Direct naar artikelinhoud

'Dictaturen zijn veilige plekken om rond te reizen'

Tijdens een reis naar Noord-Ossetië voor haar boek over de gijzeling op een school in Beslan, raakte de Noorse Erika Fatland (33) bevangen door de regio. In Sovjetistan reist ze door Kirgizië, Turkmenistan, Kazachstan, Tadzjikistan en Oezbekistan. Op zoek naar de erfenis van de Radenunie.

Bent u opgegroeid in een milieu dat openstond voor literatuur?

"Mijn moeder was dol op lezen, zodat er altijd wel boeken in de buurt waren. Dat fascineerde me. Als kind haalde ik zelf ook boeken uit de bibliotheek van ons kleine dorpje, en dat waren uiteraard enkel kinderboeken. Lezen was niet zozeer een manier om te ontsnappen aan de realiteit waarin ik leefde, want ik had een behoorlijke kindertijd, maar het was wel een manier om de wereld te verkennen zonder te reizen.

"Toen ik ontdekte dat schrijven ook een beroep kon zijn - ik was toen acht - wilde ik dat meteen doen. Alle kinderen hebben dromen: ze willen arts worden, of iets anders, en dan glimlachen de volwassenen. Ik wilde schrijven."

Wat voor boeken las u dan zoal?

"Alle kinderboeken die in het dorp aanwezig waren, had ik snel uit. En toen wilde ik 'grotemensenboeken' lezen. Ik was al vroeg gefascineerd door het tragische lot van vrouwen in strenge islamitische landen. Maar de bibliothecaris verbood me de toegang tot die boeken. Ik zei toen dat mijn moeder ze wilde lezen, hoewel dat helemaal niet zo was - ik durfde haar daar niet naar te vragen. Dat die boeken verboden waren, maakte ze nog opwindender."

Wanneer begon u zelf te schrijven?

"Op mijn negende of tiende. Niet goed genoeg voor publicatie, uiteraard, maar toch, ik was ernstig op weg. Mijn eerste publicatie was een kinderboek, in 2009, Ouders in oorlog, over de krankzinnige scheiding van mijn ouders, over hoe volwassenen zich als domme kinderen kunnen gedragen en de meubelen te lijf gaan met een kettingzaag. Mijn stijl was beïnvloed door Roald Dahl."

Overwoog u om ook voor volwassenen te schrijven?

"Ja, vanaf het begin. Ik wilde romans schrijven die de literatuur zouden veranderen, en ik ben het nog steeds van plan, het is er alleen nog niet van gekomen."

Waarom begon u met non-fictie?

"Mijn thesis in de antropologie ging over de gijzelingsactie in de Russische stad Beslan, in Noord-Ossetië, van 1 tot 3 september 2004, waarbij meer dan duizend schoolkinderen en volwassenen werden vastgehouden door tientallen gewapende terroristen. Op de derde dag was er een schietpartij tussen de gijzelnemers en de politie, waarbij meer dan driehonderd mensen omkwamen, van wie bijna tweehonderd kinderen. Ik voelde me niet lekker in de academische stijl van mijn thesis. Ik wilde literair schrijven, zeker over zo'n gevoelig thema. Dus schreef ik mijn thesis, zoals het hoorde, en daarna ging ik terug. Ik beschikte over uniek materiaal over hoe een gemeenschap op langere termijn met zo'n tragedie omgaat. Ik moest er een boek van maken."

Wat was uw conclusie toen u terugging?

"Niet positief. Als je je kind verliest, is dat vreselijk. Maar als je je kind verliest in die extreem tragische omstandigheden, is het ondraaglijk. Ik kwam drie jaar na de gijzeling in Beslan, dat is erg kort. De shock is pas voorbij. Op dat moment werd de realiteit pijnlijk concreet. Ik dacht dat de tijd alle wonden heelt, dat het beter zou gaan, op een of andere manier, dat men het zou hebben verwerkt, maar nee, de tijd heelt hoegenaamd niet. Het wordt zelfs nog erger.

