Direct naar artikelinhoud

De terugkeer van Harvard aan de Dijle

Een elitairder hoger onderwijs, zo omschrijven criticasters het voornemen van de KU Leuven om zwaar gebuisde studenten een herinschrijving voor dezelfde opleiding te weigeren. Onjuist, meent rector Torfs, die precies de uitwassen van de democratisering wil aanpakken. Dat hij zo ook het imago van zijn unief verbetert, is mooi meegenomen.

Tot 3 miljoen euro per jaar. Zoveel heeft de KU Leuven er dus voor over om, zoals rector Rik Torfs aangeeft, de kwaliteit van hun hoger onderwijs te waarborgen. Het plan van zijn vicerector onderwijsbeleid Didier Pollefeyt om eerstejaarsstudenten die minder dan 20 tot 30 procent van de opgenomen studiepunten halen te weigeren, levert de universiteit - financieel gezien - niets op.

Waarom staat de KU Leuven dan toch op het punt om zo'n ingrijpende beslissing te nemen? De wortels van die vraag liggen in het verleden. Vorig jaar september publiceerde deze krant de slaagpercentages per universiteit en per opleiding. Daaruit bleek dat 40 procent van de studenten het eerste jaar met goed gevolg afsluit en dat amper eenzelfde percentage binnen de voorziene drie jaar zijn bachelordiploma behaalt.

Het blijven schrikbarende cijfers. De democratisering, waarbij iedereen het recht heeft om te gaan studeren, is in 2004 uitgemond in een sterke flexibilisering. Dat betekent dat jongeren zich kunnen inschrijven voor zoveel vakken als zij willen en deze vakken ook kunnen meenemen naar het volgende academiejaar.

Dat zorgde ervoor dat een slecht eerste studiejaar weinig tot geen consequenties heeft voor de student zelf. Ouders en de maatschappij in haar geheel verliezen daarentegen elk jaar tientallen miljoenen euro's. Het Leuvense plan is daar een logisch antwoord op. De universiteit becijferde dat 1.545 eerstejaarsstudenten voor amper drie of vier vakken slagen. Daarvan beginnen 345 jongeren toch opnieuw aan het eerste jaar van hun opleiding, terwijl zij nauwelijks kans maken om het te halen. Daar paal en perk aan stellen, zet studenten aan tot harder studeren en moet zo de slaagcijfers verhogen.

Eenzelfde effect had de KU Leuven ook kunnen verkrijgen door verplichte en bindende ingangsproeven te organiseren. Maar daarvoor ontbreekt elk maatschappelijk draagvlak en ook minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) wil zich daar (nog) niet aan wagen. Geheel onlogisch is dat niet. Zulke examens staan in schril contrast met de democratiseringsgedachte. Bovendien blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat studenten van andere origine en vrouwen minder kans maken om zo'n toets met goed gevolg af te leggen.

Het nieuwe voorstel daarentegen is niet alleen juridisch gezien mogelijk, maar is ook cijfermatig beter doordacht. Daarbij sluit het naadloos aan bij de huidige tijdgeest. Want als de pensioenleeftijd omhoog gaat en iedereen langer zal moeten werken, vinden veel politici en universiteitsbestuurders het niet oneerlijk dat er een einde moet komen aan het nodeloos lang studeren. "We kunnen niet elke student een voltijdse studiebegeleider geven zoals een topatleet die aan de Olympische Spelen meedoet", zei Torfs vorig jaar al. "Er zijn grenzen aan de democratisering."

Diplomafabrieken

De forse besparingen van de Vlaamse regering op het hoger onderwijs fungeren daarbij als katalysator. Dat de Vlaamse Vereniging van Studenten en de Studentenraad KU Leuven gewonnen zijn voor het plan is dan ook niet toevallig. Het is allang geen taboe meer onder studenten om te zeggen dat er gerust iets harder mag worden gestudeerd, iets waar het Leuvense universiteitsbestuur ook op hoopt.

Een welkom neveneffect is dat de waarde van het diploma daardoor kan stijgen. Als een student er vijf jaar over doet om zijn bachelor in de rechten te behalen, iets wat vaak genoeg voorkomt, dan is die prestatie voor werkgevers een stuk minder aantrekkelijk dan de sollicitant die netjes op tijd afstudeerde. "Als we niet strenger worden en iedereen na zes of zeven jaar sukkelen toch een universitair diploma behaalt, wat is het dan nog waard?", vroeg Pollefeyt zich gisteren in deze krant hardop af.

Het is een verzuchting die bij veel professoren leeft. Maar al te vaak worden de UGent en de KU Leuven weggezet als diplomafabrieken. In die mate dat studenten zich genoodzaakt zien om een tweede master te behalen en zelfs voor een extra studie naar Engeland of de Verenigde Staten vertrekken. Een tendens die de democratisering meer bedreigt dan het weigeren van de herinschrijving, simpelweg omdat verreweg de meeste jongeren niet kapitaalkrachtig genoeg zijn om de stap naar het buitenland te kunnen zetten.

