Direct naar artikelinhoud

Ambitie voor het Vlaamse vlakke land

Wordt het dan toch nog wat met de ruimtelijke ordening in dit lelijke land? Wat begon als een architectuurexpo in Venetië leidt nu tot concreet engagement, van Voka tot de Boerenbond. Nu moet initiatiefnemer en architect Joachim Declerck enkel de Wetstraat nog meekrijgen.

Wat voorafging: eind augustus 2012 opende de tentoonstelling The Ambition of the Territory in het Belgisch paviljoen op de Architectuurbiënnale van Venetië. Een tweede versie deed in het najaar de Singel in Antwerpen aan. 'Ambition', zelfs vermetelheid, was wel het woord. De tentoonstelling nodigde al wie horen wilde uit om het Vlaamse ruimtelijk beleid op de schop te nemen. Onverwacht veel partijen sprongen nochtans mee op de kar. De oproep zette ook werkelijk iets in beweging.

De tentoonstelling was een initiatief van het Vlaams Architectuur Instituut (VAI) en het team van Vlaams Bouwmeester Peter Swinnen. Gangmaker was Architecture Workroom Brussels (AWB), het stedenbouwkundig bureau van de jonge Brusselaar Joachim Declerck. De oproep kwam blijkbaar precies op het juiste moment. Wie had immers ooit gedacht dat de Boerenbond (BB), de Bond Beter Leefmilieu (BBL) en VOKA broederlijk samen zouden zitten om in vijf workshops en een grote studiedag op 8 januari samen na te denken over een ander en beter ruimtelijk beleid? Doorgaans vliegen ze elkaar eerder in de haren om hun ruimteclaims veilig te stellen. Nu bogen ze zich samen over ons toekomstig ruimtegebruik met de steun van een rist administraties, universiteiten en andere organisaties.

Het uitgangspunt is bekend. Het vraagt inderdaad weinig inspanning om in te zien dat Vlaanderen eivol is. Er valt geen ruimte meer uit te delen. Hoe valt dat te rijmen met 'Vlaanderen in Actie' (VIA), dat ernaar streeft om van Vlaanderen tegen 2020 een topregio te maken, als de ruimte daartoe ontbreekt? Iedereen beseft steeds meer dat het roer om moet.

Sinds Renaat Braem in 1968 Het lelijkste land ter wereld schreef kan niemand nog ontkennen dat de ruimtelijke ordening in Vlaanderen rammelt. Het lijkt alsof decennia lang gelijk wat gelijk waar gebouwd werd. Surrealistische collages van fabrieken naast villa's naast spoor- en autosnelwegen met tussendoor nog een oud dorpsfragment: welkom in Vlaanderen zoals het is. We hebben ons lang gewenteld in dat surrealisme, maar de gevolgen wegen vandaag zwaar. Overstroomde woongebieden, fileleed en falend openbaar vervoer zijn de bekendste voorbeelden. Dat we daar economisch onze tanden op stukbijten is ook al lang geen geheim meer.

In 1997 leek het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) het tij te keren. Het rekende dat bij ongewijzigd beleid alle grond snel opgesoupeerd zou zijn, ten koste van de toekomstige generaties. Toen besefte men bovendien nog niet eens dat er een demografische boom op ons afkomt: 1,2 miljoen extra inwoners tegen 2050. Het paardenmiddel van het RSV heette: gedeconcentreerde bundeling. Alle activiteiten moesten in de steden geconcentreerd worden om ruimte -en dus ook kansen voor de toekomst- te vrijwaren. Een titanenopdracht, gezien de toestand van het terrein. IJverig, helaas al te ijverig, sloeg men aan het plannen en rekenen.

Loopgravenoorlog

Dat bleek geen onverdeeld succes. Het stedenbeleid is een opsteker: de centrumsteden kregen een facelift van belang, en hun bevolking groeide weer reëel. In het 'buitengebied' bleef het daarentegen vooral business as usual. De verrommeling van het landschap zette zich door. Erger is dat belanghebbende partijen als de industrie, de landbouwlobby of de milieuactivisten op 8 januari nog maar eens constateerden dat het RSV, ondanks de mooie intenties, iedereen heeft meegesleurd in een uitzichtloze loopgravenoorlog tussen belangengroepen.

