Direct naar artikelinhoud

Adieu Voyager, veel geluk tussen de sterren

De Amerikaanse ruimtesonde Voyager 1 verlaat (weldra) ons zonnestelsel en heeft nog 40.000 jaar te gaan naar de eerste ster. Hans Moleman

"Wow! Wat zou ik graag aan boord willen zijn. Ik zou hallo roepen naar wie er ook is, daar in de ruimte. En later zal ik GOD dan kunnen groeten" - Kaavya.

De verbeelding is soms mooi aan de macht op de reactiepagina van de website die de NASA wijdt aan de Voyager. Nu het meest avontuurlijke buitenbeentje van het Amerikaanse ruimtevaartagentschap de grenzen van ons zonnestelsel nadert, dromen ruimtenerds zoals 'Kaavya' over hoe het zou zijn, ver weg van alle aardse zorgen, aan boord van de spannendste ruimteverkenner die ooit de aarde verlaten heeft.

Stel je eens voor: voortrazen op een magnetische snelweg door de ruimte, eindeloos op weg in de lange leegte van het heelal. "This is Major Tom to ground control." Wow...

Aan boord van de Voyager, die nu miljarden kilometers van de aarde door de ruimte knalt, zit geen mens, er zijn alleen computers aan boord. Maar de Voyagermissie mag met recht en reden een buitenbeentje worden genoemd. Eigenlijk was het helemaal niet de bedoeling dat de beide ruimtesondes - er scheert in het kader van de missie een duo onbemande apparaten door de ruimte, de Voyager 1 en 2 - nog zouden functioneren.

In 1977, toen de sondes vanaf de lanceerbasis Cape Canaveral in Florida de lucht in werden geschoten, taxeerden de NASA-ingenieurs nog dat de machines het vijf jaar zouden uithouden. En kijk nu eens: al 36 jaar razen ze taai voort, met een snelheid van bijna 60.000 kilometer per uur, richting de lange leegte, bestemming onbekend.

Op weg naar Jupiter

De missie van het Voyagerduo was destijds om de vier grote buitenplaneten van ons zonnestelsel te verkennen: Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. Die liggen normaal buiten het bereik van eenvoudige ruimteschepen van de planeet aarde, maar eind jaren zeventig van de vorige eeuw lagen ze praktisch op een rijtje, wat slechts eens in de 175 jaar voorkomt. Hierdoor kon het kwartet planeten met zo min mogelijk brandstof bereikt worden.

Voyager kweet zich goed van zijn taak: nieuwe ruimteverschijnselen vastleggen. Twee jaar na de lancering kwam een van de sondes bij Jupiter in de buurt, waar de grootste manen werden gefotografeerd. Op een van die manen werd voor het eerst het bestaan van zwavelvulkanen opgemerkt. Eind 1980 werd Saturnus bereikt, waar de bijzondere ringen rond deze planeet beter dan voorheen konden worden bemonsterd.

Vervolgens lukte wat de NASA wel had gehoopt, maar waar ze niet op kon rekenen, gelet op de ingeschatte technische levensduur van de apparatuur: Uranus en Neptunus, de verst van de aarde gelegen planeten van de Grote Vier, werden bereikt. Dat gebeurde in 1986 en 1989 met de Voyager 2, die daarmee de enige ruimtesonde werd die deze reusachtige ijsklompen van relatief dichtbij passeerde.

In 1990 stuurde Voyager 1 dan nog de verste foto's die ooit genomen zijn terug naar de aarde. Er staan zes planeten op, waaronder de aarde, van een afstand van zes miljard kilometer van onze planeet.

Wat er daarna gebeurde, overtrof de stoutste verwachtingen van ruimtevaartdeskundigen. Voyager ploegde maar voort, jaar in, jaar uit, alsof elke fractie van een lichtjaar dat de missie zich verder verwijderde van lanceerbasis Cape Canaveral de apparaten meer energie gaf. De dwergplaneet Pluto werd gepasseerd alsof het niets was,

Niet dat er geen bange momenten waren. Drie jaar geleden leek het einde van de avontuurlijke sondes zich aan te kondigen, toen de inmiddels 33 jaar oude Voyager 2 onbegrijpelijke signalen naar de thuisbasis in de VS begon te sturen. Nadat de NASA de computer had gereset, bleek de communicatiestoornis verdwenen te zijn. Het resetcommando deed er overigens dertien uur over om de ruim veertien miljard kilometer te overbruggen die Voyager inmiddels van de aarde verwijderd was.