"Ik bevond me in die kleine, totaal ontwrichte stad, en ik werd geconfronteerd met de hachelijke sociale conflicten van een kleine gemeenschap, waar de mensen veel te dicht bij elkaar leven. In het begin was er solidariteit, maar daarna begon die af te brokkelen op een intrieste manier. Sommige mensen werden jaloers op de nabestaanden van de slachtoffers en de slachtoffers die het hadden overleefd, omdat ze financiële tegemoetkomingen kregen van de staat en van donoren."

U was zelf nog jong toen u dit zag. Kon u daarmee omgaan?

"Nauwelijks. En het werd me ook praktisch heel moeilijk gemaakt. Ik wist niets over de Kaukasus, ik dacht dat Beslan niets te maken had met Tsjetsjenië. Ik probeerde een jaar lang ernaartoe te reizen, maar het lukte niet.

"Uiteindelijk heeft het Rode Kruis me geholpen, maar ik moest hun regels volgen, dat wil zeggen, onder controle van de Russische overheid. Zij bepaalden met wie ik praatte en met wie niet. Ik had vierentwintig uur per dag bodyguards naast me. Ik was niet vrij. Soms zat ik dagenlang te wachten tot er iets gebeurde. Heel frustrerend. Maar daarna keerde ik terug, zonder officiële registratie, en kon ik echt met de mensen praten. Ik kreeg steun van de ngo Voice of Beslan en andere kleine, kritische organisaties. Zo kon ik zien wat er echt leefde."

Uw tweede non-fictieboek heet Een jaar zonder zomer, en gaat over de slachtpartij die Anders Breivik op 22 juli 2011 aanrichtte op het eiland Utøya, waar een groep jongeren een politiek werkkamp hield. Er vielen 77 doden. Waarom wilde u daarover schrijven?

"Dat was een gevolg van het boek over Beslan. Ik was bezig met het thema terrorisme en kinderen, over hoe jonge mensen het slachtoffer worden van terreur, iets wat zelden gebeurt. Ik had nooit gedacht dat mijn boek over Beslan zoveel aandacht zou krijgen, maar toen gebeurde 'Utøya', en tot mijn afschuw werd mijn boek plots actueler dan ooit. Toen besloot ik om over de terreur in mijn eigen land te schrijven. Ik wilde gaan praten met de overlevenden en hun ouders. Het werd allemaal nog concreter en persoonlijker omdat mijn eigen neef op dat eiland was. Hij werd beschoten door Breivik, maar overleefde het."

U had er ook bij kunnen zijn.

"Nee, want ik heb nooit deelgenomen aan acties van politieke organisaties."

Het boek Sovjetistan behandelt een compleet nieuw thema.

"Ja en nee. Ik schreef het omdat ik echt iets anders wilde, geen terrorisme meer. Maar tegelijk kwam het voort uit mijn eindeloze fascinatie voor Rusland."

Vanwaar die fascinatie?

"Het is een buurland van Noorwegen, op slechts twee uurtjes vliegen van Oslo. Het is ver weg en tegelijk vlakbij, het is een andere wereld, een andere mentaliteit. We houden van de Russische literatuur, de muziek, de films, en toch is het allemaal zo verschillend. Het is een andere manier om naar de wereld te kijken. Rusland kan zo hard en oncomfortabel zijn, en toch verveel je je er geen moment.

"In Beslan heb ik wel een onvergeeflijke culturele fout begaan, onvergeeflijk voor een sociaal antropoloog: ik sprak de mensen aan als Russen, omdat ze Russisch spraken. Maar ze voelden zich aangevallen, ze zeiden dat ze geen Russen waren, maar Osseten. Toen besefte ik hoe verscheiden Rusland was, en dat had allemaal te maken met de Sovjet-Unie, die alles onder één noemer had gebracht."

Dat grote Rusland onder de noemer Sovjet-Unie bevatte ook uw Sovjetistan.

