Direct naar artikelinhoud

De leraar van morgen leert het niet

Wie leerkracht wil worden, moet aan bepaalde minimumeisen voldoen. Dat zeggen onderzoekers in een evaluatie van de lerarenopleidingen in Vlaanderen. Nu komen te veel studenten uit het technisch of zelfs beroepsonderwijs, en blijken ze ook aan de finish niet klaar om voor de klas te staan.

Zes jaar nadat ze hervormd zijn, moeten de Vlaamse lerarenopleidingen opnieuw fors bijgestuurd worden. Tot die conclusie komt een onderzoek van de UGent en de VUB, dat morgen wordt voorgesteld door minister van Onderwijs Pascal Smet (sp.a).

Een van de grootste problemen is de kwaliteit van de instroom. Leraar is niet langer een beroep met prestige en dat vertaalt zich, toch aan de hogescholen, in een gewijzigde instroom. Uit het rapport blijkt dat in het academiejaar 2010-2011 een op de vijf kleuterleidsters in spe uit het beroepsonderwijs kwam. In de groep die zich klaarstoomt voor een job in de lagere jaren van het secundair onderwijs zitten zelfs meer studenten met een tso-achtergrond (48 procent) dan met een aso-vooropleiding (43 procent).

Niet voorbereid

Het rapport haalt klachten van de opleidingen over 'een zwak niveau' en 'weinig motivatie' aan. "Het tekort aan gerealiseerde basiscompetenties bij leraren wordt als gevaar gezien voor de beeldvorming over het beroep van leraar", aldus de studie. Omdat de meningen over een eventueel ingangsexamen, zoals voor de opleiding geneeskunde, erg verdeeld zijn, beperkt de evaluatie zich tot de vraag aan politici om na te denken over bepaalde minimumeisen voor wie wil starten met een lerarenopleiding. "Het is onvermijdelijk dat het beleid aan zet is", aldus het rapport.

Maar het ligt niet allemaal aan de studenten. Ook bij de docenten zijn er problemen. Aan de evaluatie is een ruime rondvraag gekoppeld. Daaruit blijkt dat zowat iedereen het een meerwaarde vindt wanneer een docent zelf ervaring heeft opgedaan voor de klas. Toch blijkt maar 56 procent van de docenten in de lerarenopleiding in dat geval te zijn. In de opleiding kleuteronderwijs gaat het zelfs maar om vier op de tien. Als ze al zelf les gegeven hebben aan kinderen is dat doorgaans maximaal vijf jaar.

Wat ze aanleren, is dan ook niet altijd voldoende. Zo zeggen opleidingen en studenten dat ze klaargestoomd worden om voor klassen met een erg gemengd publiek te staan, maar de schooldirecteurs hebben een heel andere mening.

"Schoolleiders geven overwegend aan dat beginnende leraren 'niet' of 'in beperkte mate' zijn voorbereid op het functioneren in diverse contexten. Dat geldt voor alle lerarenopleidingen(dus ook de universitaire en die in de centra voor volwassenonderwijs, KH/RA)en dit zowel voor de voorbereiding om omgaan met diversiteit, het functioneren in een grootstedelijke context als in diverse onderwijsvormen", aldus de tekst.

Met andere woorden: ze kunnen lesgeven aan het doorsnee Vlaamse kindje in een klassieke plattelandsschool, maar zet ze in een multiculturele klas in Antwerpen en ze verzuipen.

Automatische piloot

De lerarenopleidingen zelf blijven bij hun standpunt dat ze het wel goed doen. "Wij besteden heel veel aandacht aan bijvoorbeeld diversiteit", zegt Wim Bergen, departementshoofd lerarenopleiding aan de KH Leuven. "Maar het probleem is dat jonge leerkrachten vaak net voor de allermoeilijkste klassen gezet worden. Op zulke momenten gaan ze op automatische piloot en beginnen ze lessen op routine te geven. Heel veel bagage die ze tijdens de opleiding kregen, leggen ze tijdelijk opzij."

Wat al veel zou kunnen helpen is een betere startbegeleiding. Het rapport pleit voor een 'ingroeijaar' met veel ondersteuning en bijsturing. Wat ook terug zou moeten komen, zijn de mentoruren. Dat bepleitte onder meer Vlaams Parlementslid Jos De Meyer (CD&V) gisteren nog in een parlementaire vraag. "Jonge leerkrachten moeten meer begeleiding krijgen", zegt hij. "Er waren mentoruren, maar ze zijn afgeschaft door besparingen. Dat is een beslissing die nog steeds te betreuren valt."

Minister Smet wil nog geen commentaar geven, noch op de studie, noch op de beleidsaanbevelingen. Wel zou hij van plan zijn om zes werkgroepen op te richten die tegen de komst van de volgende regering klaar moeten zijn met een resem aanbevelingen om onder meer de instroom te verbeteren, de inhoud op punt te stellen, de expertise van de opleiders te definiëren en de stage te regelen.