Anno 2013 toont Voyager zich nog steeds gemaakt van the right stuff. De laatste maanden knallen de sondes naar de vermoedelijke rand van het zonnestelsel, ver voorbij de Kuipergordel.

In outerspace

Van een echte grens mag je eigenlijk niet spreken, trouwens. Het is meer een diffuse regio die de heliosfeer afbakent, zegt Hilde Langenaken van de Koninklijke Sterrenwacht in Ukkel. "De grens van ons zonnestelsel is geen duidelijke lijn, zoals je die hebt bij twee landen."

Daarom is er ook discussie in kringen van sterrenkijkers over de vraag of de Voyager ons zonnestelsel inmiddels verlaten heeft, of nog door de grenszone trekt. Die laatste optie heeft de voorkeur van de deskundigen van de NASA, die het nog te vroeg vinden om te verklaren dat Voyager als eerste aards ruimteschip aan ons zonnestelsel is ontkomen.

"Het wetenschappelijke team van de Voyagermissie is als geheel van mening dat de Voyager 1 nog niet ons zonnestelsel verlaten heeft of de interstellaire ruimte bereikte", liet Edward Stone deze week namens het V-team weten vanuit zijn kantoor bij Caltech, het California Institute of Technology in Pasadena.

Waarna een uitleg volgt die alleen voor astronerds te bevatten valt: de Voyager bevindt zich nu in "een nieuwe regio genaamd 'de magnetische snelweg', waar energiedeeltjes drastische wijzigingen ondergaan. Een verandering in de richting van het magnetisch veld is de laatste kritische aanwijzing voor het bereiken van de interstellaire ruimte - en die verandering van richting is nog niet waargenomen", zeggen de astronomen in Californië.

Maar het is wel bijna zover. Big Black Outerspace zit eraan te komen, beaamt Edward Stone. "De jongste gegevens van Voyager 1 geven aan dat we duidelijk in een nieuwe regio zitten waar dingen snel aan het veranderen zijn. We naderen de buitengrens van ons zonnestelsel, en dat is bijzonder opwindend."

Opwindend, omdat nog nooit een ruimteschip van de aarde de interstellaire ruimte heeft bereikt - en niemand weet wat er dan zal gebeuren. Stone spreekt overigens over Voyager 1 - sonde nummer 2 sukkelt er een beetje achteraan, met een paar miljard kilometer achterstand.

Het maakt het trotse jongensgevoel er niet minder om. Het Amerikaanse ruimteprogramma mag door bezuinigingen weinig meer voorstellen, maar de Voyager laat zich in ieder geval niet kennen. Het is balsem voor de gekwetste ziel van alle NASA-ingenieurs die zich afvragen wat hun eigen toekomst is.

"Toen de sondes in 1977 gelanceerd werden, waren we twintig jaar ver in het tijdperk van de ruimtevaart", mijmert Space Age-veteraan Stone. "Tal van onze teamleden droomden ervan dat de interstellaire ruimte bereikt zou worden, maar we hadden er geen flauw benul van hoelang de reis zou duren - of dat de ruimtevaartuigen waar we zoveel van onze tijd en energie in hadden gestopt het lang genoeg zouden doen om het te halen."

Bestemming onbekend

Inmiddels is het 55 jaar geleden dat het eerste ruimtevaartuig de hemel in werd geschoten - en Voyager toont zich de duurloper onder de ruimteschepen, mogen ze bij de NASA met gepaste trots vaststellen.

Wat de toekomst nog zal brengen? Ruim 15 miljard kilometer ver is Voyager inmiddels, en er zijn nog altijd tekenen van functioneren. Het dappere sondeduo kan zo nog jaren doorgaan, al is het de vraag of het wetenschappelijk ook wat oplevert.

Maar waarom ook niet - alle oude verwachtingen zijn al overtroffen. Maar het kan ook zomaar afgelopen zijn. Geen signaal meer, niets. Lost in space.

In hun wildste dromen hopen de fans van Voyager natuurlijk dat de sondes tot in het oneindige zullen doorzeilen, als onvermoeibare visitekaartjes van die taaie planeet die aarde heet.

Eerste tussenstop, in dat scenario? Dat wordt dan de dichtstbijzijnde ster, die met de huidige snelheid van bijna 60.000 kilometer per uur over een slordige 40.000 jaar bereikt zou worden.

Adieu Voyager, just do it.