Direct naar artikelinhoud

Zeg geen streetart tegen echte straatkunst

De tweede editie van public art-festival The Crystal Ship kwam er sneller dan verwacht. Maar opvallende locaties en een gevarieerde selectie kunstenaars maken van Oostende opnieuw de culturele koningin aller badsteden. De Morgen ging een dag lang op een culturele trip langs de kust.

"Mama, hoe doet die meneer dat?" Het is iets na de middag, de zon staat op haar hoogste punt, en in de Kapellestraat, de drukste winkelstraat van Oostende, houdt de massa halt voor een work in progress. Een jongetje van een jaar of zes staart met open mond naar Alexis Diaz: de Puerto Ricaanse kunstenaar is er, samen met een kompaan, druk bezig om zijn bijdrage aan het Oostendse kunstfestival The Crystal Ship af te werken.

Het is een ronde compositie, met een potvis, een vinvis, en een skelet met een meerminnenstaart: een memento mori dat tegelijk mythisch en modern is. De kunstenaar liet zich losjes inspireren door het wapenschild van Oostende - de kenmerkende sleutels uit dat embleem moet Diaz nog schilderen - en vult zijn ontwerp met engelengeduld én heel veel fijne penseelstreepjes.

"Mama hoe doet die meneer dat?", vraagt het jongetje nog eens, terwijl Diaz' tekening beetje bij beetje de finishing touches krijgt.

"Ja, schatje", klinkt het twijfelend bij zijn moeder. "Die meneer is een kunstenaar, hè."

Hoe schoon: het kunstenaarschap als verklaring voor wat moeilijk te verklaren valt. Het zal Bjørn Van Poucke, curator van The Crystal Ship, deugd doen: zijn festival wordt nog te dikwijls voorzien van het label streetart, vertelde hij ons tijdens de voorbereidingen.

"Over streetart wordt te vaak denigrerend gesproken. Kunstenaars worden weggezet als vandalen die wat graffiti op de muur spuiten. Dan zeggen de mensen: het is máár streetart. Terwijl dit gewoon kunst is." Als het van Van Poucke afhangt, noemen we The Crystal Ship simpelweg 'kunstfestival'. Maar omdat die vlag de unieke lading niet dekt, houden we het op de gulden middenweg - public art.

Want dat deze kunstwerken, een twintigtal in totaal, zich in de publieke ruimte plaatsen, is een van hun grootste en meest onderscheidende kenmerken. Het is kunst die naar de mensen komt - de omgekeerde beweging gebeurt natuurlijk ook, maar waar Alexis Diaz en zijn collega's in slagen, is om confronterende en toch toegankelijke werken te maken.

De meeste werken uit de catalogus van The Crystal Ship hebben - ook dankzij hun vaak indrukwekkende afmetingen - een stevig in your face-gehalte, waar je maar moeilijk omheen kunt. Winkelende toeristen en kuierende Oostendenaars houden halt voor de zwart-witte herinterpretatie van het Oostends wapenschild, en wanneer Diaz - zwarte outfit, dito zonnebril - even van zijn kraan kruipt om het overzicht te kunnen bewaren, kun je hem nog even spreken ook.

"We zijn vorige week zondag begonnen", vertelt Diaz ons. "En we zijn sindsdien aan het doorwerken. Er is hier veel straatverlichting, het is heel helder 's nachts, dus we kunnen lang doorwerken. We slapen maar drie uur per nacht. De rest halen we wel in op het vliegtuig."

Verboden op het werk

Wie, zoals wij, tijdens het openingsweekend al afzakte naar Oostende, kon naast Alexis Diaz nog enkele andere kunstenaars live aan het werk zien - een gelegenheid waar veel bezoekers en kunstliefhebbers gebruik van maken. Dat blijkt niet alleen uit de troepjes mensen die we met plannetjes en brochures door de Oostendse binnenstad zagen struinen, maar ook uit de bezoekersschattingen van de week voor de opening. "De afgelopen week zijn er al zo'n 6.000 mensen komen kijken naar de creaties van de werken", vertelt Van Poucke aan The Cosy Corner, een Britse pub die door de Franse kunstenaar Levalet werd opgefleurd met vier zelfportretjes in zwarte inkt. "Ik wil me niet blindstaren op cijfers, maar het is toch belangrijk dat deze kunst een draagvlak heeft. Want zij moeten ermee leven."

