Direct naar artikelinhoud

Onbekend maakt onbemind

De scheiding tussen Israëli's en Palestijnen heeft alles erger gemaakt

Enkele dagen nadat premier Yitzhak Rabin in 1995 was doodgeschoten door een Israëlische Jood die geen compromis met de Palestijnen wou, gaf waarnemend premier Shimon Peres een persconferentie. Iemand vroeg waarom de overheid niet meer had gedaan om Rabin te beschermen tegen mensen als zijn moordenaar. Peres antwoordde dat ze nooit hadden gedacht dat een Jood zoiets kon doen.

Ik was op die persconferentie en ik denk vaak terug aan die opmerkelijke uitspraak, nu het Israëlisch-Palestijnse conflict in een hatelijke bloedvete ontaard is. Toen vorige maand drie Israëlische tieners op de Westoever werden ontvoerd, maakten de Israëlische veiligheidsgroepen van de zoekactie gebruik om honderden Palestijnen met banden met Hamas op te pakken. Veel Palestijnen beweerden toen dat de ontvoering een verzinsel was, een voorwendsel voor een nieuwe repressie. Er werd ook gezegd dat de tieners door Joden waren ontvoerd. Anderhalve week geleden, toen de lijken van de drie jongens waren gevonden en Israëlische extremisten als wraak een Palestijnse tiener ontvoerden en levend verbrandden, beweerden veel Israëli's dat Joden zoiets niet hadden kunnen doen. Die brutale foltering was iets voor moslims, zeiden ze, Joden zijn daar niet toe in staat.

De Franse filosoof Ernest Renan definieerde een natie ooit als "een groep mensen die verenigd worden door een verkeerd beeld van het verleden en door haat tegen hun buren". Je zou die definitie op het Israëlisch-Palestijnse conflict kunnen toepassen, maar ik heb het gevoel dat de huidige ellende een andere oorzaak heeft. Namelijk de groeiende menselijke afstand tussen Israëli's en Palestijnen, die elkaar ooit goed kenden en nu in feite vreemden zijn.

Dehumanisering

Die verandering heeft zich in de voorbije tien tot vijftien jaar voltrokken, vanuit de gedachte dat de twee volkeren niet kunnen samenleven en dus van elkaar gescheiden moeten worden. Dat heeft de toenemende dehumanisering veroorzaakt die het mogelijk maakt dat de moord op vier tieners in enkele dagen tijd geëscaleerd is tot een reeks Israëlische luchtaanvallen die tientallen dodelijke slachtoffers hebben gemaakt en Palestijnse raketaanvallen die duizenden op de vlucht hebben gedreven.

In de jaren 1980 en 1990 werkten tienduizenden Palestijnen van de Westoever en de Gazastrook in Israël. Ze leerden Hebreeuws en knoopten banden aan met hun Israëlische werkgevers. Ze keken naar de Israëlische televisie (er was weinig anders) en kregen vaak een behoedzame maar onmiskenbare bewondering voor de Israëlische politiek en openbare aansprakelijkheid. Wanneer de Palestijnse elite over een eigen staat praatte, was Israël vaak hun model. Veel Palestijnen voelden zich aangetrokken door het vitale (en soms brutale) Israëlische openbaar discours. Omgekeerd bezochten Israëli's in de weekends de Westoever om hun auto te laten repareren en groenten te kopen. Ze woonden bruiloften bij van hun Palestijnse werknemers en hun kinderen. Sommige Israëli's en Palestijnen stichtten zelfs samen bedrijfjes.

De twee volkeren waren niet gelijk. Hun relatie had een koloniale kwaliteit. Maar wanneer de man die je balkon zou repareren niet kwam opdagen, en dus ook geen geld kon verdienen, omdat de grensovergang met de Westoever gesloten was, betekende zijn probleem ook iets voor jou als Israëli. Je kende hem, je vertrouwde hem, hij had over zijn gezin verteld. En wanneer jij als Palestijnse arbeider hoorde dat de moeder van je Israëlische baas ziek was, begreep je zijn bezorgdheid. Je kende die vrouw, je vond haar aardig.

