Direct naar artikelinhoud

Techniek blijft zorgenkind (vooral bij meisjes)

Techniek en wetenschap? Nog altijd lopen te weinig Belgische jongens en vooral meisjes er warm voor, zo stelt de OESO in een nieuw rapport. 'Op internationaal vlak bengelen we helemaal onderaan', zegt topman Dirk Van Damme.

Het Vlaamse onderwijs doet het, toch over het algemeen, goed. Maar dat betekent niet dat er in vergelijking met andere landen geen kwetsbare plekken zijn. STEM (Science, Technology, Engineering and Mathematics, zie kader) staat daarbij centraal, zo stelt OESO-topman Dirk Van Damme bij de presentatie van het jaarlijkse overzichtsrapport 'Education at a Glance'. Hij ziet hoe nog steeds te weinig Belgische (en Vlaamse) jongeren kiezen voor technische richtingen, zowel in het secundair als het hoger onderwijs.

Verschillende statistieken tonen een nogal somber beeld. Zo ligt het aantal STEM-gediplomeerden in onze huidige beroepsbevolking laag. Van de Belgische 25- tot 64-jarigen heeft iets meer dan een op de vijf hoger opgeleiden zo'n technische opleiding afgerond. Binnen Europa presteren Nederland, Portugal, Letland en IJsland slechter. Veel beterschap lijkt er op dit moment niet op komst. Slechts 19 procent van de nieuwe Belgische studenten koos in 2015 voor een STEM-opleiding. Van de 34 onderzochte landen ligt alleen het Nederlandse en Luxemburgse percentage lager.

Vrouwen kiezen nog minder vaak voor wiskunde, technologie of ingenieurswetenschappen. In de STEM-studierichtingen in het beroeps- en technisch onderwijs (bso en tso) behalen bijzonder weinig meisjes een diploma. Het gaat om zo'n 5 procent. In het hoger onderwijs is 22 procent van de nieuwe studenten in STEM-opleidingen een vrouw, terwijl het OESO-gemiddelde rond 30 procent schommelt. Geen enkel Europees land kan een lager cijfer voorleggen.

"Ik vind dit heel zorgelijk", zegt Van Damme. "We zien dat nog altijd te weinig jongeren voor STEM kiezen. Op internationaal vlak bengelen we helemaal onderaan. Volgens mij heeft dat te maken met de zogeheten achievement motivation. We zien in ons Pisa-onderzoek dat hard je best doen niet meteen voor veel Vlaamse jongeren een prioriteit is. Het kan ervoor zorgen dat te weinig jongeren de uitdaging van een ogenschijnlijk moeilijkere studierichting aangaan."

De Vlaamse regering lanceerde vijf jaar geleden het STEM-actieplan om meer jongeren, vooral ook meisjes, warm te maken voor wetenschap en techniek. Minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) geeft aan dat er een positieve evolutie zichtbaar is. Het aantal meisjes in STEM steeg in het vijfde jaar secundair onderwijs van 27,4 procent in het schooljaar 2010-2011 naar 30,1 procent in 2015-2016. In het hoger onderwijs tekent zich over dezelfde periode eveneens een stijging van enkele procent af.

Eindtermen

Wel stelt Crevits dat er in het tso en vooral het bso nog veel groeimarge bestaat. "Veel jongeren kiezen in het bso nog steeds voor bijvoorbeeld kantoor, terwijl technische richtingen veel meer kansen bieden op de arbeidsmarkt. We zien verder dat de leerkrachten ook in STEM vaardig moeten maken, zodat zij leerlingen kunnen enthousiasmeren. Zo gaan vanaf dit najaar honderd leerkrachten op bezoek bij bedrijven waar wetenschap en techniek een belangrijke rol spelen. Als het werkt, zullen we dit project in de volgende jaren uitbreiden."

Ook in de politieke discussie over de eindtermen, de minimumdoelen die een groep leerlingen moet behalen, heeft STEM een plaats. Begin deze maand werd duidelijk dat het Vlaams Parlement in dat verband wiskunde, wetenschappen en technologie als een van de veertien sleutelcompetenties ziet. "We moeten wiskundige en wetenschappelijke competenties in alle studierichtingen, zowel in het secundair als hoger onderwijs, verankeren", zegt Van Damme. "STEM moet ook in de eindtermen van meer studierichtingen komen. Leerlingen hoeven niet allemaal topwiskundigen te worden, maar we moeten wel iedereen brede basis geven."