Direct naar artikelinhoud

De glijbaan van de gezondheidszorg

De cijfers van de Koning Boudewijnstichting over de sociale ongelijkheid in onze gezondheidszorg zouden België wellicht nog wat lager op de ladder hebben gezet

Yvo Nuyens over de slechte plaats van ons land op de Euro Health Consumer Index

Yvo Nuyens is professor emeritus en voormalig programmadirecteur bij de WGO.@4 DROP 2 OPINIE:Volgens de Euro Health Consumer Index, die deze week is bekendgemaakt, is België in twee jaar tijd gezakt van de vierde plaats in 2005 naar de tiende plaats in 2007 in de rangschikking van klantvriendelijke gezondheidszorgsystemen in Europa, en dit op een totaal van 29 landen. Oostenrijk voert de ranglijst aan, gevolgd door Nederland (winnaar in 2005), Frankrijk (winnaar in 2006), Zwitserland en Duitsland, al dan niet toevallig allemaal landen die net zoals België het Bismarckmodel van sociale zekerheid en multipele verzekeringsinstanties hebben verkozen boven het Beveridgemodel van een nationale gezondheidsdienst.

Een in Brussel gevestigde denktank (Health Consumer Powerhouse) stelt deze index samen via een combinatie van openbare statistieken en onafhankelijk onderzoek, en neemt daarvoor vijf domeinen onder de loep: patiëntenrechten en -informatie, wachttijden voor gewone behandelingen, zorgresultaten, klantvriendelijkheid en toegang tot geneesmiddelen. Hiervoor werden 27 prestatie-indicatoren uitgewerkt.

Hoe scoort de Belgische gezondheidszorg op deze vijf domeinen? Een niet onbelangrijke vraag, want het antwoord hierop kan nieuwe, frisse en vooral patiëntvriendelijke inspiratie opleveren voor formateurs die nota's over "een zorgzamere samenleving" willen bijkleuren.

Eerst de goede punten. Inzake wachttijden scoort België niet alleen uitstekend, maar zit het zelfs aan de kop van het Europese peloton. Bij ons komt de huisarts inderdaad zonder uitzondering dezelfde dag nog over de vloer, is de directe toegang tot de specialist gegarandeerd, kun je een niet-acute operatie binnen negentig dagen verwachten, een MRI-scan binnen een week en kankertherapie binnen 21 dagen. Gelukkig werden er geen andere wachtlijsten in overweging genomen, maar voorlopig dus geen vuiltje aan de lucht. Dat in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Engeland en nieuwe Oost-Europese lidstaten die hier laag scoren.

Ook wat patiëntenrechten en -informatie betreft zitten we goed. We hebben inderdaad sinds een paar jaar een wet op patiëntenrechten met daaraan gekoppelde ombudsdiensten. De Belg heeft recht op een tweede opinie en op toegang tot zijn medisch dossier, maar het aantal huisartsen met een (elektronisch) medisch dossier blijft aan de lage kant. Het blijft uitkijken naar een catalogus met kwaliteitsranking voor aanbieders dan wel diensten. België voorziet voorlopig ook niet in een website of permanente telefoonlijn waar men met vragen over gezondheid(szorg) terecht kan.

Op de overige drie dimensies doen we het dan weer minder goed en zakken we af naar of beneden de grijze middenmoot. Het begint al met de outputs of, waar het uiteindelijk allemaal om draait, onze gezondheidsstatus. Sterven aan een hartinfarct in de eerste 28 dagen na hospitalisatie, zuigelingensterfte per duizend levend geboren baby's, kanker meer dan vijf jaar overleven, vermijdbare sterfte via secundaire preventie en hospitaalinfecties: het ziet er allemaal minder mooi uit als we bijvoorbeeld kijken naar landen als Nederland, Frankrijk of Zweden. Bovendien gaat het om gezondheidsindicatoren die niet zozeer met omgeving of levensstijl te maken hebben, maar waarbij integendeel de performantie van het zorgenaanbod een cruciale rol speelt. Niet te verwonderen dus dat de auteurs "beter waar voor geld" als belangrijke aanbeveling aan onze nationale beleidsmakers meegeven.

Ook inzake klantvriendelijkheid of generositeit van ons gezondheidszorgsysteem scoren we niet goed. De onderzoekers hebben dit gemeten aan de hand van het aantal cataractoperaties per honderdduizend mensen, de vaccinatiegraad voor de vier klassieke kinderziekten, het aantal nierdonaties per miljoen inwoners en het percentage dat in ons nationale gezondheidsbudget aan tandzorg wordt toebedeeld.

Heeft klantvriendelijkheid in de gezondheidszorg echter niet vooral te maken met financiele toegankelijkheid, gelijkheid in behandeling en solidaire verdeling van middelen? Daar gaat de survey evenwel aan voorbij. Misschien maar goed ook, want het onlangs gepubliceerde cijfermateriaal van de Koning Boudewijnstichting over de sociale ongelijkheid in onze gezondheidszorg zou België wellicht nog wat lager op de ladder hebben gezet.

Ook op de laatste dimensie behaalt onze gezondheidszorg eerder slechte punten. Die hebben onder meer te maken met de afwezigheid dan wel gebrekkige toegankelijkheid van een consumentvriendelijke geneesmiddelenvoorlichting, maar vooral met de uitermate lange tijdsduur, soms meer dan een jaar, tussen de registratie van een nieuw medicijn en het moment waarop het in het terugbetalingssysteem verschijnt. Ook de snelheid (of beter het ontbreken daarvan) waarmee nieuwe kankergeneesmiddelen aan het publiek ter beschikking worden gesteld, levert veel kritiek op. De auteurs van het onderzoek maken dan ook van een versnelde toegang tot nieuwe geneesmiddelen hun tweede centrale aanbeveling voor onze gezondheidszorg.

Hoewel we deze resultaten moeten situeren binnen ander cijfermateriaal over onze gezondheidszorg, onder meer van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), het Riziv en universitaire onderzoekscentra, heeft deze index het voordeel om vrij eenduidig en rechtlijnig een gebruikersperspectief aan ons nationale gezondheidsdebat toe te voegen. Wat op zich een goede zaak is. Intussen geeft het de Vlaamse regeringsonderhandelaars voer om over na te denken, zoals over hoe een federale gezondheidszorg te handhaven is of over hoe we een Vlaams model verder kunnen uitbouwen dat ons een consumentvriendelijkere gezondheidszorg met betere resultaten garandeert. Kortom, hoe we het best van de huidige glijbaan afgeraken.