Direct naar artikelinhoud

Fiscus neust nauwelijks in Belgische rekeningen

De kwestie wordt weer brandend actueel, nu morgen in de Kamer de bespreking start van drie wetsvoorstellen om het bankgeheim op te heffen. De vraag om opheffing is een van de belangrijkste aanbevelingen uit de onderzoekscommissie over de grote fiscale fraudedossiers.

De naakte cijfers spreken voor zich. In 2009, het laatste jaar waarvoor de gegevens al voorhanden zijn, werd door de belastingadministratie (AOIF) slechts vijf keer verzocht om in België het bankgeheim van een belastingplichtige op te heffen, de bijzondere belastinginspectie (BBI) vroeg er zelfs nul (0!) keer om. Sinds 2005 vroegen beide diensten samen amper 28 keer om die opheffing. De cijfers werden door Kamerlid Dirk Van der Maelen (sp.a) opgevraagd bij minister van Financiën Didier Reynders (Open Vld).

Bescheiden cijfers

Die bijzonder bescheiden cijfers staan in schril contrast met de tendens om massaal geld op buitenlandse rekeningen terug naar België te brengen. Sinds 2007, toen nog meer dan 125.000 Belgen een rekening in het buitenland opgaven bij de belastingen, is dat aantal op twee jaar tijd gedaald met ruim 16.000 (-13 procent). Die daling valt grotendeels te verklaren door de toenemende transparantie onder meer ten gevolge van de Europese spaarrichtlijn. Het is voor EU-burgers (en dus ook Belgen) met andere woorden riskanter geworden om zwart geld in het buitenland te stockeren. Zeker nu sinds 1 januari van vorig jaar buitenlandse banken over Belgische belastingplichtingen automatisch informatie moeten doorspelen aan de Belgische fiscus (en omgekeerd Belgische banken informatie moeten verstrekken over hun Europese klanten aan de betreffende buitenlandse belastingadministraties).

Daardoor is een merkwaardige paradox aan het ontstaan in de belastingcontroles. Terwijl de fiscus een steeds helderder zicht krijgt op de rekening van Belgen in het buitenland, waardoor die rekeningen vanzelf heel wat minder interessant worden, blijft het spaargeld van Belgen in eigen land grotendeels buiten schot. “De beste manier om de Belgische fiscus op afstand te houden is een bankrekening in België zelf”, stelt Kamerlid Van der Maelen in een opiniestuk verderop in deze krant. “België als veilige haven voor zwart geld? Dat klopt, maar dan wel alleen voor de Belgen zelf.”

Dat het Belgische bankgeheim ondanks de Europese druk nog altijd redelijk waterdicht blijft, was ook al een vaststelling van de onderzoekscommissie over de grote fiscale fraudedossiers. In die commissie werd nagegaan waarom zovele van die zware dossiers uiteindelijk op niets of op verjaring uitdraaien. De hinderpaal die het bankgeheim opwerpt om informatie te vergaren werd daarbij als een van de grootste pijnpunten opgeworpen. De versoepeling van dat bankgeheim was dan ook een van de aanbevelingen van de commissie die op LDD en VB na kamerbreed werden goedgekeurd.

Debat in de Kamer

De kwestie wordt weer acuut aangezien de Kamercommissie Financiën morgen de bespreking aanvat van de drie wetsvoorstellen (van sp.a, Groen!-Ecolo en cdH) die die gevraagde versoepeling in de praktijk omzetten. Het voorstel van de sp.a kreeg inmiddels groen licht van de Raad van State en van de privacycommissie. In de huidige stand van de wet kan het bankgeheim enkel opgeheven worden als er “bewijs van fraude” is, de sp.a stelt voor om die voorwaarde te verlichten tot als het “aannemelijk” is dat er fraude in het spel is. De partij zegt zich te baseren op gelijksoortige wetten in Duitsland, Frankrijk en Nederland.

Aangezien de sp.a federaal nog altijd min of meer tot de parlementaire oppositie behoort, blijft het onzeker dat het wetsvoorstel goedgekeurd raakt. Indiener Van der Maelen maakt zich evenwel sterk dat zijn voorstel “de geest en de letter van de breed goedgekeurde aanbevelingen van de onderzoekscommissie volgt” en dus de wetmatigheden van meerderheid en oppositie overstijgt. Bovendien ziet hij in de opheffing van het bankgeheim een sleutel in de strijd tegen de fiscale fraude, met bijgevolg “een positieve impact op de begroting en op alle toekomstige begrotingen. Hoe beter de fraude kan worden aangepakt, hoe minder inkomsten de overheid elders moet zoeken.”