Direct naar artikelinhoud

Mandela van de sport

Misschien is hij niet de grootste atleet aller tijden, maar niemand oversteeg de sport meer dan Cassius Clay, later Muhammad Ali. Hoe de eerste bad nigger van de sport, met vreemde opinies over homo's, blanken en joden, een knuffelbeer en 's werelds meest herkenbare sporticoon werd.

`The Peachtree. July 20, 9 am. Be there. You are invited to meet the man.'

Het was 1996, de dag na de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Atlanta. Meer stond er niet op de (toen nog) fax die 's avonds laat onder de deur van de hotelkamer was geschoven, maar de twintig of wat olympische journalisten die waren uitgenodigd om 'de man' te ontmoeten, waren trouw op post.

Enkele uren eerder was zwemster Janet Evans bij de openingsceremonie van de Olympische Spelen naar een platform gelopen met de olympische toorts in de hand. Ze leek uitverkoren om als laatste de vlam te dragen en aan te steken, maar plots verscheen hij uit het donker als een deus ex machina. Hij liep licht gebogen, zijn grijzende donkere hoofd leek omgeven door een halo. Eerst trilde alleen zijn linkerhand, vervolgens schudde zijn hele lichaam. 'Aaaliiii', ging als een zucht door het hele stadion.

Ze hadden het hem makkelijk gemaakt. Hij moest zijn toorts - zoals we later vernamen werd die vanop afstand bestuurd - alleen maar laten zakken tot een ook al vanop afstand bestuurde installatie die de grote olympische toorts boven het Centennial Stadium zou aansteken. Niks kon nog fout gaan, behalve een plotse collaps van de gesloopte kampioen daar hoog op dat platform, maar het ging goed.

In het naprogramma stemde hij in om enkele journalisten te zien en een handvol IOC-leden, waarna hij zou terugvliegen naar Phoenix, Arizona, waar hij de meeste tijd doorbracht. De ontmoeting heeft nooit plaatsgevonden. Ali kwam uit de lift gestapt, ondersteund door twee assistenten, kreeg de keuze tussen een rollator en een rolstoel, en keek gemaakt boos toen de flitslichten maar bleven ratelen. Daarop zwaaide hij naar de journalisten die het dichtst bij hem stonden, prevelde enkele woorden en draaide zich weer om naar de lift. De meet-and-greet was voorbij. Collega Steve naast mij vond het vreselijk: "Het is te hopen dat die niet voor het einde van de Spelen doodgaat, of we tikken ons helemaal krom."

'Punch drunk'

Muhammad Ali, olympisch kampioen in 1960 en drie keer houder van de wereldtitel van de zwaargewichten, bleef leven en heeft het nog bijna twintig jaar uitgehouden. Ali leed aan parkinson, maar dat is niet helemaal correct. De symptomen van dementia pugilistica - boksersdementie - zijn dezelfde als die van parkinson, maar eigenlijk gaat het om een chronische traumatische encefalopathie (CTE), een degeneratie van de hersenen.

De bokser Ali is punch drunk geslagen en parkinson is daar maar een van de symptomen van. Vooral de kampen tegen Frazier, Foreman, Spinks en Norton tussen 1971 en 1978 hebben een zware tol geëist. In 1980 en 1981 verloor hij bij zijn derde comeback nog twee keer, onder meer van vroegere sparringpartner Larry Holmes.

Hoe erger zijn functies aangetast en hoe zeldzamer zijn publieke verschijningen, des te populairder werd Muhammad Ali. Dat is bepaald vreemd voor iemand die ooit vijand nummer één was van blank Amerika of held nummer één van de zwarten, en zelf een hele tijd niets deed om de rassen te overstijgen of te verenigen, wel integendeel.

Medaille in de rivier

Ondertussen heeft hij het aura gekregen van de Nelson Mandela van de sport, de activist die verzoener werd, maar Ali is nooit teruggekomen op enkele opmerkelijke uitspraken. In augustus 1969 interviewde de Brit David Frost een hitsige Ali die blanken en joden duivels noemde. Hij was of hij speelde het prototype van de black angry man, de bad nigger van de sport. "Alles wat misgaat - roken, drinken, gokken, prostitutie, drugs, homoseksualiteit... - heeft de zwarte man van de blanke geleerd." Ali kende de oplossing voor die negatieve invloed: complete rassenscheiding. In hetzelfde interview zei hij: "Een zwarte man die met een blanke vrouw slaapt, verdient te worden gedood." Hijzelf bleef erg actief en trouwde met vier (zwarte) vrouwen, met wie hij negen kinderen kreeg.

Tijdens dat interview zat Ali diep, erg diep, wat zijn fanatisme kan verklaren. Twee jaar eerder had hij als aanhanger van de Nation of Islam een iconische uitspraak gedaan die hem zwaar zou worden aangerekend. "I ain't got no quarrel with the Vietcong; no Vietcong ever called me nigger." Die uitspraak, tot daaraan toe, maar toen hij op basis van zijn in 1964 verworven status van moslim ook nog eens legerdienst weigerde, was het hek van de dam. Dienstweigeraar Ali kreeg in 1967 vijf jaar gevangenis, een straf die niet werd uitgevoerd omdat hij in beroep ging. 43 maanden - tussen zijn 25ste en 29ste, dus de mooiste jaren van zijn boksleven - kon hij niet in de ring.

