Direct naar artikelinhoud

De belastingen moeten omhoog

We kunnen de groenen minder missen dan ooit en ik zal lang dood zijn eer dat verandert

Ik weiger te stemmen op partijen die pacteren met de doodgravers des vaderlands. Ik snap de electorale berekening wel van sociaaldemocraten en christendemocraten, die elk hun brok Vlaams-nationalisme doorslikken, maar ik kan me gelukkig nog permitteren op dat punt beginselvast te blijven. Daarbij, het beste aan Yves Leterme is zijn surrealisme: aartsflamingant met Waalse vader. Magritte was beter.

De liberalen dan maar? Ik ben een kleine zelfstandige. Ik juich toe dat onder invloed van de liberalen de politiek toch een klein beetje verzakelijkt is. De rechtlijnigheid en helderheid van Karel De Gucht bevallen me zeer. Anderzijds ben ik voorstander van hogere belastingen, u hebt goed gelezen, hogere belastingen. Niet op arbeid, ik ben nu ook weer niet gek, maar bijvoorbeeld op vliegreizen, of op miljoenenvermogens (in euro's vanzelfsprekend), ik kan er nog een half dozijn meer verzinnen, allemaal even nuttig. Ons beschavingspeil kun je onmogelijk handhaven zonder een hoog belastingpeil. Dat lijkt me niet bepaald wat je noemt het standpunt van een kernliberaal. Maar het wordt nog erger. Ik vind dat de vrije markt langzamerhand een gevaar voor de mensheid begint te vormen. Zoveel openheid mag ik zelfs van de Open Vld niet eisen. Geen liberalen dus.

Onthouding, is dat een optie? Ik heb geen talent voor onthouding.

Blijven de groenen.

In 2005 voerden de Duitse groenen hun kiesstrijd onder de kreet: 'Ausstieg aus dem Öl', weg uit de (aard)olie. In de hele Bondsrepubliek vonden weldenkende commentatoren van links tot rechts dat de groene partijleiding ten prooi was gevallen aan verstandsverbijstering. De groenen verloren de verkiezingen. Twee jaar zijn verstreken. Vandaag roept de halve aardbol: weg uit de olie. Bush, niet meteen een ecologiefanaat, spreekt openlijk over Amerika's verslaafdheid aan olie. Dit tijdsgewricht lijkt speciaal voor de groenen geschapen te zijn. Kijk een krant in, je botst op ecologische ellende. Zet tv of autoradio aan, het wil maar niet ophouden. De groenen riepen het een kwarteeuw geleden al, maar niemand wilde luisteren. Intussen gelooft vrijwel iedereen hen. Ontsnappen kan niet meer. Het wordt hoog tijd dat ze hun onschatbare ervaring verzilveren in verkiezingen, ze zijn het aan zichzelf en aan ons allen verplicht. We kunnen de groenen minder missen dan ooit en ik zal lang dood zijn eer dat verandert. De toekomst is groen. Of is niet.

Ik bedenk ineens dat ik als Brusselaar kan doen wat andere Vlamingen niet kunnen: doodgemoedereerd voor Franstaligen stemmen, via de Senaatslijst zelfs, o horror, voor Walen. Daar zijn uitstekende politici bij en bovendien provoceer ik graag. Ik zal echter niet toegeven aan de restanten van mijn puberteit. Ik wil de Vlaamse aanwezigheid in mijn stad niet verzwakken, ook niet met één stem. De lieden die mijn taal, mijn geliefde Nederlands, in Brussel willen uitroeien - en ze zijn er nog steeds, maak je geen illusies - zouden zich te zeer verkneukelen.

Ten slotte, dwingend argument, mijn dochter staat op de groene lijst. Ik laat haar niet in de steek. Ik stem dus groen. Maar zonder dat schrille uitroepteken, in godsnaam.

Geert van Istendael is schrijver in Brussel.