"Zoals gewoonlijk kwam de titel eerst. 'Sovjetistan', het land van de 'stans': Turkmenistan, Kazachstan, Tadzjikistan, Oezbekistan en Kirgizië. Toen moest ik het veldwerk doen. De mensen in Centraal-Azië zijn totaal anders dan de Russen. Ze hebben een andere geschiedenis, ze hebben nooit eerder een staat gevormd, ze waren lang nomaden, en bovendien zijn ze moslims.

"Dus ik was erg nieuwsgierig. Ik wilde weten hoe zij het aanvoelden om deel uit te maken van de Sovjet-Unie, en hoe die overgang naar een moderne staat was verlopen. Ik wilde ook weten wat er in die vijfentwintig jaar na het communisme was gebeurd."

U bent een pionier.

"Toen ik de titelwoorden googelde om te weten wie hier al over geschreven had, merkte ik dat er niets te vinden was. Wat een geluk! Toen wist ik dat ik dit boek moest schrijven."

Hoe moeilijk was het om uw plan te realiseren?

"Ik begon met het moeilijkste land: Turkmenistan. Je vraagt een visum aan, maar je weet pas drie weken voor je vertrek of je mag gaan. Dat is de standaardprocedure. Het reisbureau zorgt voor je officiële uitnodiging, maar dan moet je afwachten. Als je mag vertrekken, moet je nog altijd een visum kopen bij je aankomst. Ik zei natuurlijk niet dat ik een schrijver was, ik was officieel een student. Zo ging het allemaal eenvoudiger. Journalisten zijn niet echt welkom."

Kunt u er nog terug na de publicatie van dit boek?

"Ze zijn niet zo ijverig in het natrekken van iemands biografie, maar binnenkort verschijnt mijn boek in het Russisch, dus wie weet."

'Ik ben de weg kwijt. De vlammen in de krater hebben de sterren aan de hemel uitgewist en het licht uit de schaduwen gezogen. De vuurtongen sissen; het zijn er duizenden. Sommige vlammen zijn zo groot als een paard, andere nog kleiner dan een waterdruppel. Een aangename warmte streelt mijn wangen; de lucht is weeïg. Enkele stenen raken los van de kant en verdwijnen geruisloos in de vlammen. Ik deins achteruit, zoek vastere grond. De woestijnnacht is koel en reukloos.

In 1971 is de brandende krater door een ongelukkig toeval ontstaan. Sovjet-geologen meenden dat de omgeving rijk was aan gas en maakten een begin met proefboringen. Ze vonden zeer bruikbaar gas, in enorme hoeveelheden, en er werden plannen gemaakt voor winning op grote schaal. Maar op een dag verdween de grondboormachine in een gapend gat van meer dan zestig meter lang en twintig meter diep. Uit de krater stroomde stinkend methaangas. Alle proefboringen werden voor onbepaalde tijd uitgesteld, de onderzoekers pakten hun spullen en het kamp werd ontmanteld. Zelfs op vele kilometers afstand rook je de weerzinwekkende methaanlucht en om de lokale bevolking tegemoet te komen werd besloten het gas aan te steken. De geologen gingen ervan uit dat de vlammen na een paar dagen wel zouden doven.

We zijn ruim 15.000 dagen verder, meer dan vier decennia, en het vuur in de krater brandt nog net zo sissend. De plaatselijke bewoners noemden het de 'Poort naar de Hel'. Ze zijn trouwens als één man vertrokken. De eerste president van Turkmenistan liet het dorpje van driehonderdvijftig zielen ontruimen; hij wilde de kratertoeristen niet confronteren met het ellendige lot van de dorpelingen.

Ook hij is vertrokken, hij stierf twee jaar na het ontruimingsbevel. Zijn opvolger, de tandarts, heeft bepaald dat de krater een vulling moet krijgen, maar tot nu toe heeft nog niemand een schep ter hand genomen om de Poort naar de Hel weer te vullen; het methaangas stroomt nog altijd door ontelbare minuscule gaatjes uit de klaarblijkelijk onuitputtelijke, onderaardse bron.'