Er hangt nog steeds een mysterie rond die oproeping voor het leger. Na een eerste test was - toen nog - Cassius Clay afgewezen. Hij kon maar moeilijk lezen en nog moeilijker schrijven en kreeg de classificatie 1-Y mee, met een IQ van 73, wat niks anders is dan te dom (zelfs voor kanonnenvlees). Twee jaar later - met de VS die meer soldaten nodig hadden - kreeg hij een intellectuele upgrade tot 1-A, fit for military service. Plots werd de islam een item.

De radicalisering (zo noemde men dat toen in de VS) van Cassius Clay was al begonnen toen hij zo'n twee jaar na zijn olympische titel in Rome 1960 onder invloed kwam van Malcolm X, leider van de Black Panther-beweging en lid van de Nation of Islam van Elijah Muhammad. In Louisville, Kentucky, de meest noordelijke van de zuidelijke staten, maar raciaal niet minder gesegregeerd, zou de jonge Clay kort na zijn olympisch goud een slechte ervaring hebben gehad met een blanke restauranthouder die hem de toegang zou hebben geweigerd. Een andere biografie beweert dat hij op een avond was aangevallen door een racistische motorbende. Gevolg: hij wilde niets meer weten van de blanken en zijn slavennaam Cassius en gooide zijn gouden medaille in de rivier Ohio.

De avond van de openingsceremonie zou een goede bekende van Ali, NBC-presentator Bob Costas, in de live-uitzending zijn mond voorbij praten en het hele voorval reduceren tot Ali die zijn medaille gewoon was verloren en daar later een verhaaltje rond heeft gefabriceerd. Wat dan weer door het Ali-gevolg heftig werd tegengesproken. Ali zelf kon op dat moment nauwelijks nog meer uitbrengen dan "I'm the greatest" of "Float like a butterfly, sting like a bee" en was een karikatuur van zichzelf geworden. Overigens verliet Ali de Nation of Islam in 1975, nadat Elijah Muhammad was vermoord. In 2006 bekeerde hij zich tot het universeel soefisme, een kleine, mystieke stroming binnen de islam die toenadering zoekt tot andere godsdiensten.

Bij Saddam

Als bokser was Muhammad Ali de beste zwaargewicht aller tijden. Volgens sommige kenners was Sugar Ray Robinson een nog betere bokser, maar dat is appelen met peren vergelijken. Voor de beste sporter aller tijden komt dan weer de basketbalspeler Michael Jordan eerder in aanmerking.

Ali had een mooie, maar ver van perfecte carrière opgebouwd toen hij in 1979 stopte. Dat hij de enige zwaargewicht is die drie keer de wereldtitel veroverde, betekent ook dat hij hem drie keer verloor, zij het de eerste keer omdat hij dienstplicht weigerde. Zijn comeback in 1980 was er te veel aan. Hoewel hij als individueel sporter zijn carrière volledig zelf in de hand had, verloor hij ook na zijn eerste comeback nog een paar cruciale kampen.

Jordan is de enige die na een comeback reïncarneerde tot een nog betere versie, maar heeft zich beperkt tot geld verdienen. Hij hield zich altijd ver van de rassenkwestie, in zoverre zelfs dat hij als all American hero de rassen oversteeg. Dat is de zwarte moslim Ali nooit gelukt. Hij werd groot in een periode dat zwarte sportlui werden achtergesteld, ook inzake sponsorcontracten. Jordan verdiende in topjaren 75 miljoen dollar per jaar. Ali kreeg nog geen vijftigste van dat bedrag, maar zwichtte wel voor het geld van enkele blanke businesslui uit Atlanta om uitgerekend in die racistische stad in 1970 zijn comeback te wagen en Jerry Quarry te kloppen.

Ali was de erfgenaam van sprinter Jesse Owens en honkballer Jackie Robinson en misschien wel de voornaamste pion in de zwarte ontvoogdingsstrijd via de sport. Hij nam voortdurend politieke standpunten in, waarvan de bekendste tegen de Vietnam-oorlog, en beïnvloedde zo hele generaties jonge zwarte atleten. Daaronder ook basketbalspeler Lew Alcindor, die ook moslim werd en als Kareem Abdul-Jabbar in 1968 zou weigeren als zwarte onder het blanke Amerikaans Olympisch Comité op te treden op de Spelen van Mexico.

Ali's laatste politieke daad dateert van 1990, toen hij in een wanhoopspoging naar Bagdad vloog om Saddam Hoessein ervan te overtuigen Amerikaanse gijzelaars te laten gaan. Hij moest een week wachten op Saddam, kwam zonder medicatie te zitten, maar haalde zijn slag thuis: Saddam wilde hem zien omdat de tv-zenders mee waren en gaf hem alle vijftien gijzelaars mee naar de VS. Kort daarna zou wel de eerste Golfoorlog uitbreken.

Geen sporter is voor de zwarte Amerikaan van groter sociaal belang geweest dan Muhammad Ali. Blijft die ene schandvlek: een bijna goddelijk mooie atleet met een spectaculaire, aansprekende stijl heeft een hersenletsel overgehouden aan zijn wrede sport en is nu te jong overleden.