Direct naar artikelinhoud

De man die zijn functie was

Nauwelijks drie dagen nadat hij zijn EVP-voorzitterschap had overgedragen aan zijn opvolger, overleed hij. Dat hoeft niet eens te verbazen, want haast niemand in de Wetstraat identificeerde zich meer met zijn functie dan Wilfried Martens. Hij wás zijn functie.

Vroege jaren negentig, 's ochtends rond negen uur, een doordeweekse werkdag. Daar stond Wilfried Martens. Moederziel alleen, een wat sjofele aktetas, een klassieke regenjas, op het perron van de Metro in Brussel-Zuid. Zelden een beeld van grotere tristesse gezien. Fier vertelde hij me hoe hij even voordien zelf de metroroute tot het station Maalbeek in de Europese wijk had kunnen ontcijferen, tijdens zijn eerste weken als EVP-voorzitter. Dat was hij nog, maar ook niets meer dan dat. De enige Belgische toppoliticus die ik ooit regelmatig van de Brusselse metro gebruik heb zien maken.

Hij was net gedefenestreerd door zijn partij. Eerste minister af, want zijn score van slechts 27 procent (!) op Zwarte Zondag 1991 was door zijn partij en de publieke opinie ervaren als een 'historische nederlaag'. Dehaene moest de nieuwe topman in de regering worden, en zelfs voor een simpele erefunctie was er geen plaats. Frank Swaelen weigerde een stap opzij te zetten als Senaatsvoorzitter, en iets anders was er niet. Een ezelsstamp voor de man die de grootste anciënniteit als eerste minister had sinds de Tweede Wereldoorlog. Hij bleef er lang bitter over, kon graag vergelijkingen maken tussen zijn bescheiden onkostenvergoeding en wat andere christendemocraten in raden van bestuur bijverdienden. Niet dat hij het ooit voor het geld gedaan had, en niet dat hij het hun misgunde, dat was evident, hein, maar het mocht toch eens gezegd, nietwaar?

Vroege jaren tachtig. Ik weet niet meer mijn hoeveelste betoging tegen Martens ik aan het lopen was. VUB-universiteitsstudent in een periode waarin de vraag niet was of je links was, maar alleen hoe links je was. Indexsprongen, volmachten, devaluaties, plaatsing van de kernraketten, een vicepremier die baby-Thatcher genoemd werd. Besparingen, koopkrachtverlies. Er was werkelijk iedere week een reden om tegen deze hardvochtige en antisociale regering te keer te gaan. Oppositieleider Tobback ontbond al zijn duivels in het parlement, vergeleek er Martens met Caligula. Geen twitterbombardementje of wat boze reacties, maar voldragen betogingen met honderdduizenden deelnemers: Martens plooide niet. Want het was nodig en noodzakelijk, dat was toch evident, hein?

Bang

Begin 2000, ergens op een terras in Oostduinkerke. We blikten terug op zijn carrière, en ik vroeg hem wanneer hij het bangst is geweest. De devaluatie, wist hij meteen. Het was één ding om erover te praten, het te onderzoeken, na te rekenen wat de gevolgen kunnen zijn. Het was één ding in Poupehan bij vakbondsvriend Houthuys te polsen naar de politieke en syndicale haalbaarheid ervan, het was een ander ding om het ook te doen. Om een nacht wakker te liggen voor je de formele opdracht gaf, je handtekening zette onder een papier dat 10 procent van het vermogen van al je medeburgers zal wegknippen. Voor je wist of ze je daar ooit voor zouden waarderen dan wel of ze je met pek en veren overgoten zouden wegdragen.

En zijn Koningskwestie, dat was ook zwaar geweest. Gewrongen tussen begrip voor zijn ziels- en geloofsgenoot Boudewijn en diens appel op de gewetensvrijheid, en het besef dat een niet-uitvoering van de abortuswet tot een institutionele crisis zonder voorgaande geleid zou hebben. En dat hij - wie anders, hein? - toch maar de briljante legalistische vondst uit zijn hoed had getoverd om dat te vermijden: de vrijwillige koningschapsonderbreking, dat vond hij wel een van de betere titels van onze krant in die tijd.

Eind jaren tachtig, mijn eerste grote interview met hem. Het was laat in de Lambermont toen we over zijn jeugd en zijn inspiratie begonnen. Er kwam een glas whisky bij kijken, en nog één. In die jaren was het vrijwel de enige compensatie voor een leven dat 24 uur op 24 om de job en de functie draaide. Waarin geen of nauwelijks plaats was voor het privéleven. Ik vond het gruwelijk en fascinerend en bewonderenswaardig.