De tweede editie van The Crystal Ship, die er wegens het overweldigende succes van de eerste een jaar vroeger is gekomen dan voorzien, is geen vervolg. Wel een uitbreiding, want de muurschilderingen van vorig jaar kun je nog allemaal bezoeken. Wie van het centrum voorbij Petit Paris loopt, op zoek naar de muur die de Noor Henrik Uldalen heeft opgefleurd, kan zo nog creaties van Disorderline en Robert Montgomery meepikken.

"Verboden op het werk te komen", staat er op een hek aan de hoek van de Velodroomstraat en de Maria-Theresiastraat, waar statige art-nouveauhuizen de vroegere chic van Oostende in leven houden. We hopen maar dat het over de straatwerken gaat, en niet over de muurschildering van Uldalen. Die is net af wanneer we arriveren: op een gevel van een meter of vijftien heeft de Noor een surrealistisch portret gemaakt, van een vrouw wier hoofd vervliegt door de tijd.

"Het is nog maar mijn derde muurschildering ooit: normaal werk ik vooral op doek", legt Uldalen uit, terwijl hij de spatjes verf van z'n schoenen veegt. "Ik was ook een beetje nerveus toen ik deze buurt zag: het is een mooie gevel, geen betonnen muur die dringend moet opgevrolijkt worden, en ik wilde de buurt hier niet verpesten. Maar de bewoonster is wel heel tevreden, denk ik. Ze kwam me elke dag taartjes brengen."

Laatste lijntjes

Een gevel die wel dringend wat opfleuring kon gebruiken, is die van de achterkant van de Delhaize, aan de Perronstraat. Eigenlijk gaat het om vier brede muren, opgetrokken uit anonieme bakstenen, maar nu voorzien van een abstracte verzamelingen felle kleuren. De schuldige? Hell'O Collective, de naam waaronder Brusselaar Jerôme Meynen opereert. Vroeger deed hij dat met zijn kompanen Antoine Detaille en François Dieltiens, nu gaat hij alleen verder. Al krijgt hij voor de laatste loodjes hulp van enkele collega's, die sneller klaar waren met hun eigen muur. "Jerôme kon nog wat hulp gebruiken", stelt Wouter Persyn, de winnaar van de talentenjacht, terwijl hij met een fijne rolborstel de laatste lijntjes inkleurt van een immense schildering.

Niet elke kunstenaar werkt overigens graag voor het oog van het publiek. Van Phlegm weten we dat hij een Brit is, afkomstig uit Sheffield, maar daar houdt het op. Een naam kennen we niet, en de muur die hij zich eigen heeft gemaakt, ligt aan een werf in de Vuurtorenwijk, een eind buiten het centrum. Cultuur is de mooiste manier om een stad te leren kennen - ook de minder mooie plaatsen, die toeristengidsen achterwege laten en zongebrande badgasten mijden. "The streets are fields that never die", zongen The Doors al. We omarmen die oneindigheid van dit openluchtmuseum, en trekken verder.

We nemen de kusttram ernaartoe - twee haltes vanaf het station - en komen voor het eerst in deze buitenwijk van de badstad. We zijn niet de enigen: onder het gekrijs van de meeuwen hebben ook enkele andere kunstliefhebbers de weg naar de Vuurtorenwijk gevonden. Ze zien er een kolossaal werk, in zwart-wit, met diepe contrasten. De surrealistische, retro-industriële toon van Phlegms muur sluit perfect aan bij de locatie, en de bizarre, griezelig-komische figuren halen herinneringen op aan zowel Maurice Sendaks Where the Wild Things Are als aan het groteske oeuvre van Hiëronymus Bosch.

