Direct naar artikelinhoud

Eeuwige sfinx

BIOGRAFIE. Gewezen aartsbisschop Godfried Danneels doet in een lijvige biografie zijn reputatie van sfinx alle eer aan. Jürgen Mettepenningen en Karim Schelkens raken vele aspecten van zijn carrière en zijn persoonlijkheid aan, maar het raadsel blijft grotendeels intact.

De zoon van een dorpsonderwijzer die het tot een van de topkandidaten voor het pausschap schopt? Het is geen mirakel, maar de synthese van de levensweg van de 82-jarige kardinaal Godfried Danneels, tot 2010 aartsbisschop van Mechelen-Brussel. Hoe Danneels de lange en kronkelige weg van seminarist tot kanshebber om 'stedehouder van Christus op aarde' te worden heeft bewandeld, doen Jürgen Mettepenningen en Karim Schelkens zorgvuldig en met een puike kennis van kerkelijke zaken uit de doeken.

Die onderlegdheid is trouwens essentieel: hun biografie traceert de opgang (en tijdelijke neergang) van een man die zijn hele leven lang overal ter wereld zijn laaiende enthousiasme voor de christelijke boodschap heeft uitgedragen. Mettepenningen (1975) en Schelkens (1977) steken weliswaar van meet af aan een waarschuwende vinger op. 'Geen boek kan ooit een persoon vatten of zijn geheim ontsluieren', aldus de auteurs.

Dekken de theologen zich hier in voor de kritiek dat ze de kardinaal met fluwelen handschoenen hebben aangepakt? Of behoren ze tot het slag biografen dat, uit angst voor verkeerde interpretaties, de woorden en daden van hun studieobject zo weinig mogelijk willen duiden? Of hebben ze na hun consciëntieuze doorpluizen van ontelbare documenten en na hun talloze gesprekken met bevoorrechte getuigen (inclusief Danneels zelf) moeten erkennen dat de kardinaal zijn reputatie als de sfinx van de Wollemarkt inderdaad heeft verdiend?

Gematigd

Op het eerste gezicht lijken Mettepenningen en Schelkens de laatste vraag te bevestigen. Verspreid over het hele boek vallen verwijzingen naar het luisterende oor van Danneels op. Zalvend, zwevend, zwijgend, verzoeningsgezind, altijd op zoek naar dialoog, compromis en gemeenschappelijke grond, de eeuwige diplomaat, de koorddanser, de stem van het pragmatisme. Het is een houding die de vrienden van de kardinaal bejubelden en zijn critici van ergernis deden snuiven. En critici had hij in overvloed, niet het minst binnen de eigen zuil. 'U kunt zich niet voorstellen', schreef het Nederlandse tijdschrift De Bazuin in 1986, 'hoe handig in België door Danneels en anderen wordt gewerkt aan de restauratie en hoe allerlei mooie woorden die bittere pil moeten vergulden.'

Maar klopt het beeld van een man die de klok wil terugdraaien? Zeker, Danneels was de tegenpool van de revolutionair. Waar kwam die zin voor gematigdheid trouwens vandaan? Was het een reactie op zijn jeugd? Danneels groeide op in een flamingantisch milieu. Zo las zijn vader Volk en Staat, het blad van het collaborerende VNV. Of besefte de hoogbegaafde Danneels dat hij pas carrière kon maken als hij in het machtsinstituut dat de katholieke kerk nu eenmaal is het pad van de voorzichtigheid koos? Of zag hij misschien als geen ander in dat zijn opvattingen in tijden van razendsnelle en vergaande maatschappelijke veranderingen enkel weerklank zouden vinden als hij de kerk in het midden hield?

Zijn biografen glijden over de antwoorden heen. Dat doen ze ook wanneer ze de man achter zijn functie als religieus hoogwaardigheidsbekleder proberen te ontdekken. Wie was Godfried Danneels als zoon en broer, als vriend en collega, als een mens zoals u en ik, iemand met ups en downs, met passies en gevoeligheden? Het is helaas te vaak als zoeken naar een naald in een hooiberg. Weliswaar volstaat de handvol regels in dit boek van 500 bladzijden om in te zien dat de kardinaal zielsveel van zijn ouders hield, dat hij een loyale vriend is, met Bach, Beethoven en The Beatles dweept, en net als iedere sterveling zowel calvarietochten heeft meegemaakt als in de zevende hemel is geweest.

