Direct naar artikelinhoud

Namibië

Deze week maakten Eénkijkers in de nieuwe fictieserie Los zand kennis met zes vrienden die in het magnifieke landschap van Namibië een reis meemaken om niet gauw te vergeten. Het iets kleinere broertje van Zuid-Afrika (toch nog steeds dertig keer zo groot als België) mag in Vlaanderen dan niet zo’n vanzelfsprekende vakantiebestemming zijn, reisbegeleidster Eveline Van der Pijl begrijpt de keuze van Eén heel goed. ‘De kleuren, de ruwheid van het landschap, de enorme uitgestrektheid. Namibië is een droom voor elke fotograaf en filmmaker.’ Door Tina De Gendt

In Los zand trekken de mannen per motor en de vrouwen met een jeep door Namibië. Is dat dé manier om het land te verkennen?

Van der Pijl: “Jeeps zie je inderdaad wel vaak, maar van die motor ben ik toch niet zo zeker. Zodra je de grote, geasfalteerde wegen verlaat, zijn er toch vooral ‘grondpaden’, zoals ze die in het Zuid-Afrikaans noemen. Dan moet je je motor al redelijk onder controle hebben.“Tijdens een groepsreis rijden we meestal rond met bussen, maar ik heb er al eens op mijn eentje in een Citygolfje rondgetrokken. Er is niet veel verkeer in Namibië en de inwoners zijn heel vriendelijk en behulpzaam, dus het is er best veilig om alleen rond te trekken. Het enige probleem is dat als je auto het begeeft, het best lang kan duren alvorens er iemand langskomt om je te helpen.”

In Namibië kom je dus zelden in contact met de bevolking.

“Juist omdat het land zo uitgestrekt is, mag je niet verwachten dat je de hele tijd tussen de mensen zult vertoeven. Er gaan ook nogal wat toeristen naar Namibië, vooral uit Duitsland en Nederland, maar die kom je op reis bijna nooit tegen. Maar de bevolking zelf is wel heel hartelijk. Als je één keer contact hebt gelegd en je komt een jaar later terug, dan ben je meteen vriend aan huis. “Hoewel er een aantal traditionele stammen zijn in Namibië, bezoeken we die meestal niet op rondreis. Sommige reizigers vinden dat jammer, maar ik sta er zelf niet helemaal achter om dorpen plat te lopen met een groep toeristen. Er zijn wel stammen, zoals de Masaï in Kenia, die er ondanks alle toeristische aandacht in slagen hun cultuur te behouden, maar niet alle stammen zijn zo weerbaar en ik zou het jammer vinden mocht de traditionele cultuur van bijvoorbeeld de Himba, een bevolkingsgroep in het noorden van het land, verloren gaan.”

Bezoek van toeristen betekent wel geld voor die bevolkingsgroepen en dus meer kans op onderwijs en medische verzorging.

“Dat is waar, maar het kan ook op een constructieve, structurele manier. Zelf heb ik een project opgezet op de grens met Botswana en dat is natuurlijk wel een verplicht nummertje op rondreis. Het is ontstaan toen we tijdens een rondreis in 2007 een groep van twintig kinderen bij een boom aantroffen die zat te luisteren naar een vrouw die hen elke dag een beetje les en een portie maispap gaf. Dat project, De School onder de Boom, wordt nu ook ondersteund vanuit Nederland. Ik merk dat de groepsleden daar altijd erg van onder de indruk zijn, vooral de jongeren en de kinderen.”

Is het belangrijk voor u om ontwikkelingswerk aan het reizen te koppelen?

“Ik stel het me niet tot doel, maar ik ben wel altijd blij als de reizigers toch een beetje bewuster naar huis vertrekken. Het project slaat ook aan, merk ik, vooral bij jongeren. Als ze naar huis gaan, zitten ze meestal vol goede bedoelingen om acties op te zetten om het project te ondersteunen. De meesten houden dat niet lang vol, maar dat ze zich ervan bewust zijn dat er nog een andere wereld is, vind ik al heel wat.”

Is Namibië in de eerste plaats een bestemming voor natuurliefhebbers?“De natuur is zeker de grootste troef van het land, al zijn er niet zoveel dieren als in andere Afrikaanse landen. Vooral de landschappen zijn indrukwekkend. Door de uitgestrektheid leggen we tijdens een doorreis van drie weken makkelijk 4.000 kilometer af. Als je dan de hele tijd op de bus ligt te slapen, mis je heel veel.

“Namibië is in de eerste plaats een land dat je zintuigen aanspreekt. Bij mij brengt het een soort oergevoel naar boven. Namibië heeft niet bepaald een geur, zoals Aziatische landen kunnen hebben, maar werkt wel enorm op het visuele en de tastzin. De kleuren van het landschap zien veranderen met de stand van de zon, luisteren naar de gekko’s, de wind tegen je gezicht voelen of het zand onder je voeten voelen kriebelen. Dat zijn de grote troeven van Namibië. Als je daar niet van kunt genieten, is Namibië misschien geen land voor jou.”

Over zintuigen gesproken, valt er ook wat te eten in Namibië?

“Zelf vind ik het lokale eten heel lekker, maar tijdens een rondreis krijg je eigenlijk maar weinig de kans om de plaatselijke keuken te proberen, omdat de meeste hotels westerse buffetten serveren en er tijdens een kampeerreis door een kok wordt gekookt. Heel typisch in Namibië is de maispap, die met vlees, groenten of ajuinsaus wordt gegeten. Tijdens een kampeerreis houden we ook weleens een typisch Namibische ‘braai’, vergelijkbaar met onze barbecue. Vooral de jongeren vinden dat fantastisch en er wordt op zo’n avond ook heel wat afgedronken. Namibisch bier, de Windhoek Lager, is bijvoorbeeld heel lekker. Of Savannah, een Namibische cider.”

INFODAGEN VAN DJOSER IN GENT EN BRUGGE

Met Djoser kun je niet alleen door Namibië trekken, ze organiseren avontuurlijke ontdekkingsreizen over de hele wereld, zowel voor individuele reizigers als voor gezinnen met kinderen van 4 tot 14 jaar. Op zondagmiddag 20 september in Novotel Gent-Centrum en op zondagmiddag 18 oktober in Novotel Brugge-Centrum kun je op de gratis informatiedagen kennismaken met het nieuwe aanbod. Zie ook www.djoser.be of 09/223.00.69.