Direct naar artikelinhoud

PEETERS

Auteur en freelancejournalist Marnix Peeters (50) schrijft een tijdlang vanop zijn berg in de Oostkantons. Zijn laatste roman Niemand hield van Billie Vuist verscheen in 2015.

Mijn neef Sander was op bezoek, samen met zijn vriendin Jana, waardoor er twee Jana's in huis waren, wat leidde tot een voortdurende onnozele verwarring - waar is Jana? Ik ben hier. Nee, Jána. Haha.

Sander is drummer bij Whispering Sons. In het begin vond ik er niet zo veel aan. Ze deden té hard hun best om te klinken alsof ze uit de jaren tachtig waren. Maar hun zangeres, een doorschijnend blond meisje van twintig dat Fenne heet, is duizelingwekkend snel gegroeid; ze klinkt nu als de dochter van Nico en als het geheimzinnige nichtje van Anne Clark. Ze is tenger en schuw, maar haar stem is als een zware draperie in een oud donker herenhuis. Dat lijkt een schamele vergelijking, maar wie het hoort, weet meteen wat ik bedoel.

Sander zei dat hij hoopte nog een tijdlang voort te kunnen studeren, want dat hij nog geen zin heeft om te gaan werken.

Raar, zat ik te denken. Ik herinner me die breuklijn niet, in mijn eigen leven. Dat er een moment was waarop het ernst werd. Ik herinner mij jaren van landerigheid, van tappen in cafés, reizen, schrijven en snuffelen, en van ruziën met jezelf, als kempenzoontje in de grote stad. Je branie een plaats geven.

Ik zei: je keek ertegenop en iedereen zei dat het een verloren jaar zou zijn, maar eigenlijk heeft de legerdienst mij een grote dienst bewezen. Zolang je die nog moest vervullen, was je vrij van elke druk. Je kon geen echt werk gaan zoeken, alle activeringsinstanties lieten je met rust, zelfs je moeder vroeg niet hoe het zat. Het was een schitterende luwte, een soort van vagevuur tussen je jeugd en wat er op zou volgen, waarin je op je gemak wat kon schrijven en snuffelen.

Tof, zei Sander.

Het zou niet mogen dat je het als iets dreigends ervaart, zei ik. Het punt waarop het Leven begint. Uit met de pret. Met een laptoptas om de schouder de donkere spelonk van de realiteit in. Het zou een vrolijke uitdaging moeten zijn in plaats van een plek waar je schoorvoetend en met hangende schouders naartoe sloft.

Zo erg is het nu ook niet, zei Sander, maar ik was op dreef.

Het is net als met vrijgezellenfeesten, zei ik. Daar hangt ook altijd een rouwsfeertje rond. Er worden - hoe schalks ook - elegieën voorgedragen: je draagt je vrijheid ten grave, je stapt, een laatste keer ongeremd bier zwelgend en mogelijk nog één keer zat naar de hoeren, de tempel van de toerekeningsvatbaarheid binnen. De hel van het huwelijk.

Terwijl het toch wel meevalt, riep mijn vrouw vanuit de keuken, waar zij chocoladekoekjes voor ons aan het bakken was.

Ik zette dan maar een plaat van The Crusaders op, met Randy Crawford. Bepaald geen zware draperie.

Dát swingt, zei Sander verbaasd.

Phoe, zei Jana de jongere bewonderend, terwijl ik op de hoes naar het bouwjaar speurde.