Direct naar artikelinhoud

No more working class hero

Arthur Scargill groeide in de jaren tachtig uit tot het boegbeeld van de strijd van de arme mijnwerker tegen de regering-Thatcher. Hoewel de Brit acht jaar geleden opstapte als topman van de National Union of Mineworkers (NUM), rekende de zelfverklaarde marxist zijn vakbond ruim een kwart miljoen pond onkosten aan voor het gebruik van een luxeflat.

Vakbondsicoon Arthur Scargill aan de kant geschoven vanwege excessieve uitgaven

Bij de NUM is Scargill niet meer welkom. De bond heeft laten weten dat hij niet meer beantwoordt aan de voorwaarden voor lidmaatschap. Woedende vakbondsleden pikken het dan ook niet dat de spreekbuis van de werkman jaarlijks ruim 33.000 pond (40.000 euro) uit de kas krijgt voor een luxueuze pied-à-terre in Londen.

In totaal zou Arthur Scargill al een kwart miljoen pond of zo’n 300.000 euro hebben doorgerekend aan huur- en onderhoudskosten voor de drieslaapkamerflat. Bovendien strijkt hij jaarlijks ook nog 5.000 pond (6000 euro) op voor zijn privéwoonst van 200.000 pond (240.000 euro) in Zuid-Yorkshire.

Nochtans had Scargill in 2002 na bijna twintig jaar het voorzitterschap van de NUM vaarwel gezegd. Er was er dus geen reden meer waarom hij de Londense flat zou aanhouden. Maar ‘king Arthur’, die niet hoog opliep met democratische inspraak, bleef na zijn afscheid als voorzitter meer dan een vinger in de pap houden. Op een congres schiep hij speciaal voor zichzelf de tot dan toe onbestaande functie van erevoorzitter. Schrik voor een povere oude dag zat er met het bijbehorende jaarsalaris van 135.000 pond (165.000 euro) niet in. De vakbondstop ging er dan ook van uit dat Scargill bovenop die royale som geen andere onkosten zou aanrekenen.

Dat was buiten de waard gerekend. De agressieve stijl waarmee de biefstukkensocialist in de jaren tachtig van leer trok tegen toenmalig premier Thatcher, wendde Scargill in juni aan om ‘zijn’ vakbond ertoe te dwingen zijn bijkomende voordelen weer toe te kennen. Die privileges waren geschrapt als besparingsmaatregel. De NUM telt immers nog maar drieduizend leden, een peulschil vergeleken met het kwart miljoen mijnwerkers over wie Scargill het bevel kreeg toen hij in 1981 als voorzitter aantrad en die hem zonder uitzondering op handen droegen.

De working class hero, die op zijn vijftiende zelf in de mijnen ging werken, schreef geschiedenis door massaal mijnwerkersprotest tegen de overheidsplannen te orkestreren. Het leverde de conservatieve premier Edward Heath een zware verkiezingsnederlaag op in 1974. Maar het is pas tien jaar later dat Scargill, toen drie jaar voorzitter van de mijnwerkersvakbond, echt geschiedenis schreef. De aankondiging dat twintig mijnen definitief dicht moesten, mondde uit in een staking die maar liefst een jaar aansleepte. Zeventwintig miljoen arbeidsdagen gingen verloren. Na die historische staking werd Scargill tot levenslang vakbondsvoorzitter verkozen, maar de staking kon niet verhinderen dat de Iron Lady de ene steenkoolmijn na de andere sloot. Met hen doofde ook de macht van de NUM én van Scargill.

In de jaren negentig deed hij een gooi naar een politiek mandaat, maar zonder succes. Uit onmin met het maatpakkensocialisme van het nieuwe Labour, met Tony Blair als een van de kopstukken, stampte Scargill de linkse Socialist Labour Party uit de grond. Die pleit onder andere voor het nationaliseren van de industrie. Maar de verkiezingen van 2001 bezorgde de ooit incontournable vakbondsman een kater vanjewelste. Hij kreeg nog geen 3 procent van de stemmen achter zijn naam.

Die vernedering valt nog in het niets met het vooruitzicht dat hij aan de kant gezet wordt door de vakbond waar hij zijn hele leven aan gewijd heeft. Vorig jaar mocht Scargill nog eens voetlicht treden voor de herdenkingen 25 jaar na de Miners’ Strike, maar die werden al overschaduwd door vermoedens van financieel gesjoemel. Met medeweten van Scargill zou de vakbond 6 miljoen pond ontvangen hebben dat eigenlijk bedoeld was als compensatie voor zieke mijnwerkers.

De jongen van bescheiden komaf die het schopte tot de nummer één van de werkman is stilaan geworden waar hij altijd tegen gevochten geeft: iemand met niet het hart maar de portefeuille op de juiste plaats.