Direct naar artikelinhoud

‘Deze stad hunkert naar eerste klasse’

Er broeit iets aan de oevers van de Dijle. Tweedeklasser Oud-Heverlee Leuven kan morgenavond tegen Tienen de promotie naar eerste afdwingen en dat doet de voetbalkoorts in Leuven, een stad die al zéstig jaar van voetbal op het hoogste niveau verstoken is, gevoelig stijgen. De toeschouwersaantallen zijn op één seizoen verdubbeld, de trainer spreekt van een hype en bij de supporters wordt hardop gedroomd: ‘Anderlecht met 3-1 terug naar Brussel sturen, zou dat niet schoon zijn?’

Bij OHL op dit moment het woord ‘kampioen’ uitspreken, is als een fles whisky op tafel zetten tijdens een bijeenkomst van de AA. Je kunt het doen, maar het wordt niet op prijs gesteld. Ondanks het feit dat de club morgenavond de titel kan pakken in tweede, wil niemand nu al gezegd hebben dat het er zéker van komt. “Dat zou voor onnodige druk zorgen”, vindt middenvelder Maxime Annys. “Trouwens, stel dat het ons niet lukt, hoe lullig zou het dan niet zijn dat wij al op voorhand geroepen hebben dat we kampioen worden?”

Toch beschikt OHL over goede papieren. Als het in eigen huis de geladen derby tegen KVK Tienen wint en Lommel United laat punten liggen in Wetteren, dan kunnen de Leuvenaars aan het feest. En of ze daar zin in hebben. “Ik voorzie nu al extra vaten voor zaterdag”, grijnst eigenaar van supporterscafé ’t Aambeeld en trouwe fan Rudy Vandoren. “Iedereen spreekt me aan over OHL, zelfs mensen die nauwelijks geïnteresseerd zijn in voetbal willen plots weten hoe het staat met onze club.”

Het is wat trainer Ronny Van Geneugden omschrijft als ‘de OHL-hype’. “In het begin van het seizoen heb ik met de spelers afgesproken dat we voor een ijzersterke thuisreputatie zouden zorgen. Met attractief voetbal en positieve resultaten wilden we de mensen naar het stadion lokken. ‘Bij OHL, daar valt altijd iets te beleven’, die gedachte wilden we bij de Leuvenaars doen ontstaan. En zie, het is ons gelukt. We zijn thuis dit seizoen ongeslagen en we hebben het gemiddelde toeschouwersaantal doen stijgen van 2.500 naar 5.000. OHL lééft.” Commercieel medewerker Dries Desager beaamt. “Het verschil met de vorige seizoenen is groot. Voor onze laatste thuismatch zijn alle 8.000 tickets nu al uitverkocht en voor de match tegen Tienen hebben we er nog maar een honderdtal in de aanbieding. Zelfs onze businessclub zit zaterdag met zevenhonderd eters helemaal vol.” Herman Brood zong het in de jaren ’80 al: als je wint, heb je vrienden.

Wispelturig publiek

Iedereen in Leuven geeft immers grif toe dat de mensen pas écht warm lopen voor OHL wanneer het de club voor de wind gaat. “Een Leuvenaar houdt van winnaars”, zegt burgemeester Louis Tobback. “Wij hebben hier geen aanhang zoals in Mechelen, waar de fans hun ploeg onvoorwaardelijk steunen.” Cafébaas Vandoren knikt. “Wij zijn een kritisch publiek. Als iets ons niet aanstaat, dan laten we dat duidelijk merken. Maar als het goed gaat, dan zijn we ook meteen heel enthousiast.”

Voor aanvaller Jordan Remacle (ex-Racing Genk) is dat wispelturige publiek eerder een zegen dan een vloek. “Onze fans zijn op dat moment een barometer van ons spel en dat vind ik positief. Als het slecht is, hebben ze het recht om ons dat te laten weten, het zorgt ervoor dat we bij de les blijven. Omgekeerd geldt hetzelfde: als we goed spelen, is het tof dat ze ons zo vurig aanmoedigen. De laatste maanden was het hier echt fantastisch, dan leek het soms alsof we voor 30.000 man speelden.”