Die evolutie zorgde ervoor dat het spanningsveld tussen het aantal studenten en het afgeleverde diploma weer op de voorgrond kwam. Dat er de voorbije jaren amper docenten en professoren bijkwamen terwijl steeds meer jongeren de stap naar de universiteit hebben gezet, hielp ook niet echt. "Het is verbazingwekkend dat bestuurders blij zijn met een 40.000ste student", gaf Torfs in 2012 aan. "Je moet je afvragen of je bij dergelijke aantallen de kwaliteit wel kan garanderen en de studenten goed kan begeleiden."

Voortaan kiest Leuven resoluut voor de studenten die overtuigd aan hun studie beginnen. Er zijn uitzonderingen voorzien, bijvoorbeeld bij ziekte of het overlijden van een naaste, maar alle overige eerstejaarsstudenten zullen minstens voor een vijfde tot een derde van de opgenomen vakken moeten slagen.

De KU Leuven toont zo dat het hen menens is, zelfs al levert de instelling er aanvankelijk geld op in. De overheid geeft - eenvoudig gesteld - subsidies bij de inschrijving van een student, maar ook bij zijn slagen. Die laatste pot middelen wordt verdeeld over de universiteiten en het slaagpercentage speelt daarbij een belangrijke rol. Meer op tijd afstuderende jongeren betekent meer inkomsten en kan het aanvankelijke inkomstenverlies compenseren. Bovendien zorgt de maatregel er op korte termijn ook voor dat het al behoorlijk serieuze imago van de universiteit verder wordt versterkt.

Lichtbaken

De demarche van de KU Leuven past daarom bij het hervonden zelfvertrouwen. Onder de vorige rectoren Marc Vervenne en Mark Waer kreeg de universiteit imagogewijs klappen van de concurrentie. Want terwijl de UGent zich onderscheidde door de, ook in Leuven knarsetandend geprezen, Durf Denken-campagne, hielden de bestuurders aan de Dijle zich bezig met een jarenlang en door de studenten amper gevolgd debat over de katholieke identiteit en de letter 'K'.

Het leek er, toch op dat moment, op dat de KU Leuven meer op de andere universiteiten wilde gaan lijken door afstand te nemen van haar katholieke roots en de periode onder André Oosterlinck. Hij leidde de universiteit tussen 1995 en 2005 en plaatste haar in heel Vlaanderen op de kaart. Hogescholen sloten zich massaal aan bij de KU Leuven in een speciaal daarvoor opgerichte associatie, die vandaag nog altijd wordt geleid door Oosterlinck zelf.

De huidige associatievoorzitter deinsde er niet voor terug om zijn politiek gewicht uit te spelen en gaat nog altijd prat op zijn vele connecties. Vervenne en Waer hadden een haast tegenovergestelde bestuursfilosofie en lieten veel beslissingen van de Vlaamse regering en het parlement over zich heen komen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de taaltest voor professoren, waarbij academici moeten bewijzen dat ze de Engelse taal voldoende machtig zijn om erin te mogen doceren.

Torfs kon zich niet vinden in die beslissing en hekelde het gebrek aan politieke slagkracht van de KU Leuven. In de aanloop naar de rectorverkiezing van vorig jaar stelde hij meermaals dat de universiteit een lichtbaken moet zijn. "Het is vernederend om een taaltest Engels opgelegd te krijgen. De KU Leuven is te zeer naar binnen gericht geweest, vaak zelfs krampachtig."

Juist daarom is het geen toeval dat de KU Leuven weer vaker Harvard aan de Dijle wordt genoemd. Een bijnaam die ontstond tijdens het rectorschap van Oosterlinck en die vaak in zijn mond wordt gelegd, iets wat hij tot vandaag ontkent. Hoe het ook zij, vandaag durft de Leuvense universiteit weer een eigen koers te varen. En omdat Crevits al sinds haar aantreden hamert op de autonomie van de onderwijsinstellingen is daar de nodige ruimte voor ontstaan.

Het is een cadeau dat Torfs begrijpelijkerwijs niet kan laten liggen. Samen met zijn ploeg probeert hij het debat over het hoger onderwijs van de toekomst te domineren, iets wat soms voor wrevel zorgt bij de andere universiteiten en niet het minst bij de UGent. Daar hekelen ze het gebrek aan overleg, maar ze kijken tegelijkertijd toe hoe nagenoeg elke discussie start met een rooksignaal uit Leuven om even later uit te groeien tot een brandje in Vlaanderen.

Erg rustig is het daarom niet meer op het rectoraat in de Naamsestraat. Het betekent tegelijkertijd een terugkeer naar toch al even vervlogen tijden. Want hoezeer hun stijl ook verschilt - de communicatieve Torfs versus de autoritaire Oosterlinck - en hoe vaak zij het in het verleden ook oneens waren, de rector en de associatievoorzitter lijken elkaar beleidsmatig te hebben gevonden. Iets wat Torfs al in november enigszins gekscherend deed uitschijnen door de vergelijking aan te halen die in Leuven synoniem staat met de jaren onder Oosterlinck. "Is de KU Leuven Harvard aan de Dijle? Het is niet onze schuld dat we niet aan de Demer, de Zenne of de Schelde liggen."