Toch hadden Mettepenningen en Schelkens hier mededeelzamer mogen zijn. In 1959 bijvoorbeeld, aan het einde van zijn studies aan het Belgisch Pauselijk College in Rome, had Danneels een dip. Het wordt koud vermeld. Maar wat hield die dip in? En wat was de oorzaak? Was hij oververmoeid? Twijfelde hij aan zijn priesterroeping? Zag hij toen al in dat het Vaticaan een slangenkuil was?

Masker

De biografen besteden meer aandacht aan het tijdsbeeld. Doordat globetrotter Danneels in talloze organisaties en commissies een vinger in de pap had, ontwikkelde hij een grondige kennis van de uitdagingen van een kerk in crisis, een kerk in een ontkerstenende samenleving. Een samenleving ook die zich op ethisch en biomedisch gebied (abortus, euthanasie, in-vitrofertilisatie, kunstmatige contraceptie) of op het vlak van vrouwenrechten of de rechten van homoseksuelen vaak lijnrecht tegenover de principes van het centrale gezag in Rome opstelde.

De lezer moet het dus vooral doen met een vakkundig opgebouwd en uiterst genuanceerd relaas van de kerkelijke loopbaan van een ongelooflijk gedreven werkmier. Fascinerend genoeg, dat staat buiten kijf, ondanks de sobere schrijfstijl van de biografen. Nu en dan slagen ze er toch in om een gebeurtenis op boeiende, ja, zelfs spannende manier voor te stellen. Hoogtepunten zijn de soap rond het karmelietessenklooster in Auschwitz, de strijd om de academische vrijheid van de katholieke universiteiten, de strubbelingen met Danneels' hoogsteigen troublesome priests Rik Devillé en 'homopriester' Rudy Borremans en de mediastorm rond 'Operatie Kelk', het gerechtelijk onderzoek naar een mogelijke doofpotaffaire van kindermisbruik in de kerk.

Uit alles blijkt overduidelijk dat de kardinaal bekwaam en behendig de grenzen van zijn mogelijkheden is blijven aftasten. Ja, hij was gezagsgetrouw. Bovendien had hij behoudsgezinde ideeën over de rol van leken, het celibaat en het huwelijk. Tegelijk probeerde hij, meestal zonder succes, de vleugels te knippen van haviken als de Poolse paus Johannes Paulus II en Joseph Ratzinger, later paus Benedictus XVI. Ook de machinaties van André Léonard, zijn opvolger op de Mechelse Wollemarkt, waren hem vaak een doorn in het vlees. Binnenskamers zal Danneels ongetwijfeld ongezouten taal hebben gebruikt. Daarbuiten zette hij echter altijd het masker van de vriendelijkheid op.

Mettepenningen en Schelkens reiken de geseculariseerde lezer de hand met een verklarende woordenlijst van kerkelijke begrippen. Die lijst had uitgebreider mogen zijn. Of weet de ontkerstende mens wat thomisme, scholastiek en de bijbels-patristische traditie betekenen?

Openheid

Eén zaak staat vast: Godfried Danneels heeft zich nooit aan cultuurpessimisme bezondigd. Openheid voor alles en iedereen, dat was zijn levensmotto. Soms leverde dat komische scènes op, zoals toen hij aan het hoofd van een Vaticaanse delegatie van het Secretariaat voor Niet-Gelovigen besprekingen voerde met de International Humanist and Ethicist Union. De confrontatie was niet ontbloot van spanning, aldus de biografen, 'ook al omdat de katholieke delegatie duidelijk moest wennen aan een dialoog met een groep die in hoofdzaak bestond uit vrouwen en homoseksuelen'.

Godfried Danneels, een raadsel verpakt in een mysterie binnenin een enigma, om Winston Churchill te parafraseren? Nee, eerder de kerkvorst die er heilig van overtuigd is dat de dood van God de dood van de mens inhoudt. Of hoe een man met de aura van wijsheid ook bekrompen kan zijn.

Jürgen Mettepenningen en Karim Schelkens, Godfried Danneels: biografie, Uitgeverij Polis, 558 p., 39,50 euro.