Ook de man in de straat voelde nattigheid. Bouwlustigen beleven hallucinante momenten als blijkt dat ze niet kunnen bouwen omdat beleidsplannen elkaar tegenspreken. Meestal is dat een ongewild gevolg van een onoverzichtelijke 'lasagne van plannen zonder saus'. Zo omschreef Piet Vanthemsche, voorzitter van de Boerenbond, op de studiedag de stroom plannen van de vele administraties. Omgekeerd is er het fenomeen van oudere mensen die hun villa willen verkopen, maar constateren dat niemand die nog wil wegens te groot, te energieverslindend of te onbereikbaar. Of van de papierberg die startende bedrijven moeten trotseren. Helemaal de pineut zijn de jongeren, die geen (betaalbare) huisvesting vinden waar ze willen wonen. Een enkeling weet hier echter zijn slagmee te slaan. Tram (Wijnegem) of crematorium (Kortrijk) staan je niet aan: even de Raad van State bellen. Zelfs politici worden zo tureluurs van het monster dat ze blijkbaar baarden.

Door die loopgravenoorlog om grond loopt Vlaanderen zich steeds harder vast in ruimtelijke conflicten. Die veroorzaken ook tot politieke, economische en juridische impasses. De enige uitweg lijkt erin te bestaan om via een radicale upgrading meer te realiseren op minder ruimte. Een ander ruimtelijk beleid is ook wat het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV), dat nu in de steigers staat, beoogt. Maar dat zou dode letter kunnen blijven als men de zaken niet fundamenteel anders aanpakt. Enter Joachim Declerck en zijn Architecture Workroom Brussels.

"Het ruimtelijk structuurplan (RSV) heeft twee gezichten. Het bood een sterk ideologisch kader, een visie voor Vlaanderen, en smeedde ook de instrumenten ervoor. Het liet toe om structureel na te denken over de ruimte. Tegelijkertijd was het RSV ook de erfgenaam van de gewestplanning. Die legde bij wijze van spreken voor elke morzel grond de bestemming vast: hier wonen, daar industrie, of natuur, landbouw. Het RSV betonneerde die opdeling in een 'ruimteboekhouding'. Die laat zo weinig speling toe dat ze de meer visionaire ambities van het RSV versmacht.

Het creëerde tenminste wel rechtszekerheid. Joachim Declerck : "Dat was de bedoeling. Maar die is er slechts in beperkte mate. De landbouw bijvoorbeeld dacht dat er een garantie was op voldoende grond voor leefbare exploitaties. Niets is minder waar. 70.000 hectare landbouwgrond dient intussen voor paardenkwekerij of andere recreatieve activiteiten. Dus niet voor voedselproductie. Niet verwonderlijk dat de Boerenbond daartegen in opstand kwam. Hetzelfde verhaal kan je voor veel andere sectoren vertellen. Het bestaande ruimtelijk beleid voedt dus een gigantisch gevecht om ruimte. Dat verhelp je enkel met een daadkrachtige ruimtelijke politiek, die een rechtszekerheid biedt die wel functioneert."

Dat moet een beetje daadkrachtige Vlaamse overheid toch kunnen

regelen?

"Helaas niet. Filip Derynck, hoogleraar bestuurskunde aan de UGent, vergelijkt de Vlaamse overheid met een Mexicaans leger. De vele agentschappen en departementen opereren in verspreide slagorde. Dat resulteert in steeds meer plannen en maatregelen die overlappen of kruisen. Met alle gevechten tussen actoren en sectoren van dien. Dat is een heilloze weg."

Anderzijds: het stedenbeleid van de jongstevijftien jaar mag je toch een aardig succes noemen. "Dat succes leert ons ook waarom het elders niet werkt. Dat beleid was grondig voorbereid met een witboek dat een visie op Vlaanderen en werkinstrumenten aanreikte. Het ontstond ook vanuit een schaarste aan middelen en ruimte. Schaarste creëert inventiviteit. Het dwingt partijen om samen aan tafel te zitten. Ze moeten het doen met wat ze hebben. De stad wordt zo een project waar alle actoren aan meewerken. Buiten de steden denkt men echter nog altijd vanuit een groei- en consumptielogica. We doen alsof alle problemen opgelost worden door meer grond aan te snijden. Het is een eigenaardige vorm van schuldige ontkenning. Dat het systeem toch blijft werken is maar mogelijk doordat de overheid telkens geld bijpast waar het fout loopt. Planning gaat over geld, maar de overheid betaalt alles. Dat is niet langer vol te houden. Het besef breekt door dat we de grenzen van dit systeem bereikt hebben."

