Direct naar artikelinhoud

Samenwerking of imagostunt?

Filmregisseur Gust Van den Berghe en componist Jan Van Outryve gingen met de muziektheatervoorstelling Koningin van de nacht uitdrukkelijk voor de uitdaging. Een uitdaging is het zeker geworden, niet in het minst voor het publiek van zevenplussers.

Laat het maar aan beide heren over om te schudden aan de boom der conventies, of het nu binnen het film- of operagenre is. De jonge Gust Van den Berghe pakte in 2010 uit met een ongewoon langspeeldebuut (En waar de sterre bleef stille staan), Jan Van Outryve hakte al eens eerder een iconische Mozartpartituur aan mootjes (Opera buffa). Maar is bravoure een veelbelovend begin, een mens steekt er geen coherente muziektheatervoorstelling mee in elkaar. In Koningin van de nacht zorgt een gebrek aan scenische aandacht/ambacht ervoor dat de communicatie met het publiek in het honderd loopt.

Aan prikkelende interpretaties ontbreekt het nochtans niet. De Koningin, in Mozarts Toverfluit een eenzijdig slecht personage, krijgt in handen van Van den Berghe een meerlagige soul. Blind schrijdt ze voort, aan de hand van haar dochter Pamina, tot dat kind daar schoon genoeg van heeft en zich fluks door Papageno laat 'ontvoeren'. Wanneer de Koningin beseft dat ze alleen is klinkt het verbitterd: "Ik voel hoe wreed de wereld is/ik kan eindelijk zien." In een huiveringwekkend mooi beeld vol doodsverlangen trekt ze zich terug op een hoge rots - voorwaar geen picknick voor een zevenjarige.

Toch schuilt het probleem niet in de psychologische zwaarte van het personage, maar in de diffuse manier waarop stemkunstenares Greetje Bijma haar body geeft. Op een letterlijk niveau is er geen woord te verstaan van wat Bijma krijst, gilt en bromt en ook haar theatrale lichaamstaal - een welhaast psychotische manier van spelen - zaait verwarring. Op haar grilligheid heeft Van Outryve bovendien zijn rusteloze score geënt. Het resultaat is een volstrekt chaotisch eerste halfuur. Groot pijnigt zich de hersenen om te snappen wat er aan de hand is, in de hoop dat aan afhakend klein te kunnen uitleggen.

Het kalf is niet helemaal verdronken, want een change of scene brengt visuele en spelmatige klaarte. Pamina (de piepjonge Hanna Al-Bender) blijkt met Papageno (Haider Al-Timimi) niet bepaald het groot lot getroffen te hebben, maar wanneer Tamino (een even jonge Ruben Hawer) toesnelt ter harer 'redding' maakt ze gedecideerd een einde aan het haantjesgedrag tussen de mannen. De wat simpele Papageno blijkt al de hele tijd met een identiteitscrisis te worstelen - is hij nu mens of vogel? Het zijn geestige en verrassende invullingen van iconische personages, maar de dramaturgische opbouw en overgang van de scènes langs alle kanten. Wanneer de zon eindelijk doorbreekt die van de Koningin een relict van de duisternis maakt, komt dat betekenisvolle moment (de overwinning van ratio op irrationaliteit) plompverloren uit de lucht vallen, als een dode duif. De altijd aanwezige kraaien (het kinderkoor van de Vlaamse Opera) hebben het nakijken.

Het strekt de Vlaamse Opera tot eer dat het twee durfals in huis hebben gehaald, maar het communiceren met een live publiek is een kunst. De vraag is of de Vlaamse Opera naast zijn infrastructuur ook zijn expertise met de makers heeft gedeeld. Zo niet, dan is het engageren van beide jonge makers geen samenwerking geweest, maar een inhoudsloze imagostunt.

www.vlaamseopera.be