Direct naar artikelinhoud

De onstuimige oerknal van Lucebert

Net toen we dachten Lucebert compleet te hebben, worden de unica uitgegeven die hij voor vrienden maakte. Met tekst en beeld, alsof je zijn oerknal aanschouwt.

Lucebert debuteert opnieuw. Van de schilder en dichter die geboren werd als Lubertus Jacobus Swaanswijk (1924-1994), de grootste van Nederlands 20ste-eeuwse experimentelen, leken we met de uitgave van de Verzamelde gedichten, verschenen in 2002 en bijna 900 pagina's tellend, alle teksten in huis te hebben. Maar met de aanstaande facsimile-uitgave van de unica, acht boekjes die Lucebert in de jaren 1949-1951 schilderde, knipte, plakte en schreef voor dierbaren in een oplage van één exemplaar, komen er niet alleen een groot aantal afbeeldingen, maar ook 27 nieuwe teksten bij. Stammend uit de fameuze begintijd van de Vijftiger, wiens eerste bundel Triangel in de jungle ook in 1951 verscheen.

Vonken

Dat is zo verheugend, en deze editie is zo oogverblindend uitgevoerd dat je meteen heen en weer begint te bladeren, alsof jij zelf degene bent die deze cadeautjes van Lucebert heeft gekregen. Je vraagt je dan al niet eens meer af of het wel mag en kan, een unicum reproduceren. Van een unicum is de eerste betekenis immers dat er maar één van is, en zo waren ze ook bedoeld: voor goede vrienden, een huwelijk, en de meeste voor Frieda Koch, de eerste vrouw van Bert Schierbeek, die een paar jaar later van haar zou scheiden nadat ze ook met de onstuimige en inwonende Lucebert een verhouding had gekregen en er een ingewikkelde ménage à trois was ontstaan.

Alles kan, in deze gedichten, collages en tekeningen, die op de simpelste manier zijn vervaardigd: een paar A4'tjes, dubbelgevouwen, draadje of nietje erdoor - en die nu een fortuin zouden opbrengen. Alles kan, en alles kan sámen: in latere jaren was Lucebert óf met gedichten óf met tekeningen bezig, maar in dit vroegste werk komen ze bijeen. Het is alsof we plotseling een blik op de bron werpen, de krachtbron waaruit het gigantische en invloedrijke oeuvre van Lucebert tevoorschijn is gespoten als een kleurrijke fontein.

In de begeleidende tekst doet criticus Piet Gerbrandy een paar voorstellen voor interpretatie, hoewel hij zijn onzekerheid over de betekenis van de vele neologismen en mysterieuze verzen niet kan verbergen: "Dat we ons bij 'heupgewei' een mannelijk geslachtsorgaan mogen voorstellen, wordt bevestigd door de afbeelding waar de tekst overheen geschreven is, want uit een bodem die tegelijkertijd oog en mond zou kunnen zijn, rijzen een fallus en een gewei op, die overigens ook gezien kunnen worden als een paddenstoel en een struik."

Misschien is het beter niet meteen te kiezen - Gerbrandy komt later ook nog met een penetratie, een vulva en een toefje schaamhaar aanzetten - maar ons eerst te verwonderen over het aantal mogelijkheden dat de uitbundige kunstenaar ons aanreikt, zeventien jaar na zijn dood.

Aan alles zie je dat hij iets nieuws doet. Hij barst open en leeft zich uit, als een kanon dat over de naoorlogse stilte davert. "berooid te huis dat nooit mijn eigen is / leef ik van erbarmen en van ergernis / en word leger langzaamaan en armer / aan veel genegenheid voor velen/ negeer de deur maar nader een warmer / wijder uitgang naar de wereld". Actie en vitaliteit, de klassieke beelden en taal worden omgewoeld om verder te kunnen: hier is de nieuwe tijd begonnen. "Je armen slaan een steen van water uiteen."

Vanzelfsprekend omvat het vuur dat in hem brandt ook dat van de liefde: "niemand is nog moe, noch ik / wij die de jaren vallen zien en gaan / de klokken dampen en vochtig slaan / er ligt een lichaam nat in het naakte ogenblik". De energie en de originaliteit blijven ook na zestig jaar vonken.

Oude kop

In de laatste bundel die tijdens Luceberts leven verscheen, Van de roerloze woelgeest (1993), stond in het gedicht 'schimmenspel' te lezen hoe het bijna een halve eeuw later zou aflopen: "achter grendels achter al het vagere gekeuvel / draag je hijgend zand aan voor een hoge heuvel / die je dan met wankele tred beklimt tot de top / daar aangekomen stijg je langzaam op / in mist en stilte verdwijnt je oude kop".

In 2011 doemt hij als twintiger weer uit de mist op. En hoe. Met unica voor iedereen.