Direct naar artikelinhoud

MAUD VANHAUWAERT

Maud Vanhauwaert (27) werd ontdekt op FrappantTXT 2010, de talentenjacht voor creatieve jongeren van de provincie Antwerpen. Ze debuteerde een jaar later met de dichtbundel Ik ben mogelijk. Dit jaar was ze zeechroniqueur op Theater aan Zee. Ze zal om de drie weken een column schrijven in 'Boeken'.

Kijk, een dichtertje dat ook stukjes voor de krant schrijft! Is dat geen hoogverraad? Moeten dichters zich niet afzonderen in een achterkamer om, zoals Montaigne in een essay over eenzaamheid zegt: "volkomen onze eenzaamheid en afzondering te cultiveren en ons werkelijk vrij te maken"? Misschien wel.

De dichter die het meest in eenzaamheid slaagt, is ongetwijfeld Leonard Nolens. Onlangs werd, in de Bourlaschouwburg in Antwerpen, zijn 65ste verjaardag gevierd. Meer dan dertig dichters schreven speciaal voor deze gelegenheid een gedicht. In mijn gedicht stond de strofe:

wij, oude mannen, trekken ons terug

in eenzaamheid. we zwijgen

kijken aandachtig hoe de wereld bolt

in de gordijnen

Eenzaamheid leek mij een gepast thema. Want was Leonard Nolens niet de dichter die zich bijna dertig jaar lang opsloot in zijn kamer? De dichter die zich zelden inliet met een interview of publiek optreden? Velen herinneren zich wellicht het Radio 1-interview met Ruth Joos, waarin uitzonderlijk lange stiltes vielen. De stiltes ademden zwaar, spraken boekdelen.

Nadat, in de Bourla, alle gelegenheidsgedichten waren voorgedragen, was het de beurt aan de jarige. Ik had verwacht dat Nolens als een bange marmot het podium op zou kruipen. Of erger nog: dat organisator Luc Coorevits hem van achter de coulissen zou moeten duwen. Of dat we hem met dertig dichters het podium op zouden moeten sleuren. De terughoudendheid van de dichter, getheatraliseerd in een groot metaforisch beeld!

Niets van dat alles. Geen marmot, maar een fiere mooie man verscheen, vanuit de zaal, in een net pak, bescheiden maar plechtig in zijn tred. Hij nam plaats aan de katheder en las voor uit eigen werk. Dat deed hij ook op de laatste dag van het kunstenfestival van Watou. In een lang gesprek met Piet Piryns ontpopte hij zich er weer tot een eloquente heer, allerminst mensenschuw, met hoogstens een charmant uitgespeelde verlegenheid.

Hoe komt het dat een man die decennialang resoluut voor de eenzaamheid koos, nu toch toegeeft? Ik heb Nolens altijd een voorbeeld gevonden. Zolang Nolens er was, dacht ik: het is mogelijk. Het is, mits enige koppigheid mogelijk, om trouw te blijven aan de poëzie. Het was een voorbeeld dat ik nog niet meteen volgde maar toch hoopgevend vond. Zoals ik zelf (nog) geen vegetariër ben, maar het wel toejuich dat steeds meer mensen het vlees aan het beest laten.

Kun je, als je uit je hol kruipt, er nog wel terug in? Een mol die te veel licht heeft gevangen, aardt niet meer in het donker. Als Nolens zich nu weer terugtrekt, is het dan niet zoals jongens bij het vrijen, om te kijken naar het meisje? Het wordt dan een beetje ijdel. Nolens noemde het, zelfkritisch als hij is, "misschien wel verraad".

In zijn handen hield hij zijn verzameld werk, zwaar als een baksteen. Het kon de eerste steen worden van een kluizenaarshuis, ver weg van dit literaire landschap vol perverse pennenridders. Nu niet meer. Hij gaf toe: "Het werk kan toch niet zonder mij."

Als jonge schrijver, nog in de pampers, en van nature wat naïef, vond ik zijn uitspraak ontluisterend. Nolens was voor mij altijd een soort extremum die de schaal maakte, waarop ik mij dan kan ijken. Een schaal die liep van schrijven 'voor jezelf' en schrijven 'voor de maatschappij'. Die schaal rolt zich nu op. Ik kan mij er niet meer toe verhouden.

Toegegeven, zelf ben ik een voorloper op het vlak van verraad. Soms zonder ik mij af en cultiveer ik, op aanraden van Montaigne, mijn eenzaamheid. Dan zet ik mijn out of office aan, niet dat ik een office heb. Dan schrijf ik poëzie voor mezelf. Maar algauw word ik, van de poëzie, weer een trouweloze teef. Als iemand mij vraagt of ik een rijmend kermislied wil verzinnen, zeg ik ja. En of ik stukjes wil schrijven voor de krant: en of!

"Je kunt net zo goed in de eenzaamheid falen als in de gemeenschap", zegt Montaigne. Ik vrees dat ik volop in beide faal. Ooit word ik misschien nog een schrijver met voorwaarden, maar voorlopig houd ik, in mijn achterkamer, Nolens heel hoog en geniet ik heimelijk van Montaignes tikken op mijn erg meegaande billen.