Direct naar artikelinhoud

Co-ouders praten niet over kind

Steeds meer ex-koppels gaan na hun scheiding voor co-ouderschap van de kinderen. En steeds vaker loopt het fout. Bijna een op de drie ouders met een half-halfregeling praat nooit tegen elkaar.

Een weekje bij mama, een weekje bij papa. Dat is in essentie wat verblijfsco-ouderschap, zoals het wettelijk heet, inhoudt. Het is een regeling die sinds 2006 wordt gepromoot, vooral om ook vaders de kans te geven om een goede band op te bouwen met hun kroost. Voordien werden de kinderen na een scheiding vrijwel automatisch toevertrouwd aan de moeder.

Co-ouderschap werd lange tijd als een zegen gezien. En dat is het ook, voor de ouders, stelt Sofie Van Assche van het Centrum voor Sociologie van de KU Leuven. Ze stelde gisteren in het Vlaams Parlement de resultaten voor van een grootschalig onderzoek naar co-ouderschap. "Vaders hebben nu inderdaad een betere relatie met hun kinderen. Ze blijven ook een gelijkaardig sociaal leven hebben en vinden even snel een nieuwe partner. Ook voor moeders zijn er positieve berichten. Ze hebben meer vrije tijd en hun relatie met de kinderen is even goed. En het sociaal leven van een co-moeder is actiever dan dat van een alleenstaande moeder."

Niet altijd een goed plan

Maar voor de kinderen is een weekje papa en een weekje mama niet altijd een goed plan. Co-ouderschap kan erg negatief zijn voor de kinderen, blijkt uit het onderzoek. "Voor de scheiding was de verhouding tussen beide ouders vaak ook niet fiftyfifty", stelt Van Assche. "Toch houden steeds meer ouders na hun scheiding vast aan die norm. Maar in veel gevallen zou een 30-70-regeling bijvoorbeeld beter en realistischer zijn. Uit ons onderzoek is gebleken dat de band met de kinderen even goed is bij zo'n regeling."

Als er conflicten zijn tussen de ouders of als ze moeilijk of niet met elkaar communiceren, wordt het helemaal problematisch. En op dat vlak doen de resultaten van het onderzoek toch wel schrikken. 26 procent van de ouders in co-ouderschap geeft aan heel veel conflicten te hebben over opvoedingskwesties. "We stelden onze respondenten ook de vraag: 'Hoe vaak praat je met je ex over je kinderen?' We hebben het baken voor 'praten met' bewust heel laag gezet. Het gaat dan over minstens enkele keren per jaar. Toch waren we zelf erg verrast door de resultaten. 29 procent, dus bijna een op de drie, heeft geen enkele communicatie over hun kind. Ze praten er dus nooit over. Dat is bijzonder veel. Slechts 20 procent van de ex-koppels slaagt erin om samen beslissingen te nemen, hoe moeilijk dat ook is."

Knipperlichten

Experts zien dan ook steeds meer conflictueuze co-ouderschappen en dat is erg verontrustend. Bij het beleid zouden knipperlichten moeten afgaan, meent Van Assche. "Waar het vroeger vooral hoogopgeleiden waren die kozen voor co-ouderschap en dat meestal relatief rustig verliep, is de groep ouders met zo'n regeling nu veel diverser geworden. En dat geeft weer nieuwe uitdagingen. Het gaat hier om mensen die over alles in conflict liggen met elkaar, ook over de kleine dingetjes."

En van die kleine dingetjes zijn er genoeg, weet Caroline Gennez, Vlaams Parlementslid bij sp.a. Ze diende een voorstel in tot resolutie om de problemen die kinderen in co-ouderschap ervaren, in kaart te brengen. "Het gaat inderdaad vaak om kleine dingen. Maar samen wordt het probleem wel groot. Kinderen in co-ouderschap komen bijvoorbeeld niet in aanmerking voor kortingen die gemeenten geven aan hun inwoners voor de bibliotheek, het zwembad of vakantiekampen. Ze betalen de volle pot als ze toevallig gedomicilieerd zijn in de gemeente van de andere ouder. Of ze lopen korting op een busabonnement mis. Allemaal kleine, maar pijnlijke en dure ergernissen."

Ergernissen die voor mensen met lagere inkomens, en dus minder financiële draagkracht, wel degelijk grote gevolgen kunnen hebben, meent ook Van Assche.