Direct naar artikelinhoud

'Propere' Romeinen verspreidden lintworm en schaamluis

Het Romeinse Rijk introduceerde waterleidingen en andere verbeteringen. Toch zorgden bepaalde kwalijke Romeinse gewoontes net voor de snelle verspreiding van ingewand- en andere parasieten. 'De helft van hun amuletten is gewijd aan maagkramp.'

Gore jongens, die Romeinen. Hoewel geroemd om hun badhuizen, riolen, aquaducten en doorspoelbare toiletten, leidde al die hygiëne niet tot een betere volksgezondheid. Integendeel, zo blijkt uit nieuw onderzoek: waar de Romeinse cultuur opkwam, grepen parasieten zoals sommige ingewandswormen juist om zich heen.

Zo hadden de Romeinen de onhebbelijkheid om het lauwwarme water in hun badhuizen niet vaak te verversen, schrijft archeoloog Piers Mitchell van de Universiteit van Cambridge in het vakblad Parasitology. "Op het wateroppervlak kon zo een sluier ontstaan van menselijk afval en cosmeticaresten." Daarin ongetwijfeld ook de eitjes van diarree en darmkramp bezorgende ingewandparasieten zoals lintworm, zweepworm, rondworm en aarsmade.

Ook hielp het niet dat de Romeinen hun akkers bemestten met menselijke poep en dat in de keuken garum populair was, een saus gemaakt van rauwe vis die men in de zon liet fermenteren. "De productie van en de handel in die vissaus zullen hebben gezorgd voor de verspreiding van vislintworm door het hele rijk", stelt Mitchell. Voordat de Romeinen kwamen, kwam de darmworm voor zo ver bekend in twee landen voor; daarna in zes.

Mitchell baseert zich op tientallen eerdere opgravingen van Romeinse toiletblokken, riolen, graven, voorwerpen en gefossiliseerde uitwerpselen. Soms vond men daarbij verdorde eitjes van darmparasieten, of bijvoorbeeld luizenkammen die erop wijzen dat men last had van huid-, schaam- en haarluis. Bij elkaar opgeteld vormen al die stille getuigen een soort ruwe atlas waaruit valt af te lezen welke parasitaire ziektes men in welke gebieden kon oplopen.

Het is voor het eerst dat iemand zo'n optelsom van het archeologische bewijs maakt. Vooral de inzichten over de vissaus en de menselijke mest zijn "verrassend" en "geweldig leuk", vindt oudheidkundige en hoofdredacteur van het tijdschrift Ancient History Magazine Jona Lendering.

Zelfde spons gebruiken

Dat het er in de badhuizen en toiletten smerig aan toe ging, bleek tot dusver vooral uit indirect bewijs, stelt hij. "De helft van de amuletten uit de Oudheid is gewijd aan maagkramp. Uit opgravingen weten we dat toiletten in de regel dicht bij keukens lagen en dat het haarden van tetanus en andere ziekten waren. Niet in de laatste plaats doordat verschillende gebruikers zich vaak schoonmaakten met dezelfde spons."

Te duchten hadden Romeinen bovendien van ongedierte zoals ratten en slangen, besmette varkens en hun eigen geneesheren. "In het badhuis lagen ziek en gezond in hetzelfde warme water", weet Lendering. "De encyclopedist Celsus (eerste eeuw na Christus) adviseert een gezonde onderdompeling bij cholera, diarree, dysenterie, gonorroe, hondsdolheid, levergezwellen, maden en wormen, malaria, oogklachten, psoriasis, spruw, steenpuisten, tuberculose, tyfus, verlammingen en schaamluis op de oogwimpers."

"Het Romeinse sanitair zal de mensen niet gezonder hebben gemaakt", concludeert Mitchell.