Direct naar artikelinhoud

De whereabouts van het Vlaamse sportleven

Onderzoekers van de KU Leuven hebben in een nieuw boek Vlaanderen sport! het Vlaamse sportleven vakkundig gedissecteerd. Wie, wat, waar, waarom: het boek giet de whereabouts van de sportende Vlaming in cijfers en letters.

De Vlaming sport meer dan ooit

Vlaanderen sport! is veel meer dan een momentopname en vergelijkt het verleden cijfermatig met het heden. Eén ding komt in het boek erg nadrukkelijk naar voren: nooit eerder werd er in onze contreien zo actief gezweet. Het onderzoeksmateriaal van de KU Leuven gaat terug tot 1969 en bevat ook cijfers van '79, '89, '99 en '09. Tienjaarlijks werd het oorspronkelijke onderzoek van 1969 overgedaan. En altijd zag men de sportparticipatie van volwassenen en kinderen stijgen. Was dat eind jaren zestig voor de heren en dames nog minder dan vijftien procent, is dat vandaag al gestegen tot ruim zestig procent.

"Daar heeft de overheid mee voor gezorgd", zegt Jeroen Scheerder (onderzoeksgroep Sport- en Bewegingsbeleid aan de KUL), die het onderzoek mee in goede banen leidde. "Eind jaren zestig werd sport een Vlaamse bevoegdheid. Voor het eerst werden er campagnes opgericht om de Vlaming aan het sporten te krijgen. Voordien was sport strikt afgebakend. Een sporter, die had een lidkaart en deed mee aan wedstrijden. Punt. De voorbije decennia werd sport breder, werd het losgekoppeld van de competitie en kwam de meerwaarde van recreatiesport naar boven."

De initiatieven sloegen aan. Eind 1979 was zowat de helft van Vlaanderen in beweging. "Nadien viel het wat stil. In de jaren tachtig zat de bevoegdheid voor sport vooral in de portefeuille van de liberalen. Grote overheidsinitiatieven waren er toen niet. De gevolgen van de crisis waren nog voelbaar en bovendien was er de commercialisering van de sport."

Jane Fonda komt uit de States overgewaaid, draait met haar kont en de Vlaming, die draait mee. Wat begint met aerobic eindigt met fitness. Midden jaren tachtig staan we voor de spiegel halters te heffen. Een tijd waarin subtropische zwembaden worden gebouwd en squash de weg vindt naar de dorpsstraat.

"In de jaren negentig zit sportparticipatie helemaal in de lift", vervolgt Scheerder. "In 1999 is er eindelijk ook een eerste Vlaamse sportminister, Johan Sauwens, van de toenmalige Volksunie. Sindsdien zijn steeds meer Vlamingen aan het sporten geslagen. Na de institutionalisering van de jaren zeventig en tachtig werd het overheidsbeleid inzake sport een volwaardig beleidsdomein. "

Geografisch gezien daalt in Europa de sportbeleving van noord naar zuid, alsook van west naar oost. Vlaanderen zit daar ergens tussenin. Niet iedereen sport, maar de Vlaamse score ligt wel licht boven het Europese gemiddelde. Dat in Vlaanderen 64,3 procent van de 12- tot 75-jarigen aan sport doet, betekent dus wel nog altijd dat bijna een op de 3 wel in de zetel blijft zitten.

De vrouw demarreert

Voor alle duidelijkheid: het beeld dat alleen de man gaat lopen of fietsen terwijl de vrouw de karbonade bijkruidt, klopt al lang niet meer. Genderpariteit heet het officieel. Er sporten nagenoeg evenveel mannen als vrouwen (61,7 versus 59,8 procent). Hetzelfde geldt voor de kinderen. Evenveel jongens al meisjes. "Dat is lang niet zo geweest", zegt Scheerder. "Sport was in de 20ste eeuw lange tijd een mannelijke bezigheid. Vooral onder invloed van de boomende loopsport en de stijgende populariteit van fitnesscentra zijn de vrouwen aan een opmars bezig."

