Direct naar artikelinhoud

Amerika zoekt confrontatie met China: een riskant spel

Obama laat Peking zijn tanden zien. Zo wil hij Mitt Romney wind uit de zeilen nemen. Blijft Amerika ook na de verkiezingen op ramkoers met China? Fokke Obbema

Met een serie juridische acties tegen China laat president Obama momenteel zien dat hij niet 'soft on China' is, zoals zijn Republikeinse tegenstanders beweren. Dat roept de vraag op, hoe serieus die assertiviteit tegenover China moet worden genomen. Is er sprake van een nieuwe Amerikaanse koers of houdt dit weer op na de verkiezingen?

De dadendrang van Obama in de afgelopen maanden is onmiskenbaar. Een Chinese exploitant van windenergie is het recentste slachtoffer. Het bedrijf had in de staat Oregon vier windmolenparken gekocht in de buurt van een basis van de Amerikaanse marine. Daar wordt met drones en andere militaire hightech geoefend. Chinezen mogen daar niet bij in de buurt komen, meende Obama. Zijn presidentiële veto torpedeerde de Chinese plannen. Het was voor het eerst in 22 jaar dat een president een dergelijke buitenlandse aankoop dwarsboomde. De zaak krijgt een minstens zo ongebruikelijk vervolg, want het Chinese bedrijf daagt Obama nu voor een Amerikaanse rechter.

Ontoelaatbare subsidies

Het Obama-team ontkent dat deze anti-Chinese actie iets met de verkiezingen te maken heeft. Ook het beschermen van Amerikaanse werkgelegenheid, zoals het Chinese bedrijf suggereert, zou geen rol spelen.

Dat ligt in ieder geval anders bij de klacht die Obama enkele weken geleden tegen China indiende bij de Wereldhandelsorganisatie (WHO). De export van Chinese auto's en auto-onderdelen heeft de Amerikaanse toorn gewekt. De Chinese producenten zouden over een periode van drie jaar voor een miljard dollar aan ontoelaatbare subsidies hebben ontvangen. De Amerikaanse regering zei op te komen voor 'de rechten van bijna 800.000 Amerikaanse werknemers in onze 350 miljard dollar omzettende auto- en auto-onderdelen-industrie'. Om diezelfde reden werd een maand eerder nog een WHO-klacht ingediend tegen een andere Chinese praktijk: heffingen op Amerikaanse auto's die naar China worden uitgevoerd.

Obama kondigde de eerste WHO-klacht aan ten overstaan van een menigte in Ohio, waar de auto-industrie sterk is. Het maakt de stelling van team-Obama dat er ook hier geen verband met de verkiezingen moest worden gezocht, allerminst overtuigend.

De WHO-klachten maken deel uit van Obama's weerwoord op de aanvallen van zijn tegenstander Romney. Die suggereerde in tv-spotjes dat hij beter voor Amerikaanse belangen zou kunnen opkomen: "Handel moet werken voor Amerika. Dat betekent een hard optreden tegen bedriegers als China." Behalve via WHO-klachten beantwoordt Obama die beschuldiging door te wijzen op Romney's oude zakelijke deals, waarbij Amerikaanse banen aan China verloren zouden zijn gegaan.

De hardere opstelling tegenover China is een riskant spel. Want wat de Amerikanen kunnen zien als gerechtvaardigd opkomen voor eerlijke concurrentie en nationale veiligheid, kan door de Chinese autoriteiten gemakkelijk als protectionisme worden uitgelegd. Op het Chinese internet, waar nationalisme niet moeilijk te vinden is, kan dan al snel de druk op de regering toenemen om terug te slaan. Dat is ook al gebeurd, want tegenover de laatste Amerikaanse WHO-klacht is al een Chinees bezwaarschrift over een Amerikaanse praktijk gekomen.

Of de toegenomen assertiviteit beperkt is tot de campagnetijd, hangt vooral af van de uitslag van de verkiezingen. Bij herverkiezing van Obama ligt een terugkeer naar zijn eerdere, mildere toon te verwachten. Ook nu geeft hij aan niets in een algehele confrontatiepolitiek te zien. Bovendien treden binnenkort nieuwe leiders in Peking aan. Dan ontstaat vanzelf een aandrang om een frisse start te maken.

Big Business

Voor een eventuele president Romney ligt dat een slag anders. Hij profileert zich nadrukkelijk met zijn hardheid jegens China en het zou merkwaardig zijn wanneer daar straks niets meer van te merken is. Bovendien is de anti-Chinastemming bij zijn achterban aanzienlijk uitgesprokener dan onder Obama's Democraten. Flink wat Republikeinen zien in China de nieuwe vijand. Zij luisteren niet naar hun oude voorman Kissinger, die een confrontatiepolitiek met China zinloos en contraproductief vindt.

Een eventuele president Romney zal zich dus harder op willen stellen, maar krijgt ook met de economische werkelijkheid te maken. China is voor de Amerikaanse overheid van belang als koper van Amerikaanse staatsobligaties.

Bovendien is Big Business, met bedrijven als Apple en Wal-Mart voorop, helemaal niet op confrontatie uit. Hun productie en hun leveranciers bevinden zich grotendeels in China. Zij zitten niet te wachten op geruzie tussen beide landen met protectionistische escalatie tot gevolg. Hun lobby zal de weg naar een eventuele president Romney wel weten te vinden, mocht die met zijn Chinabeleid te hard van stapel lopen.