De inleiding van uw boek is zo aangrijpend, tekenend voor uw hele verhaal, bijna symbolisch. Hoe hebt u die plek gevonden?

"Dat is inderdaad een vreemde plek. Op een bepaald moment kwam ik daar terecht. Zo gaat dat. Nu zullen de toeristenbureaus het misschien gaan uitbuiten, nu ik erover geschreven heb. Nu wil iedereen daarheen, naar die griezelige plek. Ik was er helemaal alleen, ik was echt compleet verloren, ik beschik over zero oriëntatievermogen, dus kun je nagaan."

Maar u vond het tegelijkertijd mooi.

"Het is donker, eng en prachtig tegelijk."

Wat was uw meest aangrijpende ervaring onderweg?

"Dat is moeilijk te zeggen, omdat er zo veel waren. De woestijn, de bergen, de nomaden, de vriendelijkste mensen ter wereld. Dorpen hoog in de bergen waar het leven keihard is, maar waar iedereen gelukkig is. Je kunt het je nauwelijks voorstellen.

"En dan de Berg van de Veertig Mullahs, waar honderden wiegen staan en waar vrouwen van de heuvel afrollen in de hoop dat ze zwanger zullen worden. Of de Toren van de Dood, een minaret waar vroeger mensen terechtgesteld werden door ze van het hoogste punt naar beneden te gooien. Veel wreedheid, veel rituelen, veel schoonheid ook. Adembenemende architectuur en natuur."

Was het moeilijk om als jonge vrouw alleen door die landen te reizen?

"Dat vraagt men me altijd. Eerlijk gezegd, ik heb een tijdlang in Frankrijk gestudeerd, daar had ik elke dag last van seksisme en ongewenste intimiteiten. Elke dag! In Centraal-Azië werd ik heel respectvol behandeld. Alleen in Tadzjikistan was het minder comfortabel. Dictaturen zijn relatief veilige plekken om rond te reizen: alleen de overheid is crimineel, onder het volk is het safe."

Uw boeken doen denken aan het werk van de Poolse onderzoeksjournalist Ryszard Kapuscinski, of aan dat van de Wit-Russische Nobelprijswinnares Svetlana Alexijevitsj. U combineert de geschiedenis met uw persoonlijke levensverhaal, zoals Kapuscinski. En u registreert tragische levensverhalen, zoals Alexijevitsj.

"Dat is een grote eer. Ik bewonder Kapuscinski's stijl, al probeer ik dichter bij de waarheid te blijven; hij nam er soms een loopje mee. Alexijevitsj opende voor mij een deur, ze wees me de weg, nu weet ik dat het ook zo kan. Ik moet alleen nog werken aan mijn eigen stijl."

Tot slot, wat waren uw mooiste en uw gevaarlijkste ervaringen?

"Het is niet sexy om te zeggen, maar de gevaarlijkste momenten vond ik het transport: in een gammele helikopter boven een ruig gebergte, met een piloot die extra betaald krijgt omdat het er zo gevaarlijk is. Of in een auto met een chauffeur die zijn rijbewijs gekocht heeft, geen enkele verkeersregel kent, nog nooit gehoord heeft van maximumsnelheid en het als een belediging beschouwt als je je gordel omdoet. Dat vond ik echt gevaarlijk.

"En het mooiste? Dat je op straat staat te zoeken, en dat er mensen naar je toekomen die met je meelopen tot je je bestemming bereikt hebt. Dat kun je je in het Westen niet voorstellen."

Erika Fatland leest vanavond in Passa Porta een tekst voor naar aanleiding van het nakende Passa Portafestival. Het gaat over reizen langs en over grenzen heen. Ze wordt daarna geïnterviewd door Ruth Joos. Het team van Passa Porta presenteert vervolgens het volledige festivalprogramma. Morgen praat Fatland in Antwerpen met schrijfster en journaliste Annelies Beck. passaporta.be