Direct naar artikelinhoud

'Ze pakken onze trots af'

Als een litteken in het landschap. Zo zal de site van Ford in Limburg achterblijven. 'Net nu de gapende wonde van de mijn dicht was', zegt iemand. Een provincie neemt afscheid van de auto die haar groot maakte. 'Ford was de reddingsboei. Wat hebben we nu nog?'

Het straatnamenboek van Genk leest als een naslagwerk geschiedenis. Je vindt er de André Dumontlaan, naar de ontdekker van steenkoolmijn. Je vindt er ook de Henry Fordlaan, de Taunusweg en de Mondeolaan.

Wat je er ook vindt, is de Bokrijklaan. Al lang. En misschien nog langer. "Want wat heeft Limburg nog?", vraagt Limburg zich af. "Vaak voelen we ons al zo klein. Met de Ford hadden we tenminste nog iets."

Het viel op: heel Limburg voelde zich getroffen. Gouverneur Herman Reynders, verwijzend naar het Limburggevoel: "Elke Limburger voelt zich aangesproken." Een van oorsprong Limburgse collega op de redactie van De Morgen gisterochtend bij het extra Journaal om 9 uur: "Limburg zonder Ford, dat is onwezenlijk." Columniste An Olaerts, oorspronkelijk uit Winterslag, gisteren op Facebook: "Ging op schoolreis naar Ford. Vroeger."

En dan is de beste graadmeter de extra editie van 20 pagina's, vanaf 17 uur gistermiddag op 25.000 exemplaren gratis verspreid, van Het Belang van Limburg. Zo uitzonderlijk dat hoofdredacteur Ivo Vandekerckhove zich niet kon herinneren wanneer zijn krant dit nog eens gedaan had. "We kozen voor de kop 'Laffe doodschop'", aldus Vandekerckhove. "Dat zijn woorden waar we zuinig mee omspringen. Maar de grote jongen (Ford-topman Stephen Odell, binnenin een 'beul zonder ballen' genoemd, RVP) had niet de moed zelf te komen. Dat is laf. En die doodschop is zoals in het voetbal: zeer zwaar, maar wel met de kans nog ooit recht te komen."

Werkgelegenheid

Iedereen kent iemand die bij Ford werkt of werkte. Het cliché dook gisteren in alle commentaren op en, zo gaat dat vaak met clichés, het klopte. Herbert Houben, voorzitter van voetbalclub Racing Genk, deed er als jonge gast een paar zomers vakantiewerk. "Aan de band van de Transit", zegt Houben, ook de zoon van gewezen gouverneur Hilde Houben-Bertrand. Zelf rijdt hij niet met een Ford, de spelers van zijn club doen dat ook niet meer. Ook gouverneur Reynders deed dat nu niet, al was zijn eerste wagen wel een Cortina ("met handvitessen") en had hij met Ford-topman Philippe Verbeeck afgesproken dat de eerste hybride Mondeo die volgend jaar van de band zou rollen voor hem zou zijn. "Limburg wil een CO2-neutrale provincie zijn, dan moet je het voorbeeld geven."

Met Ford. Vanaf 1962, kanteljaar in de Limburgse geschiedenis. Ford creëerde werkgelegenheid, 'Vlaamse Limburgers' verlieten massaal de steenkoolmijnen waarvoor werkkrachten in Italië, Turkije en Marokko moesten gezocht worden. Je kan zeggen dat Ford de demografische samenstelling van Limburg veranderde. Al vonden ook andere Limburgers de weg naar de Henry Fordlaan. "Ik had anderhalf jaar in de mijn gewerkt, maar ik was zot van auto's en dankzij Ford kon ik de put ontvluchten", zegt Recep Yagizoglu, die er van 1973 tot zijn (vervroegd) pensioen in 2005 werkte. De fabriek was volgens hem de tweede reddingsboei van Limburg. Na de mijnen. "Om de 58 seconden rolde een wagen van de band. Maar na de Sierra ging het bergaf. En na de invoering van de euro verhuisde de productie van de Transit naar Turkije. Ik heb zélf Turkse jongens opgeleid. Ze verdienen 3,5 euro per uur. Wij 14,3 euro. Zo kan ik mijnheer Ford wel begrijpen. Maar het maakt me wel boos dat ze toen al wisten wat vandaag zou gebeuren. Al die arbeiders, die loon inleverden, financierden zo eigenlijk hun eigen ontslagvergoeding."

Straks wordt de site van Genk dus een gapende wonde. Voor het oog van heel Limburg. Nog erger dan de mijnsluitingen. "Toen kregen we nog de kans om traag boos te worden. Nu is iedereen met één mep doodgeslagen."

Pijnscheut

Iedereen, dat is heel Limburg. "Ze pakken onze trots af", zegt Vandekerckhove nog. "Ford was de beste, de fabriek de productiefste. Wel, die collectieve trots is nu een collectieve pijnscheut geworden." Wat overblijft, is Bokrijk, zegt iemand cynisch. Maar dat klopt niet helemaal. Ook in voetbalclub Racing Genk zit nog iets van die collectieve Limburgse trots. Alleen in Sint-Truiden zal daar wat discussie over bestaan. Maar verder: wij Limburgers hebben toch ons ploegske. "Tot Genk voor het eerst kampioen werd, werd met ons gelachen", herinnert voorzitter Houben zich. "Nadien ontstond die fierheid. 'Wij kunnen het ook'. En dat zie je ook in Genk. De club zorgt voor een band die je ook in de mijnen en bij Ford zag. Dat is zelfs te becijferen. Als Genk een goed seizoen draait, dalen de criminaliteitscijfers."