Direct naar artikelinhoud

Damacus ligt zwaar onder vuur

Taxichauffeur Abu Tareq zag op weg naar het vliegveld in Damascus hoe een hond vrat aan het lijk van een soldaat. De Syrische hoofdstad herkent zichzelf niet meer.

De zaken gaan slecht voor Abu Tareq (50). Dus besloot hij eerder deze maand, zonder het aan zijn vrouw te vertellen, een man naar de luchthaven van Damascus te brengen. Voor tienmaal de gebruikelijke ritprijs. Hij zal het geen tweede keer doen, zegt hij nu. Al rijdend kon hij de artillerie-inslagen en het gezoef van kogels van sluipschutters horen. Langs de weg lagen de lijken van rebellen en regeringssoldaten. Tareq zag hoe een hond zich te goed deed aan het lichaam van een dode soldaat. "Ik zal het nooit vergeten", zegt Abu Tareq, die om veiligheidsredenen alleen zijn bijnaam geeft. "Het is de Weg van de Doden."

De Syrische hoofdstad Damascus is een van de oudste constant bewoonde steden, een toonbeeld van cultuur en historie. Tijdens de decennialange politieke onderdrukking behield de stad, tenminste op het eerste gezicht, een sfeer van rust. Van de brede lanen in het centrum en de ruime binnenplaats van de Umayadmoskee tot de stegen van de Oude Stad, waar in de restaurants en bars op zachte toon gesprekken worden gevoerd.

Nu weerklinkt door de hele stad echter het gedreun van artillerie in de verte. De bewoners komen bijeen vol angst voor een langdurige strijd. Een strijd die vernietiging en verdeeldheid kan zaaien in een stad waar seculiere en gelovige Syriërs - soennieten, sjiieten, alawieten, christenen en anderen - lange tijd vredig met elkaar samen hebben gewoond.

Meer dan een week lang al vechten de rebellen en het leger om de weg naar het vliegveld. Het leger probeert de hoofdstad, de kern van president Bashar al-Assads machtsbasis, af te sluiten van de rebellerende buitenwijken.

De vorige poging van het verzet om naar Damascus op te rukken was in de zomer. Betere aanvoerlijnen en tactieken, kunnen volgens rebellen en deskundigen dit keer wellicht zorgen voor een veilige voet aan de grond in de stad. Maar het regeringsleger heeft de beschikking over een enorme vuurkracht. Sommige rebellen erkennen dat het verzet de inlichtingen en wapens mist om op te rukken. Het vooruitzicht op een vernietigende patstelling zoals in Aleppo is levensgroot.

"Damascus is niet meer de stad die ik een paar weken geleden nog kende", zegt leraar Mahmoud (40). Autobommen ontploffen. Controleposten verstikken het verkeer, waardoor ritten van 20 minuten veranderen in drie uur lange beproevingen. Rijke inwoners vinden het veiliger en sneller om naar Beiroet in Libanon te rijden voor een weekendje weg, dan naar de Oude Stad. Vanaf Qasioun, een favoriete plek om de lichtjes van Damascus te bewonderen, werden mortieren afgevuurd. Waar het presidentieel paleis ligt is het relatief rustig.

Door zijn kruidenier wordt Mahmoud, die geen olie en medicijnen voor zijn vrouw kan vinden, dagelijks onderwezen over de schaarste en de stijgende prijzen. De overheid, die vroeger alomtegenwoordig was, lijkt nu geen andere rol te hebben dan de straten vol te stouwen met militairen. Mahmoud: "Sommige bewoners die familie of vrienden hebben in andere steden zijn vertrokken. Maar wat moet iemand die uit deze stad komt doen?"

Het claustrofobische gevoel is erger geworden sinds de rebellen de luchthaven tot legitiem doelwit hebben verklaard en de belangrijke doorgangsroute via de Bagdadstraat hebben afgezet. Op zondag werd ook de snelweg naar Dara'aa afgezet. In sommige buurten en buitenwijken worden de frontlinies definitief.

Op de weg naar Qaboun, een wijk op zo'n drie kilometer van het centrum van Damascus, stond de laatste controlepost van Assads leger bij een gebouw van het gemeentehuis. Honderden meters verderop hadden de rebellen het gebied rond de Grote Moskee in handen gekregen.

Aba Mohammad (40), die een eenheid van twintig rebellen aanvoert, ontvangt de verslaggever in een leegstaand huis dat hij als kantoor gebruikt. Hij zegt dat het verzet Qaboun controleert, op stukken na die worden bewoond door alawieten, de groep waartoe ook Assad behoort. Volgens Mohammad hebben alawieten soennieten uit hun huizen verdreven om plaats te maken voor alawieten die uit andere gebieden zijn gevlucht.

Hij zegt dat de rebellen hebben geleerd van hun fouten in juli. Toen vielen ze een buurt in Zuid-Damascus, Midan, binnen. Ze werden er na een week alweer verdreven. "Omdat we onze rug niet verdedigden", zegt Mohammad. Dit keer hebben ze eerst het platteland 'bevrijd' en toen de buitenwijken. Zo creëerden de rebellen een veilige achterlinie terwijl ze de randen van de stad aanvielen.

Andere strijders zetten echter vragen bij de aanvalstactiek. "Er is niet genoeg informatie om Damascus in te komen", zegt een strijder die de stad verliet. "Het hoofd weet niet wat de staart doet."

Hij zegt dat de rebellen probeerden de weg naar het noordoosten over te nemen. Maar de aanval "was niet goed doordacht". De strijders moesten zware verliezen incasseren. Ze vielen vervolgens de luchthaven aan, als afleidingsmanoeuvre. "Het regime reageerde met grof geweld, omdat het dacht dat het in gevaar was."

Rebellen zeggen dat zij, net als het regeringsleger, lijden aan uitputting en honger. De regering, die bang is dat soldaten zullen overlopen, stuurt hen zelden af op gevechten waarbij van man tot man moet worden gevochten. Er wordt vertrouwd op de artillerie, die gebouwen flink beschadigt. Bewoners van Damascus vrezen dat dit precies is wat hun te wachten staat.