Schoolgaande jeugd trekt steeds minder naar de sportclub

Opvallend: sport is dan wel ingebed in het dagelijks leven van jongeren, toch daalt de populariteit van sportclubs bij de schoolgaande jeugd. De daling is niet van die grootorde dat het sociale weefsel van sportclubs in ijltempo afbrokkelt, dat niet, maar ze is wel significant zegt Scheerder. "Nog altijd vindt iets meer dan de helft van de kinderen en jongeren de weg naar de sportclub, maar het is duidelijk dat ze steeds vaker hun plezier buiten de club zoeken. Het kantelmoment is de overgang van het lager naar het secundair onderwijs. Jongeren zetten in het lager makkelijk de stap naar een sportclub, maar treden er even makkelijk terug uit."

In totaliteit blijft 90 procent van de jongeren wel in beweging, al dan niet bij een club. Scheerder wijst er op dat de resterende 10 procent die niets doet, wel een vrij grote groep is. "Bovendien is slechts iets meer dan de helft van de jongeren meermaals per week actief. Bepaalde jongeren vinden hun gading dus niet in het huidige aanbod. Is dat aanbod te gering? Het is duidelijk dat niet alle noden van de jeugd op dat vlak worden ingewilligd."

Jongeren uit het algemeen secondair onderwijs (aso) scoren daarbij ook beduidend hoger dan de jonkies uit het technisch-, kunst- of beroepsonderwijs. In 2009 is dat verschil bijna tien procent, een getal dat doorheen de tijd stand houdt, wat er op duidt dat de pure democratisering van sport bij jongeren geen sprake is. "Dat geldt ook voor volwassenen. Er is een logische link tussen de beroepsstatus van iemand en zijn of haar opleidingsniveau. Maar er is dus ook een link met sportparticipatie. Het verschil tussen aso en tso kan dus ook vanuit het gezinsstandpunt bekeken worden. Wie opgroeit in een gezin dat tot de gemiddeld hogere klasse behoort, krijgt meer prikkels en wordt via de ouders vaak sneller bij het verenigingsleven betrokken. In casu: sport."

Loopsport nog nooit zo populair

Of het nu kinderen, jongeren of volwassenen zijn: de Vlaming loopt zich de pleuris. Sinds de jaren zeventig is de loopsport aan een gestage doch continue opmars bezig die nu uitmondt in joggen als populairste sport. De rest van de populaire breedtesporten als fietsen, fitness en voetbal volgen op respectabele afstand. "Bij elke leeftijdsgroep scoren de vrouwen ook telkens hoger. Het hoogste percentage vinden we bij de volwassen sportvrouwen: een op de drie vrouwen loopt."

De loopsport zette vooral in de jaren negentig een groeispurt in, meesurfend op de golven van een gezondheidshype. Maar meer dan alleen gezondheidslopers zijn er ook de zogenaamde evenementenlopers. Mensen die er bij willen horen. Denk aan de 20 kilometer van Brussel. Die is telkens in no time uitverkocht. "Lopen is de exponent van de individualisering", zegt Scheerder. "In de top tien van populairste sporten vinden we maar twee sporten die niet solo beoefend worden: tennis en voetbal."

Opvallende stijgers, de jongste jaren: zumba bij de dames en spinning bij de heren. Ook ropeskipping zit in de lift, vooral bij de meisjes uit het lager onderwijs. Van populaire nieuwkomers uit de jaren negentig, waaronder aerobics en muurklimmen bij jongeren, en aerobics en mountainbike bij volwassenen, heeft enkel mountainbike zijn aandeel kunnen versterken.

