Direct naar artikelinhoud

"Waarom kan ik niet verliefd worden?"

Het is niet dat seks haar niet interesseert. Integendeel, vaak neemt ze een man mee voor een onenightstand. Maar verliefdheid, dat gevoel kent ze niet. Ze ziet het om zich heen gebeuren en vraagt zich af waarom het haar niet overkomt.

Het dichtst bij verliefdheid was ik anderhalf jaar geleden, toen ik een jongen leerde kennen met wie ik snel een hechte band had en die ik vaak zag. Hij bracht me van mijn stuk. Is dit het, dacht ik? Maar ik had geen seksuele fantasieën over hem. Als ik over ons dacht, dan zag ik ons tweeën bij zijn ouders.

Achteraf denk ik dat ik verliefder was op het idee een stel te zijn, dan op hem. Dáár verlang ik naar. Naar iemand bij wie je vanzelfsprekend terechtkunt. Iemand die je vaak ziet. Iemand die mij heel belangrijk vindt. Dat zou ik fijn vinden.

Soms praat ik erover met anderen. Die zeggen allemaal: dat komt vanzelf wel een keer. Of: jij hebt gewoon niet zo veel behoefte aan intimiteit. Maar dat is het niet. Ik ben niet aseksueel, want ik heb er geen moeite mee een man voor een nacht mee te nemen naar huis. Dat gebeurt zelfs zeer regelmatig. Seks blijft bij mij alleen altijd synoniem met lust. Ik ga erin op voor de duur van die ene avond. De volgende dag is de aantrekkingskracht verdwenen. Dan denk ik meestal: zo, en nu mijn huis uit.

Ik heb de liefde gemist, overgeslagen, nooit doorleefd. Als ik mensen om mij heen verliefd zie worden, zie ik een bepaalde intimiteit die ik niet ken. Mensen die verliefd zijn, zijn plotseling meer gefocust. Er is een openheid in hun blik, ze worden fysieker, raken elkaar aan. Sommigen kijken afwezig, anderen worden juist alert. Verliefde mensen bewegen zich rustig. Alsof ze het gevonden hebben. Ik vraag me af wát ze dan gevonden hebben. Ik vermoed iemand die bijzonderder is dan alle anderen.

Ik verlang naar dat vermogen op die manier van iemand te houden en ben er nieuwsgierig naar. Wat doe je eigenlijk precies als je een relatie hebt? Hoe functioneert dat? Wil je elkaar dan ineens elke dag zien, of eens in de week? Bij wie blijf je slapen, en hoe spreek je dat af? Hoe lang duurt een verliefdheid eigenlijk en zal ik erdoor veranderen als het zover is of is het misschien helemaal niet zo ingrijpend als ik me voorstel?

Soms denk ik: verliefdheid bestaat helemaal niet echt. Iedereen doet alsof, om deel uit te kunnen maken van een gezamenlijke droom. Om de leegte de baas te blijven, ma- ken mensen zichzelf van alles wijs. Alleen ik weet dat verliefdheid niet bestaat. In ieder geval niet op de lyrische manier waarop die bezongen wordt.

Maar toch, de rust die ik zie bij verliefde mensen, is onmiskenbaar. Een soort bewondering vermengd met hechte vriendschap en liefde. Een combinatie van emoties die ik ook heb, maar nooit allemaal bij één persoon. Ik stel me voor dat je samen de avonden doorbrengt op de bank, met lichamen die aan elkaar gewend zijn, volledig op je gemak. Ik zie een man voor me met zijn rug tegen de leuning en ik hang tussen zijn gespreide benen. Hij heeft een arm om me heen, losjes, en misschien heb ik zijn hand vast. We praten over de slechte televisie die we zien en over andere banale dingen.

Eenzaam ben ik niet, geïsoleerd evenmin. Niet de meest open persoon, maar ook niet erg gesloten. Ik ben eigenlijk heel veel dingen niet.

Met een aantal van mijn vrienden ben ik erg vertrouwd. Maar ik blijf me altijd zo bewust van mezelf. Ik vraag me altijd af hoe ik overkom. Ik zou iemand willen zijn die van een ander kan houden zonder dat het pijnlijk wordt.

Laatst had ik een etentje met drie stellen. Een stel kende elkaar lang, het andere kort, en het derde stel zat daar tussenin. Een man legde tijdens het eten een hand op de heup van zijn vriendin. En zij legde haar hand op zijn schouder. Zo bleven ze een tijdje zitten. Ik registreerde dat. Ik registreer de aanrakingen van anderen altijd. Niet altijd met jaloezie. Deze keer wel. Afgunst en verwondering.

Na afloop zwaaiden de gastheer en gastvrouw ons uit en fietste het ene koppel de ene kant uit, het andere de andere kant, en fietste ik alleen mijn weg naar huis door het centrum van de stad. Ik voelde eenzaamheid, maar meer nog de gewenning daaraan.

Wie geen liefde kent, kent ook geen liefdesverdriet. Maar ook dat zou ik willen meemaken. Ik ben nog nooit op die manier gekwetst. Is het echt zo vreselijk, in de steek gelaten worden, dat je dan de hele dag aan niets anders meer kunt denken? Als theatermaker schrijf ik er liedjes over, daar ontkom ik niet aan, en ik doe het graag. Want ik deel die fascinatie voor de liefde. En als ik afga op de reacties lukt me dat aardig goed. Ik beschrijf bijvoorbeeld een vrouw die op straat loopt en haar ex-geliefde steeds voor zich ziet, hoe ze ook probeert het spook uit haar hoofd te krijgen. Blijdschap, verdriet, wanhoop, je kunt ze kennelijk beschrijven zonder ze te voelen.

Een groot deel van mijn leven speelt zich af in mijn gedachten. Zo is het altijd geweest. De noodzaak alles fysiek door te maken wordt daardoor misschien minder, maar het verlangen ernaar blijft. Mijzelf verliezen, mij geborgen weten. Dat is wat ik wil. Het uur van de nacht is altijd het ergst. Dat is het moment dat ik weet: dit is het niet. En elke keer hoop ik dat het een keer anders wordt.