Direct naar artikelinhoud

Consensus onder economen, nu nog bij de onderhandelaars

lProfessoren in noord en zuid zijn opvallend eensgezind over een hervorming: het huidige financieringssysteem van gemeenschappen en gewesten staat goed bestuur in de weg.

Paul De Grauwe en Mathias Dewatripont leggen gezamenlijk herfinancieringsplan voor gemeenschappen en gewesten op tafel

De federalisering van België heeft ervoor gezorgd dat de gemeenschappen en de gewesten een groot pakket bevoegdheden hebben gekregen. Het gevolg is dat een kwart van alle overheidsuitgaven (inclusief sociale zekerheid) nu door de gemeenschappen en gewesten wordt beheerd. Hiermee is België een federaal land geworden dat vergelijkbaar is met de Duitse Bondsrepubliek. Deze sterke bevoegdheden over een groot deel van de overheidsuitgaven vertalen zich evenwel niet in een even grote bevoegdheid over de eigen inkomsten van de deelgebieden. Het grootste deel van deze inkomsten neemt de vorm aan van transfers van de federale regering naar de gemeenschappen en de gewesten. De bevoegdheid van de deelgebieden om zelf belastingen te heffen is dus heel sterk beperkt. Deze bevoegdheid is bij de federale regering en parlement gebleven.

Het feit dat de deelgebieden over veel minder belastingbevoegdheden beschikken dan over uitgavenbevoegdheden is niet noodzakelijk een slechte zaak. Het heffen van belastingen gaat immers gepaard met ‘externaliteiten’. Daarmee bedoelen economen dat een belasting geheven door één entiteit (bijvoorbeeld een gewest) een invloed uitoefent op de inkomsten van een andere entiteit. De reden is dat diegenen die belastingen betalen hun activiteiten kunnen verplaatsen. Dit fenomeen kan leiden tot belastingcompetitie die uiteindelijk resulteert in dalende overheidsinkomsten. Dit is de belangrijkste reden geweest waarom het Belgische proces van federalisering asymmetrisch is geweest, met name dat veel uitgaven- maar weinig belastingbevoegdheden werden toegestaan aan de deelgebieden.

Maar nu is er een consensus gegroeid bij de economen dat deze asymmetrie te ver is gegaan en goed bestuur in de weg staat. Dit is onlangs duidelijk geworden tijdens de bijeenkomst van een groep onderzoekers en beleidsmensen in het kader van het ‘Rethinking Belgium’-initiatief (www.rethinkingbelgium.eu). Onderzoekers van de KU Leuven, de UCL en van de Universiteit van Namen kwamen hierover tot een merkwaardige consensus. Deze onderzoekers komen tot het besluit dat het huidige financieringsysteem van gemeenschappen en gewesten goed bestuur in de weg staat. Er zijn daar verschillende redenen voor. De belangrijkste is de volgende.

Vermits het grootste deel van de inkomsten van de deelgebieden bestaat uit transfers moeten de regionale regeringen zich niet al te veel zorgen maken over de manier waarop hun uitgaven worden gefinancierd. Dat is een zorg voor de federale overheid. Het is deze laatste die de politieke kost draagt van de belastingen die moeten geheven worden om de middelen te vinden voor de gewesten en de gemeenschappen. De regeringen van de deelgebieden dragen dus niet de politieke kost van de belastingheffing. Deze wordt door de federale overheid gedragen. Dit creëert een dynamiek waarbij de deelgebieden als maar meer middelen opeisen van de federale regering wetende dat de politieke kostprijs daarvan (de belastingen) door de federale overheid wordt gedragen.

Deze analyse heeft de onderzoekers uit Leuven, Louvain-la-Neuve en Namen er toe gebracht alternatieve methodes van financiering van gemeenschappen en gewesten voor te stellen. Het merkwaardige is hier opnieuw dat deze voorstellen heel sterk gelijklopend zijn (zij het dat de technische details verschillen, vooral in de dynamische simulaties, waar meer onderzoek zal vergen). De drie groepen van onderzoekers stellen voor dat de transfers zouden vervangen worden door een systeem van regionale personenbelastingen. Grosso modo komt het er op neer dat elk deelgebied recht heeft op een bepaald percentage van de personenbelastingen (opcentiemen) die in het deelgebied worden geheven. Elk deelgebied zou ook een beperkte autonomie hebben bij het vastleggen van dat percentage. Dus als de Waalse of de Vlaamse overheden meer willen uitgeven dan zouden ze dat percentage (opcentiem) kunnen optrekken. De bevoegdheid over de individuele belastingschalen in de personenbelasting zou echter federaal blijven. Dit is ook het financieringssyteem dat gebruikt wordt voor de steden en gemeenten. Het is dus niet revolutionair.

Dit nieuwe systeem van financiering van gemeenschappen en gewesten zou kunnen leiden tot een grotere inkomensongelijkheid tussen de deelgebieden. Een solidariteitsmechanisme dat corrigeert voor deze inkomensongelijkheden bestaat al. Het moet ook blijven bestaan zij het dat het transparanter moet worden gemaakt. Dit kan op verschillende manieren. Een eerste methode die sterk aanleunt bij het Duitse systeem van ‘Finanzausgleich’, is horizontaal en bestaat erin dat er rechtstreeks inkomenstransfers worden georganiseerd van het ‘rijkere’ deelgebied naar het ‘armere’. In een tweede verticale methode worden deze transfers georganiseerd door de federale overheid. Welke van deze twee technieken, de horizontale of de verticale, de voorkeur geniet is vanuit economisch standpunt moeilijk uit te maken (hoewel ze niet neutraal zijn op het politieke vlak).

Een fundamentele hervorming van de financiering van de deelgebieden kan positieve effecten hebben op de slagvaardigheid en het goed bestuur in de deelgebieden. Deze hervorming kan gebeuren met behoud van de solidariteitsmechanismen. Het merkwaardige is dat deze principes worden gedeeld door wetenschappers langs beide zijden van de taalgrens. Wij hopen dat politici een gelijkaardige consensus vinden.