Direct naar artikelinhoud

''t Stad is van niemand'

Frank Adam blies het genre van de fabel nieuw leven in. Binnenkort komt hij met een vijfde reeks Belgische fabels en nu is er de vertelling 'De droom van Aziz', waarin het er al even absurd en hilarisch aan toegaat.

Twintig jaar timmert de 49-jarige Frank Adam al aan de literaire weg. In 1992 verscheen zijn toneeldebuut Wakitchaga, over een groepje pubers op de drempel van hun volwassenwording. En nu is daar De droom van Aziz, over een Marokkaanse Elckerlyc die ervan droomt in de troostende Marokkaanse grond te worden begraven. Tussen droom en daad staan echter absurde bezwaren, zeker bij Frank Adam. Sinds Confidenties aan een ezelsoor uit 2005 maakte hij al vier boeken met verbazende momentopnames van de menselijke gekte. Belgische fabels, zijn vijfde, verschijnt volgend jaar, zoals steeds met prenten van Klaas Verplancke. Een fragment van een wel heel bijzondere want brandend actuele kwestie brengt hij hier in avant-première (zie kaderstuk). Intussen acteert Adam zijn fabels ook op de bühne en schrijft hij libretto's, kinderpoëzie en teksttheater.

Hoe kreeg u het idee om een lange fabel te maken over de dood van een zekere Aziz?

"Gedurende de afgelopen twee jaar legde de sociaal-artistieke organisatie kleinVerhaal in Brugge een verhalenbank aan. Er werd mij gevraagd om met die 150 verhalen van diverse pluimage iets te doen. Een anekdote trof me bijzonder: een Belg van Marokkaanse origine heeft zijn hele leven geld betaald voor een repatriëringsverzekering maar als hij sterft blijkt dat geld verdwenen en weigert de begrafenisondernemer zijn lichaam naar Marokko te verschepen. Zoals in al mijn fabels kon ik aan dat straffe verhaal een surplus geven. Elk van ons vraagt zich af wie hij is, waar hij vandaan komt en wat zijn bestemming zal zijn, hier in dit aardse leven maar ook eventueel dus na zijn dood."

U weigerde zich in te leven in uw hoofd- personage?

"Ik wou geen Bounty maken: een blank verhaal in een bruine verpakking. Nee, deze vertelling is mijn blanke kijk op de zaken. Ik probeer de absurditeit van dit hele voorval uit te vergroten. Aziz ligt daar als dode en kan niet repliceren op allerlei instanties die commentaar hebben op de manier waarop hij moet worden begraven. Zijn stomheid staat symbool voor de manier waarop in onze Vlaamse samenleving wordt omgegaan met mensen uit andere culturen. Diversiteitsonderzoek wijst uit dat er in onze media hoop en al twee procent niet-blanken zijn. Dat geldt in dezelfde mate voor onze politici, vrees ik, en voor de kunsten."

De onmondigen een stem geven is een constante in uw oeuvre.

"Ik wil nog verder gaan. Nog voordat De Morgen het woord bande en Bart De Wever rondtoeterde dat het stad niet van iedereen was, was ik al bezig met het schrijven van een fabel waarin ik betoog dat we allemaal allochtoon zijn. We zijn allemaal niet van deze grond en zijn hier toevallig verzeild om elkaar te ontmoeten. Volgens mij is 't stad van niemand. Niemand kan bezit nemen van een plaats. Niemand mag hier de macht claimen. En dat is de echte inzet tegenwoordig. Wie heeft de macht en wie niet?"

Opvallend hoe sympathiek u allesbehalve sympathieke beroepen neerzet, zoals de begrafenisondernemer en een politieagent.

"Toen mijn vader overleed, heb ik kennisgemaakt met begrafenisondernemers die met dezelfde liefde over hun doden praten als kleuterleidsters over hun kleuters. Zeker de agent is een humanist die opkomt voor de mensenrechten die het belang van alle religies overstijgen."

De betreffende agent is niet mals voor de intellectuele en artistieke onderkruipers, zoals je hen elders noemt: 'Snoer de mond van tv-makers, theatermakers, opiniemakers, druktemakers.'