Toen in 2000 het vredesproces van Oslo instortte en een Palestijnse opstand uitbrak, ontstond het idee dat de twee volkeren van elkaar gescheiden moesten worden. Israël bouwde een muur, ontzegde de meeste Palestijnen de toegang (ze werden vervangen door Aziaten met tijdelijke visums) en verbood Israëlische burgers bij wet om Palestijnse steden te bezoeken. Bij de Palestijnen ontstond een beweging die alle contacten met Israël wou verbreken. De voorloper van het huidige BDS (Boycott, Disvestment and Sanctions) dat naar een internationaal isolement van Israël streeft.

Tegelijkertijd leidde de groei van de Arabische satellietkanalen - Al Jazeera, Al Arabiya en Al Manare, de Libanese zender van Hezbollah - ertoe dat de Palestijnen niet langer naar de Israëlische televisie keken en zich meer en meer met de grotere Arabische en islamitische wereld identificeerden. In Gaza kijkt bijna niemand nog naar de Israëlische televisie en zijn de enigen die Hebreeuws verstaan of Israëli's als mensen kennen de veertig gepasseerd. Bovendien heeft de wereldwijde digitale economie Israël in staat gesteld een economie op te bouwen die nauwelijks banden met de buren heeft. De handel met de buurlanden is onbeduidend. Israël is in essentie een welvarende economie op Europees niveau, omringd door armoede.

Er kunnen nu weken voorbijgaan - zeker in de streek van Tel Aviv, waar twee derde van het land woont - zonder dat je als Israëli een Palestijn ziet of aan de Palestijnen hoeft te denken. In Gaza bestaan de Israëli's niet, behalve in een soort collectieve nachtmerrie. Op de Westoever zijn de Israëli's voornamelijk kolonisten en soldaten. Afgezien van enkele industriële enclaves en winkels waar Palestijnen werken, is de interactie uiterst beperkt.

Vruchteloze inspanningen

Toen het goed ging met de vredesonderhandelingen, in de jaren 1990, ontwikkelden de Israëlische en de Palestijnse leiders een sterke band en een vertrouwen dat zij daarna - niet altijd met succes - op hun volkeren trachtten over te brengen. Yossi Beilin, een Israëlische functionaris, en Mahmoud Abbas, die later president van het Palestijns Gezag zou worden, schreven samen een vredesplan. In het begin van de eeuw verzamelden Sari Nusseibeh, een Palestijnse functionaris en intellectueel, en Ami Ayalon, een voormalig hoofd van de Israëlische veiligheidsdienst Shin Bet, samen honderdduizenden Palestijnse en Israëlische handtekeningen voor een tweestatenoplossing. Maandenlang reisden ze samen. Ze werden vrienden.

Premier Benjamin Netanyahu en Mahmoud Abbas kunnen elkaar niet luchten, zegt Martin S. Indyk, die in juni na negen maanden vruchteloze inspanningen aftrad als Amerikaanse gezant bij het vredesoverleg. De twee kampen en hun leiders zijn volledig van elkaar vervreemd. Allebei demoniseren ze de ander en vinden ze dat hun eigen volk moreel superieur is en wordt gedwongen om zich tegen het andere te verdedigen.

Een generatie geleden waren er redenen genoeg voor spanning en bezorgdheid. Maar de Palestijnen die aan hun staat bouwden en de Israëli's die met hen samenwerkten, hadden een soms pakkend besef van een gezamenlijk doel. Soms ontdekten ze dat ze elkaar sympathiek vonden en keken ze uit naar de samenwerking. Vandaag zijn die gevoelens vrijwel helemaal dood. De vermenging van volkeren was geen wondermiddel, maar hun scheiding heeft alles alleen maar erger gemaakt.

Copyright The New York Times