocks een uitbuiter zien die ferm aangesproken moet worden.

Nog heftiger is de verontwaardiging over popmuzikanten die zichzelf iets toe-eigenen dat anderen zou toebehoren. Ook hier is in het ene geval de woede terecht, en grenst het in het andere geval aan idioterie.

Favoriet haatobject van de culturele-toe-eigeningspolitie is Iggy Azalea, de Australische rapper die zichzelf een 'blaccent' (zwart accent) heeft aangemeten en doet alsof ze in een zwart getto is opgegroeid. Zij wordt gezien als de Elvis Presley van haar tijd: een blanke die ervandoor gaat met de culturele inspanningen van zwarte mensen en daar ontiegelijk rijk en succesvol mee wordt.

Die kritiek is niet geheel onterecht. Nergens in haar werk erkent Azalea de pijn en het lijden van de zwarte artiesten die de hiphoptraditie hebben opgebouwd, maar ze wil wel om commercieel gewin een zwarte hiphopartieste lijken. Dat steekt, omdat getalenteerde zwarte artiesten die wel integer op de hiphoptraditie voortbouwen niet het succes van Azalea genieten.

Ook blanke artiesten die wel eerbied tonen voor de zwarte cultuur en traditie kunnen door het slijk gehaald worden. Dat overkwam Justin Timberlake eind juni. De legioenen op sociale media verweten hem dat hij in zijn carrière geprofiteerd heeft van zwarte muziek zonder echt begaan te zijn met Afro-Amerikanen. Timberlakes apolitieke houding - default mode bij veel popsterren, blank en zwart - kreeg opeens een problematische lading. Op de site van The Philadelphia Inquirer liet de Afro-Amerikaanse gastauteur Evon Burton weten dat de beschuldigingen aan het adres van Timberlake te ver gaan. "Elke keer dat we de term cultural appropriation op deze manier inzetten, zeggen we tegen een witte artiest dat hij zwarte muziek niet kan waarderen en eren, alleen vanwege zijn witte huidskleur."

In Noord-Amerika is culturele toe-eigening inmiddels een loeizwaar verwijt geworden. Artiesten kunnen het niet makkelijk naast zich neerleggen. Daarvoor zijn de aanvallen op sociale media en de verontwaardigde stukjes ('5 Reasons Why Katy Perry Is Pop Music's Worst Cultural Appropriator'; mic.com) te talrijk. Iets meer dan een week geleden moest de modeontwerper Marc Jacobs zijn excuses aanbieden omdat hij de kritiek op culturele toe-eigening niet serieus genoeg zou hebben genomen. Aanleiding was Jacobs' modeshow begin september tijdens de New York Fashion Week, waar zijn laatste collectie werd getoond door dunne, blanke modellen die een pruik van dreadlocks droegen.

Tegenaanval

De zelfbenoemde 'iconoclast' Lionel Shriver zette begin september in Brisbane de tegenaanval in. De vrees om beschuldigd te worden van culturele toe-eigening zit er volgens haar flink in. "Om mijn literaire mojo niet te verliezen blijf ik weg van Facebook en Twitter, want daar zou ik uit angst voor aanvallen aan zelfcensuur kunnen gaan doen."

Shriver - bekend van de roman We Need To Talk About Kevin, een high school shooting-drama dat ook verfilmd is- betreurde in haar lezing het feit dat het overgevoelige debat ook met volle kracht de literatuur heeft bereikt. Als voorbeeld noemde ze een bespreking in The Washington Post van haar laatste roman, The Mandibles. De recensent bekritiseerde haar vanwege het opvoeren van een zwart personage dat een vernederende behandeling krijgt die associaties oproept met slavernij.

Zulke kritiek werkt verlammend, vertelde Shriver. "Aan het begin van mijn schrijfcarrière aarzelde ik nooit om zwarte personages op te voeren. Nu ben ik veel banger om raciaal diverse personages te beschrijven."

Schrijvers moeten vrij zijn in het kiezen van personages die ver afstaan van de eigen afkomst en cultuur, vindt Shriver. Om dit punt kracht bij te zetten, deed zij tijdens haar lezing een sombrero op, een Mexicaanse hoed. "Wij fictieschrijvers hebben het recht om vele hoeden te dragen, ook sombrero's."

Een rel was geboren. Het regende ernstige artikelen over de zin en onzin van culturele toe-eigening in de literatuur. Met zinnige kritiek. Zoals de vraag of een sombrero wel zo gepast is om te dragen tijdens een lezing over gevoelige, raciale onderwerpen. "Voor veel Mexicanen bevestigt de sombrero het stereotype van de achterlijke, ouderwetse campesino, een boer", schreef Francine Prose in The New York Review of Books.

Ook miskende Shriver in haar lezing het feit dat de literatuur geen gelijk speelveld is. Er zijn niet zoveel schrijvers uit minderheidsgroepen. En de schrijvers die er zijn, genieten zelden het succes van blanke, westerse auteurs. Daardoor is lang, volgens sommigen te lang, het beeld van de Ander in de literatuur vormgegeven door blanke auteurs. Soms met stereotypering als gevolg. Enig begrip voor de ergernis van minderheden hierover is op zijn plaats. "Wat ik niet begrijp, is Shrivers minachting voor overleg met gekleurde mensen en haar onbegrip voor hun woede", reageerde de Afrikaans-Australische schrijfster Maxine Beneba Clarke in The Guardian.

Toch was Shrivers lezing sterk. Ondanks haar flauwe provocatie met de sombrero. En ondanks haar verontachtzaming van de terechte grieven die minderheden kunnen hebben tegen culturele toe-eigening. Die missers doen uiteindelijk weinig af aan Shrivers pleidooi voor maximale artistieke vrijheid.

Verarming van literatuur

Shriver erkent dat schrijvers kunnen mislukken in hun poging om zich personages en culturen toe te eigenen die ver van ze afstaan. Maar die poging hoeft niet meteen met pek en veren overladen te worden. Het verdient op zijn minst een schouderklop. Dat is beter dan de poging meteen verketteren.

Want als er restricties op de verbeelding gelegd worden, betekent dat een verarming van de literatuur. Dan zou Shriver alleen nog maar kunnen schrijven over haar eigen kleine biotoopje en biografie. "Ik wil niet verplicht worden om zich elke roman in North Carolina te laten afspelen met een grijzende vijftiger als personage."

Ik hoop dat Shriver die ruimte en genade gegund zullen worden, maar ik betwijfel het. De culturele-toe-eigeningspolitie op het internet is een onverzadigbaar monster. Ze moet elke dag gevoerd worden met kilo's vermeende culturele overschrijdingen. De literatuur krijgt al het verwijt te veel op zichzelf gericht te zijn - de intimiderende internethordes kunnen er weleens voor zorgen dat navelstaarderij de literatuur nog verder zal bepalen.