Direct naar artikelinhoud

Pas de deux tussen fotograaf en schrijver

Kan een fotograaf de ziel van een schrijver betrappen? Zonder twijfel. Dat bewijst het formidabele 'Portrait of the Writer', waarin 250 portretten van beroemde auteurs zijn verzameld. Een dankbaar onderwerp, zo blijkt.

Voor de uitvinding van de fotografie was het eenvoudig. Een schrijver kon zich veilig verschansen achter zijn tekst, in de luwte van zijn werkkamer. Maar eenmaal de gevoelige plaat zijn intrede had gedaan, was er geen ontkomen meer aan. Net als een toneelacteur op de bühne moest ook een auteur zijn publiek regelmatig een saluut brengen. Prentkaarten met schrijversafbeeldingen werden een courant attribuut en dienden als visitekaartje. De ijdele Victor Hugo strooide ze kwistig in het rond en liet ze opsturen aan zijn trouwe lezers. Charles Baudelaire daarentegen verachtte aanvankelijk de fotografie, die toch maar "de slechte smaak van de massa" weerspiegelde. Zélf werd zijn imago van poète maudit toch voorgoed getoonzet door de beroemde foto's van Nadar, waarin hij ons doordringend en duister aankijkt. Intussen heeft het schrijversportret promotioneel steeds meer armslag gekregen. Scribenten kneden hun imago hoogstpersoonlijk via sociale media. Elke schrijver van stand heeft tegenwoordig een soort huisfotograaf die hem op z'n voordeligst afbeeldt. Want eerlijk is eerlijk: laat u nooit een roman links liggen wanneer de tronie van de auteur op de achterflap u niet bevalt?

In het formidabele Portrait of the Writer: Literary Lives in Focus zijn op de kop af 250 schrijversportretten uit de 20ste en 21ste eeuw verzameld. Vaak zijn het iconische beelden van fotografen als Henri Cartier-Bresson, Robert Doisneau, Gisèle Freund, Herbert List, Richard Avedon, René Burri of Lord Snowdon. Uitgever Thames & Hudson heeft zich uitgesloofd om telkens een ideale pas de deux te vinden tussen een beroemd fotograaf én een vermaard schrijver. Dat lukte niet altijd. Bij de mensenschuwe Thomas Pynchon moeten we ons tevredenstellen met een paspoortportret uit 1955 en bij Franz Kafka met de uitentreuren gedupliceerde foto, verzadigd van zijn bijna angstige, bevreemdende blik. Van Joseph Roth is er het morsige kiekje met sigaar en drinkglazen op een Oostends terras. En welke anonymus maakte het kalme, geconcentreerde portret van Sylvia Plath, in de tuin in een ligstoel, piekerend boven haar typemachine?

Onbezoedeld

Toch misstaan ze niet in deze galerij, waarin de samenstellers telkens weer de ziel van de schrijver pogen te betrappen. Vooral Robert Doisneau was een subliem seismograaf, getuige zijn tot toeristisch gadget uitgegroeide foto van Jacques Prévert, boezemvriend en medezwerver door Parijs. Gezapig op een stoel in het park, rood wijntje in de aanslag, hond naast hem liggend, als een verdwaasde Pierrot met een hoedje. Doisneau portretteerde in de jaren vijftig ook onder meer Marguerite Yourcenar, Raymond Queneau en Marguerite Duras.

Gracieuze beelden en klassieke, soevereine portretten zijn er bij de vleet. Bladerend door deze schrijversparade stuit je zo op de bezwerende, altijd licht getourmenteerde oogopslag van Paul Auster (door Bruce Davidson) of Lord Snowdons legendarische foto van de eeuwig jong ogende, maar o zo vroeg gestorven Bruce Chatwin, rugzak over de schouder, stapschoenen aan een lint. Ook beatnik Jack Kerouac lijkt nog onbezoedeld op het portret uit 1953 van Elliott Erwitt, chique elegantie op een witte stoel. Schrikken is het bij een uitgeteerde Marcel Proust op zijn sterfbed, vastgelegd door Man Ray. Een minder bekend beeld is er van Jorge Luis Borges uit 1984, door Ferdinando Scianna op een hotelterras in Palermo. De blinde schrijver loos turend naar het uitspansel, nadat hij naar verluidt uit Dante citeerde en de zon bezong. Spielereitjes ontbreken evenmin. René Burri's foto van Günter Grass uit 1961 is ronduit hilarisch. De schrijver verpopt tot een mythologisch dier en houdt een gewei voor het hoofd. Grass als stormram en provocateur.

De impact van een treffend schrijversportret om een reputatie bij te polijsten is niet te onderschatten. Ubermacho Ernest Hemingway liet zich graag en gretig fotograferen tijdens de jacht, zoals op het beeld van Robert Capa, vergenoegd lachend om zijn vogelvangst. En Philippe Halsman maakte de misschien wel beroemdste maar niet al te flatterende foto van Vladimir Nabokov in korte broek, op vlinderjacht in Montreux in 1966. Klaar om toe te slaan, met een pet die haast een vliegende schotel lijkt. Schrijven is jagen.

Cameraschuw

Talloze schrijvers zijn even cameraschuw als een schichtig dier. Kijk naar Fernando Pessoa, betrapt in zijn strakke pak met strikje, regenjas over de arm, sluiks wandelend door de straten van Lissabon, als een zoveelste heteroniem. Of er is de nog jonge en schriele Ian McEwan, glurend door een deurportaal. Hij maakt een sinistere en waanwijze indruk, ook alweer een foto van Snowdon. In groot contrast daarmee is er de zelfverzekerde, zwoele foto van Zadie Smith, een sensueel zwart-witbeeld uit 2005 van Eamonn McCabe dat wellicht evenveel tot haar doorbraak bijdroeg dan haar boeken zelf. En ook Cees Nooteboom, de enige Nederlandstalige auteur, weet hoe je trots en toch goedmoedig moet poseren, in een karakteristiek portret van Tessa Posthuma de Boer.

IJdelheid, kwetsbaarheid, onverschilligheid, twijfel én schalksheid: in deze uitzonderlijke portrettengalerij passeert het allemaal de revue. En op de beste momenten, zo schrijft Goffredo Fofi in zijn hoogdravende inleiding, weet de fotograaf een glimp van de schrijver bloot te leggen waarvan hij zichzelf nog niet eens bewust was. Door de kernachtige bio's bij de foto's is Portrait of the Writer ook een echte schrijversencyclopedie geworden. Al doet de cover met Gabriel García Márquez het anders vermoeden, toch is het opmerkelijk hoe relatief weinig boeken er te zien zijn op de foto's. Die zitten gebeiteld in het hoofd van de schrijvers.

Goffredo Fofi (ed.), Portrait of the Writer. Literary Lives in Focus,Thames & Hudson, 506 p., 36 euro.