Tobback wijt de nukken van het publiek aan een gebrek aan traditie. In Leuven is al zestig jaar geen eersteklassevoetbal meer te zien en dat laat zijn sporen na. “Ikzelf herinner mij nog levendig hoe ik als jongetje van elf samen met mijn pa en ma naar Stade Leuven ging kijken toen die club in het seizoen ’49-’50 heel even in eerste klasse speelde, maar voor veel Leuvenaars is dat bijna de prehistorie. Zij hebben Daring Leuven, Stade Leuven en Oud-Heverlee voor de fusie enkel gekend als ‘kleine ploegjes’ en zijn in die tijd supporter geworden van Anderlecht of Club Brugge. Dat achtervolgt de club nog altijd.” Van Geneugden erkent het probleem, maar klinkt strijdvaardig. “Het is aan ons om die traditie nu op te bouwen. Stel dat we in eerste klasse geraken, dan moeten we dat momentum aangrijpen om in heel de stad jonge supporters te werven en oude supporters terug te winnen.”

En dat zal nodig zijn. Want wie dezer dagen door de Leuvense binnenstad struint, kan de sjaals en vlaggen van OHL op de vingers van één hand tellen. “De typische Brabantse nuchterheid”, zegt clubmedewerker Omer Camps. “Er zal wel gefeest worden als we kampioen spelen, maar vooraleer de buit helemaal binnen is, zul je hier niemand gek zien doen.” Ook de burgemeester, sowieso geen fan van al te veel gekkigheid, houdt een slag om de arm als het over het titelfeest gaat. “We hebben nog niks gepland, want het kan altijd mislopen. Stel dat het toch zover komt, dan zullen we de ploeg zeker naar het stadhuis halen, zodat ze van op het bordes de supporters kunnen toewuiven, maar verder gaan we het toch niet drijven. Ik vermoed trouwens dat veel supporters na een klein feestje op het stadion al naar huis zullen keren, dus van die 7.000 man gok ik dat er 1.500 naar de markt zullen afzakken. Dat is ook al stevig, maar het wordt vast geen overrompeling.”

Alle Brabantse nuchterheid ten spijt wordt er in supporterscafé ’t Aambeeld toch al volop gedagdroomd. “Volgend seizoen in eerste tegen Standard, Club Brugge en Anderlecht. Man, dat worden hoogdagen”, prevelt een bejaarde man terwijl hij de askegel van zijn sigaar op de toog aftikt. Een andere supporter valt hem mijmerend bij. “En dan die dikkenekken van Anderlecht met 3-1 terug naar Brussel sturen, zou dat niet schoon zijn? Of stel u voor: een Europees ticket halen in ons debuutseizoen...” De twee glimlachen hun gezicht in rimpels. Aan de toog is voetbalgeluk vooral gemaakt van dromen.

Gestage groei

In tegenstelling tot een aantal van hun fanatiekere supporters, houdt het bestuur van OHL zich sinds de fusie in 2002 ver weg van luchtkastelen. “Eerst wil men hier stevige fundamenten leggen”, zegt Van Geneugden, die de nuchterheid van het bestuur erg waardeert. “Je moet niet te snel willen groeien en bij OHL hebben ze dat goed begrepen. Wist je dat er normaal voorzien was dat we pas binnen twee seizoenen zouden meestrijden voor de promotie? Ze willen hier liefst stap voor stap professionaliseren, daarom dat ze eerst hoog hebben ingezet op de jeugdopleiding. Dankzij forse investeringen is die ondertussen in de top drie van de beste jeugdacademies in België beland. Veel eersteklasser zijn daar jaloers op.”

Ook Tobback roemt de bestuurstop. “Ze pakken het verstandig aan, daarom dat wij hen voor die jeugdacademie gesteund hebben. Anders dan bij bepaalde eersteklassers hangt OHL niet af van een mecenas die alle tekorten uit eigen zak bijpast. De club is gezond en staat op eigen benen, een straffe prestatie voor een tweedeklasser.”

Tobback heeft niet alleen lof voor het bestuur, hij heeft ook een renteloze lening van 2 miljoen euro voor hen klaarliggen. Als OHL promoveert, dan komt dat geld vrij voor de aanpassing van het stadion aan de normen van eerste klasse. “Ik win dus sowieso”, grapt de burgemeester. “Als OHL stijgt, heb ik er een uithangbord voor de stad bij. Stijgt OHL niet, dan blijft die 2 miljoen op onze rekening staan.”

Iets wat niemand bij OHL, ondanks alle theorieën over een gestage groei, wil zien gebeuren. “Deze stad hunkert echt naar eerste klasse”, vertelt een twintiger met OHL-sjaal op de parking van het stadion. “We hebben er lang genoeg op moeten wachten, het wordt tijd dat we bij de grote jongens aansluiten.” Al zestig jaar grolt de Leuvense buik, stilt OHL straks eindelijk de honger?