Wat is het alternatief?

"In plaats van in te zetten op een verdeling van het territorium tussen actoren moet je op zoek gaan naar synergieën. Dat zijn er veel. Je moet tonen dat er winst te behalen valt door samenwerking op het terrein. Ook economische winst. Het is bijvoorbeeld toch al te gek dat er vandaag in Vlaanderen meer warmte verloren gaat in de atmosfeer dan nodig is om alle woningen en werkruimtes te verwarmen. Creëer die synergie.

"Het beleid nu maakt geen onderscheid tussen verschillende gebiedsdelen. Het volgt het principe one size fits all, maar dat betekent vooral dat het nooit echt past. Een van de conclusies van onze finale studiedag was dan ook dat we een nieuwe witboekoperatie behoeven: we moeten de strategie die zo succesvol was voor steden uitbreiden naar het buitengebied. Dat betekent: gebiedsgericht werken, met een gedeelde ontwerpagenda voor alle sectoren en actoren."

Op de tentoonstelling merk je dat

jullie vaak over steden en het

buitengebied samen nadenken.

"Beide gebieden zijn ook sterk verweven. Het is niet zo dat Vlaanderen pas na de Tweede Wereldoorlog de 'soep' van functies werd die we nu zien. Historisch was Vlaanderen altijd al bezaaid met heterogene functies die dicht tegen elkaar aan schurkten. Het is een geschiedenis van kleine ondernemingen die met één voet in de landbouw en één voet in de handel en productie stonden. Onze talloze waterwegen en wegen lieten dat ook toe. De verstedelijking van het landschap heeft dus diepe historische wortels. Vlaanderen maakt anderzijds zelf deel uit van een eeuwenoud stedelijk netwerk in de Rijn-Maas-Scheldedelta tussen Rijsel, Amsterdam en Aken. We moeten de toekomst plannen met die context in het achterhoofd, en ons vooral niet blindstaren op de grenzen van het Vlaamse grondgebied. Dan negeer je de geschiedenis. Zo schrijf je Vlaanderen niet in de wereld in."

Het lijkt prachtig, maar hoe zet je landbouwers, kleine industriëlen en de bewoners van een verkaveling samen aan tafel om even de verwarming te regelen?

"Naast een witboek en een sterke financiële prikkel moet je ook een experimentele ruimte openen waar betrokkenen met voldoende gewicht elkaar kunnen ontmoeten vanuit de wil om een project te ontwikkelen. Daar horen ook ontwerpers - planners, stedenbouwkundigen, architecten - bij, maar wezenlijk is iedereen in zo'n experimentele ruimte mee aan het ontwerpen. Ook de Boerenbond, en de milieubeweging, en Voka. Die bereidheid is er."

Toch intrigeert het mij dat een relatief klein architectuurbureau al die

partijen na jaren bekvechten bijeen bracht en hield.

"Het is simpel. Alle maatschappelijke en demografische problemen die op ons af komen hebben een ruimtelijke weerslag die smeekt om maatwerk inzake planning. Dat is de ideologische zijde ervan. Maar het is ook een cultureel verhaal. Deze spelers waren nooit in gesprek gegaan in een officiële beleidsruimte, met een officiële agenda. Net in een culturele ruimte als deSingel, waar het om 'het mogelijke' gaat, kan je een nieuwe 'cultuur' en vooral 'cultuurverschuiving' op gang brengen. In deze experimenteerruimte kunnen en mogen deelnemers hun eigen agenda even opschorten om voor een innovatieve cultuur te kiezen. Geen andere plaats laat zo'n opening toe zolang een proces niet op gang gebracht is."

Hoe moet het verder als je die ruimte weer verlaat?

"Ons werk is een aanbod naar het beleid. Tijdens de studiedag verklaarden Vlaamse beleidsmakers zich alvast bereid om zo'n experimenteerruimte mee te ondersteunen. Dat stemt hoopvol."

Meer weten over The Ambition of the Territory? www.architectureworkroom.eu