Golf blijft de meest elitaire sport

Het gebeurt zo vaak: maakt een Belg/Vlaming furore in een bepaalde sporttak, dan kent de sport een aanzuigeffect. Denk hierbij vooral aan de prestaties van Kim Clijsters en Justine Henin die ook opvolging kregen in de tennisclubs, mede door de gerichte promoacties van de respectievelijke bonden. Ook nu: Nicolas Colsaerts slaat een paar eagles en birdies en het land laaft zich aan het succes. Al is er een belangrijke nuance: golf is nog altijd een kleine sport alsook de koploper wat de elitaire sporten betreft.

Bij jongeren is de sport met de hoogste sociale status zeilen. Hoge statussporten zijn voornamelijk solosporten die bovendien sterk vanuit de commerciële markt worden aangestuurd. Je moet er met andere woorden fors voor betalen. Wat ook opvalt: hoe kleiner het balletje, hoe exclusiever de sport. (Al geldt dat niet voor tafeltennis.)

De statuspiramide leert (zie grafiek) dat na golf ook onder andere zeilen en surfen eerder door de hogere klassen worden beoefend. Wie de piramide van boven naar onder bekijkt daalt dus rij per rij af van elitair naar volks. De rode rij, de voorlaatste van de piramide, geeft de meest gedemocratiseerde sporten in Vlaanderen weer. Sporten die in alle lagen van de maatschappij zijn ingebed. Zoals daar zijn: minivoetbal, basketbal, judo, fietsen, zumba, wandelen en motorcross. Wie de Stefan Everts in zich wil laten gaan, moet daar een pak centen voor neertellen, wat voor motorcross dus evenwel niet betekent dat het nu een elitaire sport is. Integendeel.

Staat helemaal onderaan: (veld)voetbal, alsook hengelen en oosterse gevechtssporten. De sporten die grijs zijn gekleurd worden niet in sportverband uitgeoefend, het gaat om de zogenaamde 'light'-versie. Er zijn met andere woorden ook veel mensen die vaak voetballen, maar daarom niet bij een specifieke ploeg. Veldvoetbal heeft dus een lager status dan minivoetbal dat op zijn beurt dan weer een lagere status heeft dan zaalvoetbal.

Ook duiken blijkt ondanks de hoge kostprijs een vrij toegankelijke sport, net als fitness. Wielrennen van zijn kant is dan weer aan een opmars bezig. Vandaag is wielertoerisme een lower middle class-sport, maar door het feit dat heren als ex-premier Guy Verhofstadt en huidig Vlaams minister-president Kris Peeters vaak te zien zijn op een koersfiets, wordt wielrenner steeds meer upper class.

Het kost u gemiddeld 1.524 euro per jaar

De centen. Gemiddeld besteedt een Vlaams gezin jaarlijks 1.524 euro aan sport, onafhankelijk van het aantal gezinsleden. Want heeft broer of zus een abonnement in de tennisclub, dan kunnen ook anderen van het gezin daar van profiteren. Uitgaven worden in sterke mate bepaald door het opleidingsniveau van het gezinshoofd en het gezinsinkomen. Ook de beoefende sporttak, de frequentie en het aantal beoefende sporten hebben een sterke invloed op het totale bedrag.

De grootste kost zijn de lid- en toegangsgelden. Die kosten jaarlijks al snel 400 euro. De andere kosten - kleding, materiaal, schoeisel en sociale kosten (zoals een pint bier achteraf) - schommelen rond de 200 euro.

Op basis van extrapolatie van de gezinsuitgaven naar de Vlaamse sportpopulatie concluderen de auteurs van Vlaanderen sport! dat de sportindustrie in Vlaanderen zo'n 3 à 3,5 miljard euro groot is. Een bedrag dat overeenkomt met ongeveer twee procent van het Bruto Regionaal Product. Daarnaast wordt de grootte van de industrie die achter het sportmateriaal schuilt in Vlaanderen geschat tussen de 0,7 en 1,7 miljard euro.

Vlaanderen sport!, Vier decennia sportbeleid en sportparticipatie, Jeroen Scheerder, Hanne Vandermeerschen, Julie Borgers, Erik Thibaut en Steven Vos, 340 p.