Direct naar artikelinhoud

De goedkope trucs van een steenrijke demagoog

Non-fictie. De grootste fans van miljardair Donald Trump vind je paradoxaal genoeg onder de armste blanke Amerikanen. Twee nieuwe Amerikaanse bestsellers schetsen een beeld van de wanhoop en ontreddering die een vruchtbare voedingsbodem blijken voor Trumps demagogie.

In mijn New Yorkse buurt zag je tijdens de voorverkiezingen talrijke bordjes die steun proclameerden aan Bernie Sanders, en hier en daar ook enkele van supporters van Hillary Clinton. Maar als je door de streken reisde waar de armste blanke Amerikanen wonen, dan zag je overal 'Trump!'-bordjes in de voortuintjes staan. J.D. Vance's Hillbilly Elegy en Nancy Isenbergs White Trash helpen dit fenomeen begrijpen, ook al is geen van beide boeken geschreven met die expliciete bedoeling. De auteurs komen elk uit een verschillende ideologische hoek, maar toch zijn hun beschrijvingen verrassend eensluidend. Beiden focussen op de rurale blanke arbeidersklasse.

Hillbilly Elegy werd met lof overladen, vooral - maar niet uitsluitend - in de conservatieve pers. 'You will not read a more important book about America this year', schreef The Economist. The American Conservative noemde het 'the most important book of 2016'. 'You cannot understand what's happening now without first reading J.D. Vance', volgens dit blad.

Vance is zelf een conservatieve auteur, een medewerker van de rechtse National Review. Maar in tegenstelling tot de meeste van zijn geestesgenoten, schrijft hij met veel liefde over het meest misprezen segment van de Amerikaanse arbeidersklasse.

"Voor deze mensen," meent Vance, "is armoede een familietraditie. Hun voorouders waren dagloners in de zuiderse slaveneconomie, landarbeiders, later mijnwerkers en fabrieksarbeiders. Amerikanen noemen hen hillbillies, rednecks of white trash; ik noem hen buren, vrienden en familie."

Zijn boek is gedeeltelijk een autobiografie. Zijn familie was afkomstig uit de heuvels van Kentucky en emigreerde, samen met miljoenen anderen, om werk te zoeken in het meer industriële Ohio. Hij was nog een kind toen die streek, vanwege de vele fabriekssluitingen, een deel werd van wat The Rust Belt wordt genoemd.

Grappig en hartverscheurend

Zijn jeugd was geen pretje. Chaos, geweld, verslaving aan alcohol en drugs waren schering en inslag, niet alleen in zijn eigen familie maar ook in alle andere in zijn omgeving. Zijn grootvader was een alcoholist, zijn moeder was verslaafd aan heroïne en andere opiaten. Ze trouwde en scheidde vijf keer en had tal van vriendjes met wie ze voortdurend ruziemaakte. Ze probeerde heel hard om haar leven op het rechte pad te brengen, maar dat mislukte telkens weer door de demonen die ze van haar eigen moeder had geërfd.

De familie-incidenten die Vance beschrijft zijn soms grappig, maar vaker hartverscheurend. Tegelijk beschrijft hij de hillbillies als liefdevol en loyaal, bekommerd om elkaar, fier op hun eigen cultuur. De elites (de autoriteiten en de gegoede burgerij) behandelen hen neerbuigend en omgekeerd staan de hillbillies wantrouwend en vijandig tegenover de elites.

Zelfs progressieven voelen misprijzen voor de white trash, volgens Vance. Hij citeert zijn mamaw (oma) die zei dat de hillbillies de enigen zijn waar je nog zonder schaamte op kunt neerkijken. Zonder vrees om de 'politiek correcte' regels te breken door je schuldig te maken aan racisme of xenofobie.

