Direct naar artikelinhoud

De schaduw van terreur

Schrijvers op reis. Wat zien zij wat wij niet zien? Deze week: Judith Vanistendael bericht vanuit het Baskenland van duistere dorpen, motregen en terreur. 'Ik begin me ongemakkelijk te voelen.'

Ik teken Marco in de auto. Mijn pen krast de druppels op het venster en het eigenaardige licht in het papier, ik probeer het moment van verveling en stilte te vatten. De auto's strekken zich eindeloos uit voor en achter ons. Door een monsterfile zitten we muurvast op de autosnelweg tussen Bordeaux en San Sebastian. Een vreemde rust daalt neer.

We zijn samen op weg naar Baskenland om foto's te maken voor een boek, een beeldverhaal: Marco schrijft het scenario, ik teken.

Ik ken Baskenland van op vakantie, een groen bergparadijs, woeste stranden aan de Atlantische Oceaan, lekker eten en misschien wel net te regenachtig om gezellig te blijven.

Marco was van 2007 tot 2011 bodyguard in Pamplona en omliggende dorpen in het Navarrese Baskenland. Hij beschermde er Spaanse politici die bedreigd werden door de ETA. De ETA is in wapenstilstand sinds 10 januari 2011.

Ons boek vertelt zijn verhaal. Het verhaal van iemand die kapotgaat aan de schaduw van de terreur.

We zijn vier jaar later en de kapotte mens zit naast me en bestuurt de blauwe Volkswagen camionette.

We gaan samen naar zijn Baskenland, het Baskenland van duistere dorpen, motregen en terreur, een land met een krachtige, oude, springlevende cultuur, trotse mensen, strijders in bergschoenen.

De bedoeling is dat ik 400 bladzijden lang dit verhaal teken. De bedoeling is dat ik de sfeer van dit land in kleurpotlood weergeef.

Waarom, denk ik, als we San Sebastian naderen en daarna verder rijden naar Pamplona, waarom koos ik voor kleurpotlood. Dit land is een land van water en van verzopen kleuren. Dit land biedt vochtige verhalen, in oceaankleuren met grote hoeveelheden mist, ideaal voor mijn geliefde waterverf. Mijn potloden zullen het onderste uit de kast moeten halen.

De eerste plek waar Marco me mee naartoe neemt is Leitza, in het noorden van Navarra.

Leitza is een klein welvarend typisch Baskisch dorp, verborgen in een vallei waar eeuwige mist hangt en waar het vanzelfsprekend motregent.

Leitza is ook een van de dorpen waar nu Bildu aan de macht is.

Bildu is sinds 2011 de officiële coalitie van separatistische en nationalistische partijen in Baskenland. Bildu wijst openlijk geweld af, maar heeft slechts op het nippertje mee mogen doen aan de lokale verkiezingen in 2011 wegens vermoede affiniteit met Batasuna. En de Batasunapartij heeft dan weer sterke banden met de ETA.

Leitza is dus niet zomaar een dorp. Leitza is een strijdersdorp en dat voel je. Aan de grote, goed onderhouden huizen hangen zwarte vlaggen. Ze eisen de terugkeer van hun politieke gevangenen, mensen die vastzitten wegens hun connectie met de ETA.

Het café waar we een koffie gaan drinken is een Herrika Taberna, een volkshuis. Op de bar staat een spaarpot, voor de politieke gevangenen, aan de zware houten tafels zitten mannen met oorbellen en bergschoenen en ook opa's met bergschoenen. Zelfs de oma's dragen hier bergschoenen.

In dit café zullen zich verschillende scènes afspelen in ons boek. Ik wil foto's maar Marco voelt er zich niet goed bij. Het is duidelijk aan welke kant van het politieke spectrum de cafébaas staat en we willen geen problemen. 2011 is nog niet zo erg lang geleden.

We gaan met onze koffie buiten onder het afdak zitten, met onze rug tegen de muur, zoals bodyguards dat doen. Marco heeft al alle in- en uitgangen bekeken, de wc heeft hij niet gecontroleerd. Ik begin me ongemakkelijk te voelen. Dit is niet ontspannend. We nemen één foto, van het terras, de rest van het café probeer ik in mijn hoofd te prenten, de houten tafels, de granieten muren, de flatscreen, de tekeningen van trollen...

De fictie dringt binnen in onze werkelijkheid. Op de terugweg van Leitza naar Pamplona krijg ik onafgebroken uitleg van Marco over wat ik wel of niet zou moeten doen als bodyguard, hoe je moet rijden (zo links mogelijk, niet pinken, ook altijd zo parkeren dat je weg kunt scheuren), waar welke aanslagen zijn gebeurd, waar er camera's staan, waarom die man daar met zijn handen in zijn zakken wat staat te lummelen (hij staat voor het gebouw van de Partido Popular in Pamplona te wachten op de man die hij beschermt).

Een andere plek die we bezoeken, is de universiteit van Navarra (Pamplona). Dit aartskatholieke Opus Dei-bastion heeft tussen 1978 en 2002 zes aanslagen van de ETA te verduren gehad. Het trauma is groot. Marco was bij de laatste aanslag en die komt ook in ons boek voor.

Ik heb foto's nodig, onder andere van de inkomhal waar de pelgrims naar Santiago de Compostella een stempel kunnen laten zetten in hun pelgrimsboekje. Ik wil geen foute dingen tekenen.

De communicatieverantwoordelijke van de universiteit wordt erbij gehaald en die foto maken gaat niet van een leien dakje. Ik ben verbijsterd, het angstzweet staat op de man zijn bovenlip. Misschien willen we wel informatie verzamelen om een aanslag voor te bereiden. Hij zegt het niet, maar ik voel het in zijn stem: "U moet weten, we hebben al veel geleden op deze universiteit", en "Wie bent u?" en nog eens "En wat doet u precies?". Marco haalt zijn grootste glimlach boven en vertelt dat hij de nieuwe burgemeester van Pamplona heeft beschermd in 2011 tijdens de verkiezingscampagne. Die burgemeester is ook hoofddocent aan de universiteit van Navarra, dat helpt. En omdat ik er bovendien volstrekt ongevaarlijk uitzie, mogen we uiteindelijk, na drie kwartier, welgeteld twee foto's maken, van niet al te dichtbij. Als we weg zijn is de man van de universiteit al aan het bellen: toch even controleren of dat waar is, dat van die burgemeester.

We bezoeken het kerkhof van Pamplona (voor een scène met een begrafenis van een ETA-slachtoffer), het hoofdkantoor van de veiligheidsfirma, het gemeentehuis van Pamplona, de steegjes van Pamplona, de pleinen van Pamplona, de cafés van Pamplona.

Op de terrassen waar we koffie drinken, praten mensen luid over de crisis, maar vooral ook over afscheuring van het Baskenland, over nationalisme, over verkiezingen, over politiek dus. En dat is nieuw.

Tot 2011 praatte iedereen over voetbal, maar werd er over politieke onderwerpen geen woord gerept in het openbaar.

Er is dan blijkbaar toch iets veranderd.

Volgende week: Annelies Verbeke vanopeen eiland in de Dodekanesos.