"De huidige vermenging van kunst, media en macht maakt me kwaad. Vroeger waren er schotten tussen de auteur, het kanaal waarin hij besproken werd en de politieke wereld. Vandaag is het bon ton dat schrijvers infiltreren in de media om hun koopwaar beter te slijten en zoete broodjes te bakken met de politieke machthebbers. Je zou van minder dissident worden. Maar als dan je vader komt te overlijden, wordt die verontwaardiging al vlug futiel. Het dagelijkse leven is een drug die je niet toelaat de werkelijkheid adequaat te voelen. Op extreme momenten valt die sluier weg. Zelfs het licht kreeg een andere uitstraling toen mijn vader op sterven lag."

Soms krijgt angst het laatste woord in uw werk.

"Ook dat heeft te maken heeft met een heel persoonlijke, extreme belevenis. Als vierjarige reed ik met mijn fiets langs de Damse Vaart. Een zestienjarige onverlaat sleurde me van de fiets en duwde me onder water met de bedoeling me te verdrinken. Gelukkig was er een tuinder die het zag gebeuren en die me heeft gered. Korte tijd later belandde de dader voor een andere gruweldaad voor jaren in de gevangenis. Die bijna-verdrinkingsdood is me blijven achtervolgen. Het was een buitengewone gewaarwording die ik niemand toewens maar die me paradoxaal genoeg binnenleidde in het hart van de werkelijkheid."

In uw Requiem voor de goden moeten de mensen de leegte van de afvallige goden opvullen met hun idealen. Maar die blijken onvindbaar. Vandaar uw hang naar het absurde?

"Ja, ik geloof in het absurde maar op een filosofisch niveau. Het absurde is voor mij een muur waar het denken niet voorbij kan. Maar het is ook een literair-filosofische techniek waardoor men zich opnieuw over kwesties kan en wil verwonderen."

Is dat de moraal van uw fabelverhaal: blijf je verwonderen over dit absurde leven?

"Ik hou inderdaad van de Franse verlichtingsprozaïsten die in hun contes philosophiques allerlei gedachte-experimenten uitproberen. Voltaire, Diderot en La Fontaine uiteraard. Het Franse verlichtingsdenken wentelt zich graag in die soepele bedding van de korte fabel. Je moet die fabels lezen zoals gedichten: one at a time. Voor het slapengaan voor mijn part maar dus niet als een roman die je verslindt. Die weerbarstige verhalen moeten in het hoofd van de lezer blijven rondspoken. Dus misschien toch niet direct voor bedtijd dan."

De theatervoorstelling De droom van Aziz van Frank Adam en accordeonist Jean-Baptiste Lison speelt nog op 11 maart in Gent. Info@kleinVerhaal.be

Bericht aan de burgemeester

Burgemeester, Met deze brief nodig ik u tot onderhandelen uit. Als u beslist hierop in te gaan, zult u hedennacht nog met mij de stad in trekken. Langs u bekende straten, pleinen en buurten zal ik u in contact brengen met de er-niet-echt-bij-horenden, de getolereerden - de allochtonen en de allochtonen van geest - zonder dat ze u haten en zonder dat u hen vernedert. Ik zal u uitleggen hoe u hun levens niet moet lezen in uw dossiers maar in hun ogen; hoe hun tragedies, kluchten en feesten niet spelen in uw theaters maar hun huizen; hoe u in de omgang niet steeds moet huichelen maar tot hen kunt spreken met uw hart. In het holst van de nacht dan zullen wij langs de huizen, flats en residenties van de autochtonen gaan. En terwijl zij slapen en hun aan deze stad geketende dromen dromen, zullen wij fluisteren langs hun ramen: 'U bent niet van hier maar van elders'. (...) Bij het krieken van de dag zult u laten notuleren dat al wie in deze stad het autochtone burgerschap bezit als een eigendom, een aandeel of een recht, vanaf heden op staande voet zal worden gesanctioneerd; (...) dat het autochtone burgerschap definitief zal worden afgeschaft; dat waar burgerschap pas mogelijk is via het statuut van allochtoon; (...) dat als deze door de goden en zichzelf gezegende stad Jan, Pier, Pjotr, Indra, Güler en Hasan toebehoort - dat als deze door de goden en zichzelf gezegende stad echt van iederéén is, deze door de goden en zichzelf gezegende stad eerst en vooral echt van niets of niemand zal zijn. (...) Uw onvoorwaardelijke toezegging wordt verwacht per kerende koerier. Frank Adam

De volledige Belgische fabel is te lezen op www.dewereldmorgen.be