Die mamaw was Vance's reddende engel. Zij zorgde ervoor dat hij op school bleef, dat hij slechte vrienden vermeed (ze dreigde hen omver te rijden als hij niet uit hun buurt bleef). Onder haar impuls nam hij dienst bij de mariniers, wat hem een studiebeurs opleverde. Hij studeerde rechten in Yale en begon aan een succesvolle carrière. Hij ging deel uitmaken van de elite.

Wat hem tot een uitzondering maakte. De meeste van zijn vrienden en familieleden bleven gevangen in armoede en uitzichtloosheid.

Geen uitweg

De vijandigheid jegens de elites is zo groot dat zij die zich proberen op te werken, door anderen beschouwd worden als verraders van hun gemeenschap (in arme zwarte milieus komt hetzelfde voor: zij die hun best doen op school worden beschuldigd van acting white). Dat is volgens Vance een zelfvernietigend aspect van de hillbillycultuur.

Hij verwijt liberals (linksen) dat ze enkel oog hebben voor de structurele oorzaken van de armoede en negeren hoe de hillbillycultuur vooruitgang in de weg staat.

Die cultuur is volgens hem doordrongen van een diep pessimisme, cynisme en hulpeloosheid. Hij ontkent niet dat daar structurele oorzaken voor zijn. Alleen in de decennia na de Tweede Wereldoorlog was er optimisme, schrijft hij. Maar door de sluiting van koolmijnen en staalfabrieken sloeg de hoop om in wanhoop. Noch de Democraten, noch de Republikeinen bieden een uitweg.

Daarom is de campagne van Trump "muziek voor hun oren", aldus Vance. Trump bekritiseert bedrijven die banen versluizen naar andere landen. Zijn apocalyptische toon resoneert met hun angst voor de toekomst. Hij vindt er plezier in om de elites te kwellen, net zoals ze zelf zouden willen doen. Hij veroordeelt de oorlogen van Bush en Obama. Het leger is populair bij de rurale blanken - vele jonge hillbillies nemen dienst - maar de teleurstelling over het gebrek aan duidelijke overwinningen en de behandeling van de oorlogsveteranen is groot.

Belangrijkst van al: Trump spreekt niet zoals andere politici. Zijn taal is slordig, hoekig, voor de vuist weg, in tegenstelling tot de gepolijste, ingestudeerde toespraken van Hillary Clinton. Dat maakt het voor hillbillies makkelijker om zich met hem te identificeren.

Vance's eigen vader is een typische Trump-supporter. "Natuurlijk weet ik dat hij onze problemen niet zal oplossen", zei hij tegen zijn zoon, "maar hij praat er tenminste over". Dat dit voor zijn vader en andere rurale blanken volstaat om Trump te steunen, illustreert volgens Vance hoe treurig het met de politieke conversatie in Amerika gesteld is.

Blank afval

Nancy Isenberg op haar beurt vertelt geen persoonlijk verhaal. Zij is een historica, maar wel een van de tegendraadse soort.

Amerikanen zijn volgens haar grondig geïndoctrineerd. Hun kennis van hun eigen geschiedenis is misvormd door hagiografie, mythes en vooroordelen. Op school en in de media krijgen Amerikanen steeds weer te horen dat ze in een uitzonderlijk land leven waar het klassensysteem is afgeschaft, waar iedereen de kans heeft om zijn American Dream te realiseren.

In werkelijkheid was Amerika altijd een hiërarchische maatschappij, gebaseerd op ras en klasse, stelt Isenberg. Voor een groot deel van de bevolking was en is de Amerikaanse droom een luchtkasteel. Dat geldt niet enkel voor de raciale minderheden, maar ook voor vele blanken, in het bijzonder de plattelandsbevolking.

De omschrijving 'white trash' ('blank afval') gaat al lang mee. De meerderheid van de Britten die in de 17de en 18de eeuw naar de Amerikaanse kolonie verscheept waren, werden door de autoriteiten geclassificeerd als 'waste people' en 'rubbish' . Het afval van Engeland kon in de Nieuwe Wereld gebruikt worden als goedkope arbeidskracht. Velen moesten jaren in semislavernij werken 'om hun reis af te betalen'.

