Direct naar artikelinhoud

Chinese arbeiders verenigen zich om hogere lonen te eisen

Het Chinese werkvolk roert zich. De stakingen in vooral Japanse en Taiwanese bedrijven in China verspreiden zich tot ver buiten de delta van de Parelrivier. In Shanghai, Shenyang en Xi’an legden arbeiders het werk neer om hogere lonen te eisen. De enige toegelaten vakbond, de ACFTU, wordt opgeroepen om zich meer als vehikel van de arbeiders te profileren. Wat is er toch aan de hand in de fabriek van de wereld?

Bedrijven en overheid beseffen dat loonsverhoging leidt tot meer binnenlandse consumptie

PEKING

Bedrijven als Foxconn en Honda kondigden loonsverhogingen aan, tal van lokale overheden trokken het minimumloon op. Pessimisten gewagen van een einde van de goedkope ‘made in China’, maar er is best wat ruimte voor hogere lonen. In de voorbije vijftien jaar overtroffen de productiviteitsstijgingen ruimschoots de loonsstijgingen.

De stakingen bij de Chinese vestingen van de Japanse autoconstructeur Honda zijn vorige week nog maar geëindigd met een loonsverhoging van 25 procent voor duizenden arbeiders of er komen nieuwe berichten van stakingen. Andermaal bij Honda, maar evengoed bij andere, voornamelijk Taiwanese en Japanse bedrijven. Zo legden 900 arbeiders op 3 juni het werk neer in twee vestigen van de Japanse naaimachinefabrikant Brother in Xi’an. De staking duurde een week. Wat er uit de brand werd gesleept, is voorlopig onduidelijk. Eerder kwamen er berichten over looneisen bij de vestigingen van KFC in het noordoosten van het land. Maandag vielen er 50 gewonden bij het Taiwanese KOK in Kunshan, nabij Shanghai. Er werden 30 arrestaties verricht. 2.000 werknemers verlieten er de assemblagelijnen uit protest tegen de te lage lonen en de onacceptabele werkomstandigheden.

Experts sluiten uit dat er sprake is van een regionaal of nationaal georganiseerd verzet. De enige toegestane vakbond is de ACFTU en die is vaak niet bij de staking betrokken, behalve dan als zogenaamd bemiddelaar tussen werknemers, lokale overheid en fabrieksmanagement. “Het Probleem is dat ACFTU geen op de werkvloer georganiseerde bond is, maar een overheidsbureau met een provinciale, stedelijke en district-organisatie”, zo schrijven de onderzoekers van het onafhankelijke China Labour Bulletin in ‘Going it alone’ (herfst 2009). “De rol van ACFTU bestaat erin de overheid te assisteren bij het handhaven van de sociale orde. Ze staat werkers alleen bij als hen al onrecht is aangedaan. Bovendien handelt ze volgens de wil van de overheid en kan alle hulp ook weer verdwijnen na een politieke koerswijziging.” De onderzoekers besluiten met de aanbeveling aan de ACFTU om “haar rol als echte voorvechter van de arbeiders te vervullen en rechtstreeks verkozen eenheden in te stellen op bedrijfsniveau”. Dat argument wordt de jongste dagen ook overgenomen in overheidspublicaties. Zo publiceerde het Volksdagblad afgelopen weekend een artikel waarin ACFTU-toplui zelf stellen dat de bond “actiever moet optreden”.

Dat er in afwezigheid van militante bonden toch een soort van copycateffect ontstaat, heeft verschillende gronden. Vooreerst is het internet met 408 miljoen gebruikers een zeer groot, mobiel en snel forum. Het nieuws dat stakingen niet langer per definitie leiden tot baanverlies en repressie maar tot een substantiële loonsverhoging, is een welkome aanmoediging voor tientallen miljoenen rurale migranten die hun lonen in de voorbije vijf jaar nauwelijks zagen stijgen, terwijl de welvaartskloof tussen hen en de opgeleide stedelingen juist bleef groeien.

Bovendien heeft de overheid daar nu ook steeds meer aandacht voor. Enerzijds is er de voortdurend herhaalde retoriek over de noodzaak aan een “harmonieuze maatschappij”, tegelijk beseft Peking dat de binnenlandse consumptie alleen kan worden gestimuleerd als de lonen van de rurale migranten stijgen. Dat verklaart waarom er in de media ook steeds meer informatie en onderzoeksresultaten opduiken, wat ook aanmoedigend werkt.

Een andere verklaring ligt in de grote gsm-verspreiding: meer dan één Chinees op twee belt anno 2010 mobiel, wat snelle en makkelijke communicatie garandeert.

Een laatste oorzaak zien verschillende Chinese sociologen in de sterk veranderde verwachtingspatronen van de huidige rurale migranten. Deze generatie is in hoofdzaak na de lancering van de opendeurpolitiek in 1979 geboren. De grauwe ellende die hun ouders in hun jeugd veelal meemaakten, werd hen bespaard en ze groeiden op met televisie en veel hogere verwachtingen. Doe daar nog de demografische omwenteling bij - het feit dat het arbeidspotentieel in de groep van 19-25-jarigen door de eenkindpolitiek met een vijfde is afgenomen - en je komt uit bij grotere arbeidsonrust.

Maar waarom speelt het gros van de onrust zich af in Taiwanese en Japanse bedrijven? Waarnemers menen dat het te maken heeft met het feit dat de eigenaren van die fabrieken doorgaans geen echt goede relaties hebben uitgebouwd met de plaatselijke autoriteiten en bijgevolg niet steeds een beroep kunnen doen op de lokale politie om onrust in te dijken.

Sommigen beweren dat de stakingen en de daaruit voortvloeiende hogere lonen - 11 provinciebesturen hebben dit jaar al het minimumloon verhoogd - zullen leiden tot het vertrek van buitenlandse investeerders. Daar hoeft niet meteen voor te worden gevreesd. Uit onderzoek van Nomura blijkt dat de productiviteit tussen 1994 en 2008 jaarlijks steeg met 21 procent terwijl de arbeidskost in diezelfde periode met 13 procent de hoogte inging. De productiekost per eenheid daalde dus. Bovendien blijken de meeste buitenlandse producenten in China een hogere winstmarge te hebben dan in Japan of in de VS. En er is ook nog altijd de mogelijkheid om uit te wijken naar minder ontwikkelde en dus goedkopere regio’s van China.