Direct naar artikelinhoud

De mensen in witte pakken op de plaats van de misdaad

Van zeefjes tot boetseermateriaal. Voor het Disaster Victim Identification Team (DVI) is geen hulpmiddel te gek om de identiteit van een lichaam te achterhalen. In tegenstelling tot wat populaire tv-series doen geloven, is de klus zelden in een uur geklaard. ‘Hoe verser het lichaam, hoe meer we kunnen doen.’

Disaster Victim Identification Team probeert identiteit van slachtoffers te achterhalen

Dinsdagavond werd een hand ontdekt in de duinen van Zeebrugge. Geen zicht om snel te vergeten, laat staan om lang naar te kijken. Dat is nochtans net wat het DVI dagelijks doet om een antwoord te vinden op de vraag ‘Wie is het?’ Maar wie zijn zij?

“Wij zijn de mannen in de witte pakken”, verduidelijkt Valère De Cloet, directeur van het Belgische CSI-team. Daar houdt de vergelijking met de gelijknamige tv-serie niet op. “Veel van wat ze op tv doen, doen wij ook. Met minder show.” Uitzonderlijk wordt ook in het echt een onderzoek in een uur afgerond. “Maar daarvoor moeten we duidelijke vingerafdrukken kunnen afnemen. Heeft het lichaam in het water gelegen of is het intussen opgedroogd, dan moeten we de vingertoppen eerst bewerken. Bovendien moeten de afdrukken overeenkomen met afdrukken in de politiedatabank. Maar daar zijn in België alleen mensen met een crimineel verleden in opgenomen.”

Elk spoor kan belangrijk zijn. Niets laten verloren gaan, daar komt het op aan. Zozeer zelfs dat het zand dat samen met een lijk is opgegraven door de zeef gaat. “Voor de bovenste lagen kan een schop gebruikt worden, maar hoe dichter je bij het lichaam komt, hoe voorzichtiger we tewerk gaan. Op het einde scheppen we het zand tussen de beenderen weg met houten lepeltjes die in het boetseren gebruikt worden”, zegt Dirk Maes. Hij is lid van het DVI-team, een tienkoppige afdeling die tot de finale identificatie moet komen.

“Is het lichaam minder dan 24 uur geleden overleden, dan kunnen we nog veel onderzoeken doen: de kleur van de ogen vaststellen, de haardracht kijken of er opvallende uiterlijke kenmerken zijn...”, vervolgt Maes. Alles gaat op foto. Want hoe meer informatie, hoe groter de kans dat de puzzel in elkaar valt. “Daarom is het zo belangrijk dat de plaats van het delict wordt afgesloten. Op een openbare plaats is het helaas niet altijd mogelijk om mensen op afstand te houden.”

Dat gaat makkelijker in een riool of een beerput, evenzeer plaatsen waar het DVI soms op onderzoek moet. Maar goed dat het onder meer een speleoloog in zijn rangen heeft.

Met een lichaam dat op een hand na volledig onder het zand ligt, slinkt de kans op het vinden van veel bruikbare sporen. Gisteren is dan ook een autopsie uitgevoerd. “Die kan aan het licht brengen of de persoon een zwangerschap achter de rug heeft of ergens geopereerd is. Misschien vind je een prothese. Die hebben soms een nummer, waarmee je de identiteit kunt traceren”, weet Maes.

Zo’n doorbraak bracht de lijkschouwing in de zaak-Zeebrugge nog niet, wel dat het lichaam twee à drie weken dood is. Over de doodsoorzaak is nog steeds niets geweten. Uiterlijke tekenen van geweld konden niet vastgesteld worden, maar de wetsdokter zal nu verder de ingewanden van het lichaam stuk per stuk onderzoeken.

Mogelijk levert dat extra aanwijzingen op omtrent de doodsoorzaak van het slachtoffer, maar zo niet zal zwaarder geschut ingezet moeten worden. Zeker omtrent de identiteit van het slachtoffer zal de bijkomende autopsie vermoedelijk tekort schieten. “In deze zaak zal wellicht vooral de DNA-analyse belangrijk zijn”, meent Jan De Kinder van het NICC, dat wetenschappelijke ondersteuning biedt en nog niet bij dit onderzoek betrokken is. Ook DNA-analyse is evenwel geen tovermiddel. “Ten eerste moet er bruikbaar DNA zijn. Stel dat er bij jou is ingebroken: waar ga je DNA van de dader zoeken? Het is soms een speld in een hooiberg. Daarenboven is er vergelijkend materiaal nodig, maar een uitgebreide DNA-databank is er niet.”

Snel gaat DNA-onderzoek ook niet. “Eén staal onderzoeken, neemt 48 uur in beslag”, merkt Dirk Maes op. “Een haartje in een machine stoppen en meteen weten om wie het gaat, is fictie. Wie denkt zoals in CSI snel oplossingen te vinden, zou wel eens erg teleurgesteld kunnen raken. Maar een zaak die helemaal niet opgelost raakt, dat vind ik is pas frustrerend.”