De slavenhouders monopoliseerden de vruchtbare grond. De blanke armen bleven straatarm en veracht. Dat veranderde niet na de onafhankelijkheid. De min of meer heilig verklaarde Founding Fathers van de Amerikaanse republiek waren niet alleen zelf slavenhouders, ze koesterden ook een diepe minachting voor the lower class, zoals Isenberg overvloedig illustreert. De vaak geroemde president Thomas Jefferson vond dat ze beter gekweekt moesten worden, om het ras te verbeteren. "We doen het met ons vee, waarom niet met mensen?", schreef hij. Dat maakte hem een voorloper van de eugeneticabeweging.

Het is opvallend hoe vaak de upper class raciale termen gebruikte om de lower class te beschrijven. De blanke elite vond de plattelandsarmen een gedegenereerde soort, lager op de evolutieladder. Niet echt blank. "Hun huid heeft de kleur van vergeeld perkament", schreef een 19de-eeuwse commentator. Eugenetica - de verbetering van het ras door het steriliseren van 'gedegenereerden' - werd populair in de 20ste eeuw. President Theodore Roosevelt was een voorstander. Tegen 1931 hadden 27 staten sterilisatiewetten goedgekeurd. Wat toont dat sommige van Hitlers ideeën ook buiten Duitsland in zwang waren.

Isenberg exploreert ook hoe de massacultuur de vooroordelen over de white trash in stand hield. Zo fileert ze Hollywoodproducties als To Kill a Mockingbird (1960) en Deliverance (1972).

Dat er bij arme blanken een traditie van racisme bestaat, ontkent ze niet. De oorsprong daarvan situeert ze in de Burgeroorlog. Het gros van het zuiderse leger bestond uit arme blanken, maar die begonnen steeds meer te deserteren. De leiders van het zuiden maakten hen toen bang dat ze op hetzelfde niveau zouden komen te staan als de slaven, als het noorden zou winnen.

Politici in het zuiden hebben die tactiek sindsdien telkens opnieuw gebruikt. Verdeel en heers. Isenberg citeert president Johnson, die over het racisme van arme blanken zei: "Als je de laagste blanke man kunt overtuigen dat hij beter is dan de beste kleurling, dan zal hij het niet merken dat je hem besteelt. Geef hem iemand om op neer te kijken en hij maakt zijn zakken leeg voor u."

Arkansas Traveler-strategie

Isenbergs beschrijving van Andrew Jackson, die president was van 1829 to 1837, is fascinerend. De gelijkenis met Trump is treffend. "Het feit dat Jackson zich niet gedroeg als een conventionele politicus was een fundamenteel onderdeel van zijn aantrekkingskracht", schrijft Isenberg.

Jackson was aanmatigend, grof, opschepperig, een buitenstander die beloofde om in Washington schoon schip te maken. "Hij compenseert zijn gebrek aan argumenten met bezwerende uitspraken", schreef een tijdgenoot.

Hij beschimpte iedereen die het niet met hem eens was. Dat zijn tegenstanders hem onbeschofte manieren verweten, maakte hem alleen maar sympathieker in de ogen van het blanke proletariaat. Hij beloofde hen de grootgrondbezitters aan te pakken, maar daar kwam niets van in huis. Toch behield hij hun steun door zijn agressieve politiek tegen de indianen, die hij met geweld van hun land verjaagde. Hij gaf hun iemand om op neer te kijken.

Jackson gebruikte wat Isenberg de 'Arkansas Traveler-strategie' noemt. De naam komt van een oud volksverhaal over een politicus uit de grote stad die contact probeert te maken met een hillbilly, maar op een muur van wantrouwen stoot. Maar dan neemt de city slicker de viool van de hillbilly en speelt er een hillbillywijsje op, waarop de hillbilly hem met open armen verwelkomt.

Trump heeft alvast getoond dat hij die viool kan bespelen.