Direct naar artikelinhoud

Acht doelstellingen, een gemengde balans

Voor een aantal deelaspecten van de acht millenniumdoelstellingen oogt de horizon van 2015 haalbaar, en bijvoorbeeld inzake de bevordering van gendergelijkheid is hoopgevend werk geleverd. Maar op andere terreinen blijft er nog erg veel werk aan de winkel.

Extreme armoede en honger uitroeien

Goede cijfers voor Azië

Het aandeel mensen in de ontwikkelingslanden die minder dan 1,25 dollar per dag verdienen daalde van 46 procent (1,8 miljard personen) in 1990 naar 27 procent (1,4 miljard) in 2005. Bij voortzetting van de huidige koers is een aandeel van 15 procent extreme armen tegen 2015 haalbaar. Toch komen de goede punten voor het leeuwendeel op rekening van Azië, dankzij de sterke groei van China. In andere regio’s, met name in Afrika ten zuiden van de Sahara, nam het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft toe met 100 miljoen. Ook de hongerbestrijding loopt achterop. De stijging van de voedselprijzen in 2008 zijn daar een belangrijke factor in. Tussen 1990 en 2005 liep het aandeel van mensen met honger terug van 20 naar 16 procent van de wereldbevolking. Vorig jaar zat het aandeel echter opnieuw op 19 procent.

Universeel basisonderwijs

Nog 69 miljoen kinderen zonder school

In ontwikkelingslanden gaat inmiddels om en bij de 90 procent van de kinderen naar school. Het aantal kinderen dat niet in de schoolbanken zit, daalde van 103 miljoen in 1999 tot 69 miljoen vandaag. Het percentage schoolgaande kinderen blijft het laagst in Afrika ten zuiden van de Sahara, waar meer dan 30 miljoen onder hen geen onderwijs genieten. Volgens de Wereldbank gaan inmiddels in vijftig ontwikkelingslanden alle kinderen, zowel jongens als meisjes, naar school en staan zeven landen op het punt het streefdoel te bereiken. Hoewel sinds begin deze eeuw de instroom ook in Afrika ten zuiden van de Sahara gestegen is, blijven 38 landen daar ver uit de buurt van de universele basisopvoeding.

Gelijkwaardigheid van man en vrouw bevorderen

Meisjes de beste leerlingen

Meisjes uit de 20 procent armste gezinnen in ontwikkelingslanden lopen 3,5 keer meer risico om nooit naar school te gaan dan meisjes uit de rijkste groepen, en vier keer meer risico om geen onderwijs te genieten dan jongens in dezelfde categorie. Eenmaal meisjes de lagere school afwerken, gaan zij vaker naar de secundaire school dan jongens. In drie regio’s volgen meisjes vaker dan jongens middelbaar onderwijs. Met name in Latijns-Amerika en de Caraïben hinken jongens achterop. Er is nog werk aan de winkel, maar ziet het ernaar uit dat de gelijkwaardigheidsdoelstelling tegen 2015 gehaald kan worden.

Reduceren van kindersterfte

Slechts een op de vier ontwikkelingslanden zit op het goede ritme inzake het reduceren van de sterfte bij kinderen van jonger dan vijf. Jaarlijks sterven nog altijd zo’n 8 miljoen kinderen als gevolg van ziekten en aandoeningen die perfect te voorkomen vallen. Achtendertig procent van die kinderen overleven hun eerste maand niet. Ze sterven aan de gevolgen van infecties, ondergewicht doordat de moeder ondervoed is of verstikking tijdens de geboorte. Bijna 4 miljoen kinderen sterven ook aan ziekten zoals diarree en pneumonie. Vooral in rurale regio’s blijven de problemen groot.

Verbeteren van gezondheid van moeders

Er is een forse terugval genoteerd van het aantal moeders dat sterft in het kraambed. Toch is de vooruitgang niet groot genoeg om de kraambedsterfte met drie vierde te reduceren en alle moeders toegang te bieden tot reproductieve gezondheidszorg. Wereldwijd blijkt meer dan de helft van alle moeders die sterven in het kraambed dat te doen in zes landen: Afghanistan, DR Congo, Ethiopië, India, Nigeria en Pakistan. Terwijl een vrouw in Afrika ten zuiden van de Sahara één kans op 22 loopt om te sterven aan complicaties bij de zwangerschap of bevalling, is dat in ontwikkelde landen 1 op 7.000.

Bestrijden van aids, malaria en andere ziekten

Zo’n 33 miljoen mensen leefden anno 2008 met hiv/aids. In hetzelfde jaar werden 2,7 miljoen nieuwe besmettingen en 2 miljoen aidsgelateerde sterfgevallen opgetekend. Afrika is ook hier het zwaarst getroffen. Daar woont immers twee derde van alle aidslijders of hiv-besmetten en valt driekwart van alle doden. Zo’n 60 procent van die laatsten zijn vrouwen. Hoe dan ook is inzake volksgezondheid vooruitgang geboekt. Zo is de kindersterfte als gevolg van malaria, mazelen of aids gedaald van 12,5 miljoen in 1990 tot 8,8 miljoen in 2008.

Bescherming van duurzaam leefmilieu

Over de jongste tien jaar verloor de wereld jaarlijks nog maar eens 13 miljoen hectaren bos. Hoe alarmerend dat cijfer ook is, de rooiingssnelheid is gedaald tegenover het decennium daarvoor, toen er jaarlijks gemiddeld 16 miljoen hectaren tegen de vlakte gingen. Wel hebben de bevolkingsaangroei en economische ontwikkeling tussen 1991 en 2007 voor een bijna-verdubbeling van de wereldwijde CO2-uitstoot gezorgd, van 21,9 tot 29,6 miljard ton. Voor 2008 en 2009 werd een daling vastgesteld, maar die wordt eens te meer met de crisis in verband gebracht. De conclusie is dat zonder kordate actie het cijfer straks verder de hoogte in gaat. Die actie komt er mogelijk bij de start van de volgende ronde van de klimaatonderhandelingen, eind dit jaar in het Mexicaanse Cancún. Tussen 1990 en 2008 hebben wel 1,6 miljard mensen toegang gekregen tot drinkwater. Terwijl in 1990 72 procent van de wereldbevolking daar toegang toe had, is dat vandaag al 84 procent.

Bevorderen van wereldwijde samenwerking en ontwikkeling

Volgens het in juni dit jaar gepubliceerde progress report is de internationale donorgemeenschap veerkrachtig gebleken in de hulpverlening, en dat ondanks de financieel-economische crisis. De officiële ontwikkelingshulp, ‘ODA’ in het jargon, is zowel in 2008 als 2009 gestegen. Op dit moment is de wereldwijde hulp voor ontwikkeling goed voor 120 miljard dollar op jaarbasis. Ook de schulden van de ontwikkelingslanden raken stukje bij beetje verlicht, onder meer dankzij een inspanning voor schuldverlichting en -herschikking in de jaren 2005-2006. Maar reden voor blijheid is er hoe dan ook nog niet. Zo blijft de VN-doelstelling dat rijke landen 0,7 procent van hun bruto nationaal inkomen aan ontwikkelingshulp zouden besteden, een verre droom. Meer nog, de totale officiële ontwikkelingshulp bedraagt slechts 0,3 procent van het gecombineerde bruto nationaal inkomen van de Oeso-lidstaten. De huidige prestaties inzake groeiende ontwikkelingssamenwerking blijven dus ver onder de Gleneagles-beloften. Er is geen sprake van voorspelbare en continue opbouw. (LD)