Direct naar artikelinhoud

Gooien we de handdoek dan maar in de ring?

lYves Desmet is politiek commentator van deze krant.

lNa een decennium goede voornemens, gelijkekansenbeleid en halfslachtige spreidingsplannen kleuren witte scholen steeds witter en zwarte zwarter (DM 8/2). Wat Yves Desmet wil weten: ‘Geven we het aloude ideaal van scholen als motor tot maatschappelijke emancipatie op?’

Segregatie. Ooit was het een woord dat je spontaan associeerde met de strijd van Martin Luther King voor meer burgerrechten in de Verenigde Staten, riep het beelden op van gescheiden voorzieningen voor ‘blankes’ en ‘niet-blankes’ in Zuid-Afrika. Sinds enkele dagen is het in de Lage Landen een neutraal begrip geworden, hooguit een wat ongemakkelijke maatschappelijke realiteit waartegen nu eenmaal niets te doen valt en die we derhalve maar dienen te accepteren. Jammer, maar helaas, die stijl.

De boodschap werd eerst uitgedragen door de Nederlandse onderwijsminister Marja Van Bijsterveldt van het CDA, een dag later bevestigd door de Vlaamse topvrouw van het katholiek onderwijs Mieke Van Hecke. Aan de basis hebben ze een punt: na een decennium goede voornemens, gelijkekansenbeleid en halfslachtige spreidingsplannen kleuren witte scholen steeds witter en zwarte zwarter. Langs de andere kant staat de vaststelling dat die evolutie mee in de hand is gewerkt door de veelal katholieke schooldirecties van het land, die feestelijk hun voeten hebben gevaagd aan alle mogelijke initiatieven om deze feitelijke segregatie tegen te gaan. Er bestaan wel degelijk ‘zwarte’ katholieke scholen, maar in iedere centrumstad met iets of wat leerlingen van etnisch andere afkomst kent men het fenomeen waarbij onder het motto van de vrijheid van onderwijs een weigerings- of minstens ontmoedigingsbeleid wordt gevoerd naar allochtone ouders, waardoor hun kinderen in de ‘zwarte’ scholen van het gemeenschapsonderwijs terechtkomen.

Maatschappelijke ladder

Ter vergoelijking van het katholieke net moet gezegd dat ze daarmee niet veel meer deden dan beantwoorden aan een maatschappelijke vraag. De beelden van in tenten kamperende ouders, wanhopig wachtend om hun kind, schoon kind, in de witte school van hun keuze in te mogen schrijven, typeren de mentaliteit waarbij ervan wordt uitgegaan dat witte scholen automatisch beter onderwijs en dus hogere maatschappelijke kansen bieden. Ouders die hun kinderen willen laten schoollopen in een klas die de etnische diversiteit van hun wijk of stad weerspiegelt, zijn in vergelijking daarmee een zeldzame minderheid. Sterker, in Brussel is het zelfs een bekend fenomeen dat hogeropgeleide migrantenouders van de tweede of derde generatie voor hun kinderen ook graag een plekje in een witte school bemachtigen, vanuit de overtuiging dat hun kind daarmee beter aan zijn klim op de maatschappelijke ladder kan beginnen. Het hele succesverhaal van het Nederlandstalige onderwijs in Brussel is op die gedachtengang gebaseerd.

Die mentaliteit is sterker gebleken dan welke beleidsmaatregel ook, maar de vraag na deze vaststelling is of de handdoek in de ring gooien, en iedere maakbaarheidsgedachte over het onderwijs bij het grof huisvuil zetten, daar dan het gepaste antwoord op is. Gevreesd kan worden van niet, en dat heeft niet eens iets met ideologie te maken, of met de vraag of de multiculturele samenleving een zo snel mogelijk te vernietigen vloek dan wel een na te streven zegen is. De multiculturele samenleving is er in onze steden, en ze blijft er, wat we er ook over mogen denken. Zowel in Brussel als in Antwerpen, en binnenkort ook in andere centrumsteden, zullen meer dan de helft van de kinderen die er aan een schoolloopbaan beginnen, van een andere afkomst zijn en thuis een andere taal dan het Nederlands praten. Meer dan de helft, en dus zullen zowat alle scholen ‘zwart’ kleuren, of we dat nu graag zien gebeuren of niet.

Doemscenario

Ze manu militari op bussen zetten naar het witte hinterland is daar inderdaad geen oplossing voor, maar wat doe je dan wel? Want achter de etnische verschillen verschuilen zich ook grote socio-economische ongelijkheden. Aanvaarden we onderwijs dat deze verschillen bestendigt of zelfs versterkt, willen we echt een meerderheid van scholen in onze steden die vergeetputten van maatschappelijke achterstand worden? Scholen die op deze manier motoren worden om de ergste doemscenario’s over een multiculturele samenleving ook werkelijkheid te laten worden? Weigeren we die scholen extra middelen omdat zoiets ‘vertroeteling’ van de kansarmen zou zijn? Geven we het aloude ideaal van scholen als motor tot maatschappelijke emancipatie op en vervangen we dat door de zogenaamde onvermijdelijkheid van de segregatie? Het zou van een gruwelijk defaitisme getuigen.