Direct naar artikelinhoud

Koninklijk Museum Antwerpen zet Ensor Research Project op

Voor zijn proefschrift onderzocht Herwig Todts, conservator van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, de geschriften van James Ensor. 'Ensor was geen modernist', is zijn opmerkelijke conclusie. Todts' onderzoek past in een ambitieus Ensorproject, dat het KMSKA start.

James Ensor (1860-1949) staat internationaal op de kaart, zeker na de succesvolle exposities in 2009 in Musée d'Orsay (Parijs) en Museum of Modern Art MoMA in New York. "Hij wordt eindelijk erkend als belangrijke schilder van de avant-garde", zegt KMSKA-directeur Paul Huvenne. Het Antwerpse museum beschikt met 38 schilderijen en meer dan 600 tekeningen over de grootste en beste collectie werken wereldwijd van de Oostendse meester.

Aangezien het KMSKA nog tot 2017 gesloten is, kan een groot deel van zijn Ensorcollectie reizen. Vijf tentoonstellingen in Japan zijn net achter de rug en voordat Ensor op reis gaat naar Kopenhagen, Bazel, Los Angeles en Chicago zijn de schilderijen weer thuis in Antwerpen. Men maakt daarvan gebruik om ze te restaureren en te onderzoeken. Het Antwerpse museum heeft immers zopas het ambitieuze Ensor Research Project boven de doopvont gehouden: het wil hét centrum voor Ensoronderzoek worden, met partners als het Getty Museum en het Art Institute of Chicago.

Als basis voor dat project onderzocht KMSKA-conservator Herwig Todts de geschriften en brieven van Ensor. Hij deed dat voor zijn proefschrift, dat hij enkele weken geleden succesrijk verdedigde aan de UGent. "Het is pas voor de eerste keer dat alle geschriften van de schilder grondig zijn onderzocht", zegt Todts. "In het verleden werden wel citaten gebruikt waarin hij zich uitsprak over licht en kleur, maar ik ben op zoek gegaan naar zijn theoretische uitgangspunten." Todts bracht ook in kaart hoe het werk van Ensor ontvangen werd door de toenmalige critici.

Een van zijn opmerkelijkste conclusies is dat Ensor geen modernist is. "In de twintigste eeuw is Ensor stelselmatig overschat als modernist en subversieve schilder. Je kunt hem niet inschakelen in de rij Van Gogh, Cézanne, Picasso, Pollock... Ensor blijft zweren bij de observatie als basis van zijn schilderkunst: hij is geen voorloper van de abstractie. Dat neemt niet weg dat Ensor wél onafgebroken op zoek ging naar innovatie, en allerlei stijlen en genres uitprobeerde. Hij was ook een provocateur en een spotvogel. Maar licht en kleur waren zijn belangrijkste obsessies. Toegegeven: occasioneel neigen er schilderijen naar de abstractie of worden vormen opgelost in het licht. Maar dat was voor hem geen doel, zoals bij Cézanne."

Uit Ensors geschriften stelde Todts ook het profiel op van de schilder: een vrijzinnige Franstalige liberaal, die zich uitspreekt tegen de taalstrijd maar wel houdt van Vlaamse folklore.

Het tweede luik van het Ensor Research Project focust op materiaaltechnisch onderzoek. Uit de eerste resultaten blijkt dat Ensor zijn composities zorgvuldig voorbereidde en weinig wijzigde. Eén spectaculaire verandering is de doodskop die hij in de plaats van zijn eigen gezicht aanbracht in Het schilderend geraamte (1896). Een probleem dat aan het licht kwam is de verkleuring van het cadmiumgeel. Sommige schilderijen hadden vroeger veel fellere contrasten. Er wordt nu onderzocht op welk manier verdere verkleuring tegengehouden kan worden.