Direct naar artikelinhoud

Katia Segers: Ongemakkelijke waarheid voor de bevlogen kunstelite

et kunstenveld slaakt een zucht van opluchting. Onverwacht heeft minister Schauvliege een krachttoer uitgehaald: ze vond 7,5 miljoen euro extra voor de kunsten. Dat betekent goed nieuws voor enkele organisaties die uit de boot dreigden te vallen. Ook het kleine leger experts dat de minister adviseert, is ongetwijfeld tevreden: Schauvliege volgde in globo de adviezen van de elf beoordelingscommissies en de overkoepelende adviescommissie.

Wie haar beslissingen niet zullen begrijpen, zijn de burgers die in hun pen kropen om met name Musical van Vlaanderen te bejubelen. Het was zeer lang geleden dat er zich in Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad een publiek debat ontspon over - jawel - cultuur! Dit alleen al maakte deze subsidieronde ongemeen interessant. Het legde bloot dat de intense debatten over kwaliteit van kunst en cultuur die de zeer bevlogen experts onder elkaar voeren, mijlenver af staan van de dagelijkse cultuurbeleving van de man in de straat.

Dit stelt het cultuurbeleid voor twee uitdagingen: hoe ervoor te zorgen dat mensen de weg vinden naar onze schitterende cultuurorganisaties (een zaak van onderwijs, publiekswerking- en werving), én hoe de culturele honger van het gros van de Vlamingen een stem te geven in het adviseringssysteem? In het licht van de discussie van de afgelopen weken over het adviseringssysteem, de mate waarin de minister al dan niet haar 'politieke verantwoordelijkheid' moet opnemen én de stem van het publiek hierin, is dit het ideale moment om het beoordelingssysteem grondig te evalueren. Als oud-voorzitter van de adviescommissie Kunsten wil ik mijn steentje bijdragen.

Acht jaren geleden trad het kunstendecreet in voege. Dat is zonder twijfel een sterke hefboom gebleken voor het kunstenveld in Vlaanderen. Tussen 1999 en 2009 zijn de middelen quasi verdriedubbeld. Er zijn meer structureel gesubsidieerde organisaties dan ooit. De professionele sector is beter georganiseerd. Kwaliteit primeert en deze wordt ons internationaal benijd.

Natuurlijk is niet alles peis en vree. De professionele kunstensector moet knokken: concurrentie om publiek, middelen, media-aandacht worden harder, te meer omdat de participatie aan de klassieke kunsten niet substantieel stijgt. Dit baart zorgen, want hypothekeert de legitimiteit van de kunsten en hun democratische rol.

Peer review

De hevige discussie over de adviezen stelde niet de schottenloze filosofie van het kunstendecreet ter discussie. De uitvoering ervan lag onder vuur: het adviseringsproces en de concrete adviezen. De meeste van deze kritieken waren onterecht. Uiteraard is er wel een kader en procedure. De commissies hadden het adviseringstraject sinds twee jaren geleden grondig voorbereid, ernstig en integer gewerkt: veldanalyses, een overkoepelende landschapsnota, bijkomende criteria, een charter en een omvangrijk draaiboek voor commissiewerk waren het resultaat. Met één doel voor ogen: gelijkberechtiging van de individuele dossiers vanuit een visie op het globale kunstenlandschap.

Onenigheid situeerde zich op niveau van sommige individuele beoordelingen. Vanuit dat perspectief moeten we nadenken over verbeteringen over het commissiesysteem. Ten eerste speelt de kleine schaal van Vlaanderen parten. Quasi elke expert inzake cultuur in Vlaanderen is betrokken bij minstens één cultuurorganisatie, zij het als werknemer, coproducent, bestuurslid of familielid.

Ten tweede is de schottenloosheid een illusie in een systeem waarbinnen elf commissies strijden voor hun deel van de koek, hun sector, hun dossiers. Ten derde speelt de samenstelling van de commissies en het statuut van de leden parten. Die bestaan nu stuk voor stuk uit professionele experts die deze taak opnemen als vrijwilliger. Het vrijwillige statuut maakt het bijzonder moeilijk om het loodzware commissiewerk optimaal te vervullen naast een professionele dagtaak in een kunstenorganisatie. Het oog waarmee professionals kijken en beoordelen, levert bovendien een heel specifieke blik op. Met het oog op aansluiting bij het publiek en het maatschappelijk draagvlak voor de kunsten, is het cruciaal de professionele blik aan te vullen met elders verworven expertise.

Deze dagen werd opnieuw 'iedereen zetelt' gelanceerd. Bij haar vorige editie leverde deze actie niet veel 'publieksexperts' op. Nochtans, ze bestaan! Elke cultuurorganisatie kent ze: de meest fervente én tevens meest kritische bezoekers, muziek-, theater-, film-, musicalfreaks die geen enkele voorstelling missen in binnen- en buitenland. Alleen bereik je deze mensen niet via een promotiecampagne. Je moet ze rechtstreeks aanspreken. In dialoog gaan met het publiek impliceert dat kunstorganisaties de mening van de cultuurparticipant ernstig nemen. Sociale media zullen de kunstorganisaties trouwens dwingen om met hen rekening te houden.

Niet alleen het proces, maar ook de structuur van de beoordeling moeten we herdenken. Perverse effecten, veelal te maken met individuele belangen en groepsdynamische processen zijn nooit uit te sluiten. We moeten durven kijken naar bestaande modellen in de wetenschappen (FWO, IWT) en in cultuur (VAF).

Ik pleit voor een uitbreiding van het fondsenmodel. Nederlands onderzoek wijst op de voordelen van fondsen: onafhankelijkheid van besluitvorming, slagvaardigheid en efficiëntie, deskundigheid van 'peer review' en zekerheid i.v.m. budgettaire contouren. Binnen de fondsen kunnen disciplinegerichte én globale panels van professioneel, en dus niet langer vrijwillig, aangestelde leden zich buigen over ingediende dossiers. Ze moeten dit niet doen op basis van hun eigen oordeel, maar voortgaan op vooraf ingewonnen oordeel van bij voorkeur buitenlandse 'peers', kennen precies de vastgelegde budgettaire contouren én doen het in functie van een visionaire blik op het kunstenlandschap. Met andere woorden: tijd voor een masterplan kunsten en erfgoed.