De American dream, Vlaamse versie. Ziekelijk kind van een oorlogsweduwe, opgegroeid in de polders van het Flandre Profonde van Sleidinge, armoede die we haast niet meer kennen. Leerde beschaafd Nederlands praten door van op zijn ziekbed naar de radio te luisteren, kreeg een beurs van het fonds der hoogbegaafden, botste op een priester-leraar die er inhamerde dat hij voortaan een schuld en een verplichting naar de gemeenschap had. Toch evident, hein? Leefde daarnaar. Dag na dag na dag, telkens 24 uur.

Toen zijn zoon Kris een zwaar ongeval had in Spanje, voltooide hij eerst de commissievergadering die hij leidde, ongetwijfeld over iets communautairs, vooraleer hij instortte en toch vertrok. Zijn dochter uit een eerste huwelijk verweet hem later huilend op tv dat ze hem als vader haast nooit gezien had, hij zat er bijna catatonisch bij. De vrouwen in zijn partij wisten het: Martens was een warmbloedig man, maar verstopt achter vele lagen gewapend beton, die een muur van plichtsbesef om hem heen zetten.

Gisteren, de stortvloed aan eervolle vermeldingen op alle zenders. Tot mijn stomme verbazing zat Mark Eyskens te peroreren over de grote staatsman Wilfried Martens. Martens, die de regering van diezelfde Mark Eyskens begin jaren tachtig consequent de erbarmelijkste uit de naoorlogse geschiedenis noemde, een regering met als begrotingsminister Guy Mathot, de man die toen opmerkte: "Het gat in de begroting is er vanzelf gekomen, het zal ook wel vanzelf weggaan." Herman van Rompuy prees hem de hemel in, de man die de eerste vier regeringen-Martens als 'het malgoverno' omschreef, en een jarenlange koude vete met hem onderhield. Maar die, het moet worden gezegd, was enkele jaren geleden wel bijgelegd.

Het zou er nog net aan ontbroken hebben, mocht Tindemans zijn opgedoken. Martens ontkende overal formeel dat hij zijn voorganger-premier ooit "de slechtste mens die hij ooit ontmoet had" genoemd zou hebben, maar gedacht heeft hij het ongetwijfeld. Lees er de memoires van Dehaene op na, over de onzalige periode toen Martens premier was en Tindemans zichzelf tot CVP-voorzitter had uitgeroepen: de partij hield er een ongeziene electorale kater aan over.

De overtreffende trap van een partijgenoot is een politieke vijand, vrienden vind je eerder in andere partijen, waar ze niet met je concurreren: Claes, Van Miert, De Croo, Schiltz, het was telkens een genoegen de kompanen van weleer begin jaren 2000 in een 'Kroonraad' bijPolspoel & Desmette verzamelen, te luisteren naar zoveel decennia ervaring, wijsheid, inzicht en natuurlijk tegelijk de kleine, gemene roddels over de partijgenoten.

Geluk

Koninklijk paleis, receptie van degestelde lichamen, januari 2009. In een van de zalen stonden ze honderduit te blinken, Miet Smet en Wilfried, pasgetrouwde tortels die er niet genoeg van kregen hun geluk tentoon te spreiden. Zoveel tristesse het eenzame metroperron uitstraalde, zoveel geluk en ontroering was er nu. Voor de meesten een verrassing, want nooit was Martens in het publiek giftiger dan toen hij voor Miet Smet de baan moest ruimen als Europees lijsttrekker in 1999. Hij vond dat verraad van zijn partij, om zo 'kalltgestellt' te worden. Ze spraken elkaar jaren niet. Maar de ingewijden wisten dat er tussen die twee al veel langer een passionele aan-uitrelatie aan de gang was, ook toen Martens nog met zijn vorige vrouwen was.

Martens was trouwens een vrouwenman, niet alleen amoureus, ook politiek heeft hij ervoor gezorgd dat nogal wat vrouwen, onder wie Paula D'Hondt en talrijke vrouwelijke kabinetards, een steuntje in de rug kregen wanneer dat nodig was.

Lokeren, 2012, ten huize Miet Smet. Een interview met Miet, over vrouwenrechten, de politieke toestand en de affaire-Pol Vandendriessche die dan net aan het losbarsten was. Daarna een lunch in een brasserie op de markt, met 'poes' erbij. Waar hij nog maar eens onvermoeibaar opsomde hoeveel reizen hij die week in Europa had gemaakt, waar en met wie hij had gesproken. Of het dan nooit zal stoppen, of hij altijd zijn functie zal blijven, vroeg ik. Hij keek even niet-begrijpend. "Ik denk te stoppen in 2015, na de Europese verkiezingen", zei hij. "Dan kunnen we wat meer lezen, schrijven, nog wat meer van het leven genieten. Dat is toch evident, hein?" Zij kneep in zijn hand, liefdevol.