Het is niet het enige werk dat herinneringen aan klassieke meesters ophaalt. Wie nog frisse benen heeft, staat op een kwartiertje aan de oever van de Spuikom, een van de meest pittoreske locaties in Oostende. Op een gevel van dik twintig meter hoog heeft de Amerikaan Axel Void 'Leven' gemaakt, een immens portret van twee vrouwen in omhelzing. Door de wazige vormen en kleuren lijkt het een 21ste-eeuwse ode aan de Franse impressionisten die rond het fin de siècle het mooie weer maakten. Wat je zegt: dit is niet 'maar streetart'.

Laat het een aanmoediging zijn om verder te kijken dan de werken die in het stadscentrum te zien zijn, al zijn er ook daar een paar niet te missen creaties te zien. Sommige zijn vrolijk en optimistisch, zoals de fleurige gevel van de Argentijn Pastel, andere daarvan zijn eerder confronterend en wrang. Neem nu 'Inflatable Refugee', een installatie van Schellekens en Peleman. Het zes meter hoge beeld van een bootvluchteling, dat op verschillende locaties door Oostende dwaalt, is brandend actueel en duwt de actualiteit in je gezicht. Dat toeristen de noodzaak voelen om in de voorgrond breed glimlachend selfies te nemen, maakt de boodschap alleen maar wranger.

Niet dat je niet gebaat bent met een goed functionerende camera. Om het werk van de Argentijn Bosoletti, die een gevel op het Achturenplein mocht opvrolijken, in volle glorie te bewonderen, héb je een goede foto en bijhorende fotoshop-skills nodig. Bosoletti maakte een 'negatiefwerk'. De schoonheid van zijn vrouwenportret zie je pas wanneer je een negatiefbeeld van de gevel ziet. Toeschouwers helpen elkaar om op hun smartphones en camera's de juiste functie te kunnen vinden, om door een gekleurde bril naar het Argentijnse werk te kunnen kijken. Hadden we al gezegd dat deze public art ook een sociale factor heeft?

Het mooiste voorbeeld daarvan is misschien wel het werk van de Bruggeling Stefaan De Croock, alias Strook. Hij maakt geen schilderijen, wel houten installaties. Om de grijze, modernistische gevel van de appartementen boven de toeristische dienst van Oostende wat meer kleur te geven, maakte hij een abstract portret van houten panelen. Dat hij daarvoor enkele ramen moest dichtmaken, namen de bewoners er graag bij.

Strandcabines

"Het is het grootste werk dat ik al gemaakt heb", vertelde Strook ons afgelopen week. "De persoon op het portret kijkt naar de zee, en al het hout dat ik hiervoor heb gebruikt, komt uit Oostende. Op die manier bepaalt de stad de kleuren van het werk. De blauwe zijkanten zijn de binnenkanten van strandcabines, maar ik heb ook hout gesprokkeld op scheepswerven. En ik heb zelfs planken van de Mercator (de iconische driemaster die nu dienst doet als museumschip, EWC) mogen gebruiken."

Strooks werk hangt op het Monacoplein. In de schaduw van het Kursaal, zouden we bijna zeggen, ware het niet dat het kleurrijke portret hoog boven het plein uittorent, en dat de middagzon de geverniste planken doet glanzen. De afgebeelde figuur kijkt niet enkel naar de zee, maar ook naar een kunstig art-nouveauhuis, het enige dat hier nog staat tussen alle naoorlogse nieuwbouw. Het lijkt de ietwat vergane, culturele grootsheid van de koningin aller badsteden, ooit de thuisbasis van kunstenaars als James Ensor en Léon Spilliaert, weer nieuw leven in te blazen.

Een nobel streven, en dankzij The Crystal Ship komt het weer een stuk dichterbij. Mama, hoe doen die kunstenaars dat toch?

Het Achturenplein is het startpunt van The Crystal Ship in Oostende. Het volledige programma vindt u op thecrystalship.org