Direct naar artikelinhoud

Twintig opwindende minuten in het museum

De Britse videokunstenares Elizabeth Price wint de Turner Prize 2012, de belangrijkste Britse onderscheiding voor hedendaagse kunst. Haar videowerk valt op door snelle montage, de inbreng van muziek en het associatief samenbrengen van uiteenlopende elementen. Eric Rinckhout

Volgens de meeste Britse critici was de Turner Prize 2012 een van de sterkere afleveringen van de beroemde en vaak controversiële prijs voor hedendaagse kunst. De onderscheiding is goed voor 25.000 pond (31.000 euro) en bekroont een Britse kunstenaar onder de vijftig jaar, die het afgelopen jaar de beste tentoonstelling maakte. Elizabeth Price (46) versloeg drie andere genomineerden, onder wie favoriet Paul Noble.

Price krijgt de prijs voor haar tentoonstelling Here, die te zien was in kunstencentrum Baltic in Gateshead (Newcastle) en uit drie video-installaties bestond. In Newcastle lokte haar expositie 150.000 bezoekers.

In de tentoonstelling met de Turnernominaties, die nu nog in Tate Britain loopt, was maar een van de drie video's te zien: The Woolworths Choir of 1979. In deze film van twintig minuten brengt Price uitermate verscheiden elementen samen: kerkarchitectuur, een optreden van de meidengroep The Shangri-Las uit de jaren zestig en de catastrofale brand in 1979 in het warenhuis Woolworths in Manchester, waarbij tien mensen omkwamen. Price richtte zelf in de jaren tachtig de alternatieve rockgroep Talulah Gosh op. Ook in haar beeldend werk blijft muziek een belangrijke rol spelen.

Beeldrijmen

"Price maakt dit soort video's, waar ze kijkers helemaal in een sfeer onderdompelt, nog maar vier jaar", schrijft Adrian Searle in de Britse krant The Guardian. "De video brengt ritme en aanstekelijke muziek, dank zij de Shangri-Las, maar is ook een pijnlijke treurzang."

Vooral de snelle montages maken de film opmerkelijk. Price gebruikt stiltes, muziek, herhalingen van woorden en gebaren, tempowisselingen en associaties van klank en beeld. Zo krijgt de wuivende hand van een vrouw aan een raam van Woolworths een echo in de gebaren van kerkgangers en in de wuivende handen van de zangeressen uit de jaren zestig. Op die manier is The Woolworths Choir of 1979een bijna gechoreografeerde film, boordevol associaties en beeldrijmen tussen stukken archiefmateriaal en optredens.

"De aanpak van Price ontaardt nooit in voyeurisme of mooifilmerij", schrijft Searle. "Haar complexiteit is beklijvend." De recensent van The Daily Telegraph valt hem bij en gewaagt van een "visuele tour-de-force" en "twintig van de meest opwindende minuten die ik al ooit in een museum heb doorgebracht." Criticus Jonathan Jones noemt het zelfs een gothic film.

Virtuele stad

De tweede genomineerde, Luke Fowler, maakte een 93 minuten durende film over de controversiële Schotse psychiater R.D. Laing, een van de pioniers van de antipsychiatrie. Net als Elizabeth Price gebruikt Fowler veel archiefmateriaal. En, nog zoals Price, werkt hij in op onze emoties door te focussen op excentrieke en getroubleerde figuren. Het is een complexe film over een complexe persoonlijkheid en zijn nalatenschap, maar ergens onderweg verliest de film spankracht en helderheid.

De derde kunstenaar op de shortlist was tekenaar en beeldhouwer Paul Noble. Die houdt zich al meer dan vijftien jaar bezig met Nobson New Town, een virtuele stad waarvan hij de architectuur, de industrieterreinen en de openbare ruimte ontwerpt. Die stad heeft hij tot in de kleinste details in tekeningen uitgewerkt.

Intussen heeft hij ook de bewoners van de stad in sculpturen gemaakt: het zijn beelden, onder andere in marmer, die duidelijk refereren aan menselijke uitwerpselen. 'Worstenmensen', kortom. Bij de bookmakers was hij de favoriet, maar Adrian Searle vindt dat hij de prijs vijf jaar geleden al had moeten krijgen. "Nu heeft hij hem niet meer nodig." Noble zit in de stal van Gagosian, een van 's werelds bekendste galeries.

Flauwe grappen

De laatste nominatie was voor performancekunstenares Spartacus Chetwynd, die in een naturistencommune leeft en wier volgelingen geregeld poppenvoorstellingen over Jezus en Barabbas maken. Zij was duidelijk de outsider. Voor de enen maakt zij nauwelijks kunst maar wel flauwe grappen, voor de anderen was haar nominatie een frisse wind en kunnen haar performances best betoverend en anarchistisch zijn. In Tate Britain zijn alleen de installaties te zien, zonder performances. En dat werkt blijkbaar niet.

De Turner Prize, die in 1984 opgericht werd om de hedendaagse kunst te stimuleren en voor het voetlicht te brengen, was binnen de kortste keren een media-evenement. Hij heeft al vaak voor controverse gezorgd en wakkert steevast het debat aan de waarde van hedendaagse kunst aan. De ene keer vond men de winnaar niet Brits genoeg, de andere keer waren er alleen mannen genomineerd. Was het beslapen bed met rondslingerende condooms van Tracey Emin (goed voor 133.000 bezoekers) nog kunst? Wat met de olifantendrollen die Chris Ofili in zijn schilderijen verwerkte? En de doorgesneden koe van Damien Hirst?

De lijst van winnaars leest als een who's who van de Britse hedendaagse kunst. Onder de bekendste bevinden zich Gilbert & George, Anish Kapoor, Rachel Whiteread en Damien Hirst. Tracey Emin en de Chapman Brothers raakten niet verder dan een nominatie.

De tentoonstelling met de genomineerden van de Turner Prize loopt tot 6 januari in Tate Britain, Londen. www.tate.org.uk