Direct naar artikelinhoud

Turk wordt verkavelings-Vlaming

De typische Turkse buurten in Gent worden in snel tempo minder Turks. De Turk is een verkavelings-Vlaming geworden, die zijn eigen huisje bouwt. Liefst met een boompje erbij. De stadsrand als integratiemeter, de baksteen als emancipator. 'We zijn veel Vlaamser geworden.'

smayl Capa was een geitenhoeder in de bergen van Emirdag. In 1966 hing hij zijn herdersstaf aan de haak, en koos voor de vlucht vooruit, naar de citeetjes rond de Gentse textielfabrieken. Zijn zoon Hamza, die zich op 14-jarige leeftijd bij zijn vader voegde, ging ook aan de slag in de Gentse textiel- en later in de vleessector. Hij trouwde een meisje uit Turkije, stichtte een gezin met vijf kinderen aan de Dampoort, en verhuisde later met hen naar de rand van Sint-Amandsberg. "Bij elke verhuis gingen we er een beetje op vooruit", zegt Ali, kleinzoon van Ismayl, zoon van Hamza, leerkracht, sociaal tolk, in zijn vrije tijd ober in een restaurant. Ali praat snel en graag en met een zwaar Gents accent. Hij woont met zijn vrouw en twee dochtertjes in een van de vier appartementen die zijn ingericht in een groot woonblok, dicht bij Dampoort, waarvan zijn vader de eigenaar is. "Mijn vader stond op een gegeven moment, net als zoveel andere Turken, voor de keuze", zegt Ali, "een auto of een huis. Hij heeft een huis gekocht, groot genoeg voor zijn vijf kinderen, als zekerheid. Dankzij dat huis zijn wij verder vooruit geraakt. Probeer nu maar eens zo'n woning te kopen."

Via de trappenhal stap je zo de gerieflijke maar donkere woonkamer binnen, waar zijn dochtertje Helin op de bank ligt te slapen, voor de flatscreen waarop Piet Piraat te kaap'ren vaart. Een eenvoudige keuken, net genoeg slaapkamers, een kleine binnenkoer waar zijn vader Hamza druiven kweekt in de schaduw die de omringende woontorens op zijn betegelde moestuin werpen.

Ali woont hier wel, maar hij heeft een eigen huis. Acht jaar geleden al gekocht in Oostakker, "op den buiten", zoals hij het zelf noemt. "Tot het huis afbetaald is, hier wonen we nog gratis. Dat is natuurlijk fijn, maar op een gegeven moment wil je wat meer privacy."

Hij trekt naar Oostakker voor zijn kinderen, zegt hij. "Ik wil het beste voor hen en in de rand is het beter. Rustiger. Mijn buikgevoel vertelt mij dat ze niet ver gaan komen als we hier blijven zitten. Er zijn in deze buurt een stuk of tien scholen, maar mijn dochters gaan al in Oostakker naar school. Een katholieke school met veel autochtone kinderen. Kinderen uit de middenklasse, die van thuis uit gestimuleerd worden om hard te studeren."

We zijn veel Vlaamser geworden, zegt hij. "Ik spreek Nederlands met mijn dochters. Ze verstaan niet zo goed Turks. Nu vind ik dat spijtig, maar dat was een bewuste keuze. Ze heten Helin en Lara, Turkse namen die ook Vlaams klinken. Helin volgt lessen ukulele, ze tekenen, turnen." Als we zijn vader een verdieping lager gaan opzoeken, vertelt Ali dat die daar samenwoont met zijn Bulgaarse vriendin. "Je ziet: er zijn echt geen taboes meer."

Hij zegt het later, verontschuldigend. "Misschien zijn het vooroordelen, misschien ben ik verkeerd. Maar dit is een buurt met veel kansarmoede. De concentratie allochtonen is nog steeds heel hoog. Bulgaren, Roemenen, Hongaren: ze komen naar hier omdat het hier betaalbaar is. Dat zorgt voor spanningen, ook met de Turken. De Oost-Europeanen moeten nog van nul beginnen. Dat confronteert je met de situatie zoals die hier dertig jaar geleden was. En jij wilt niet achterblijven."

Hij wordt in zijn werk als sociaal tolk voortdurend met zijn neus op de feiten gedrukt, zegt hij. "Ik zie de problemen en de armoede van dichtbij. Ik kom in scholen waar ouders amper Nederlands spreken. Mensen die het goed menen, maar die eigenlijk machteloos staan. Het is alsof je dik bent, en je kijkt in de spiegel. Je ziet dat je dik bent, je weet dat je minder moet eten en meer moet sporten. En toch raak je niet vooruit, alsof er een onzichtbare rem is die mensen tegenhoudt."

Zo is hij zelf opgegroeid, en toch heeft het hem niet tegengehouden. Maar vroeger was het anders, vindt Ali. "Als twaalfjarige moest ik voor mijn ouders vertalen, ik hielp bij de administratie, de kinderen namen al heel jong verantwoordelijkheid. Maar tegenwoordig kun je in deze buurt alles in het Turks doen. Er zijn banken, verzekeraars, winkels, en op school komt er een tolk. Dat maakt het gemakkelijker, maar je wordt niet gestimuleerd om de taal te leren en je plan te trekken. Wij móésten."

Lachend. "Ik wil niet het gevoel krijgen dat ik hier bij de sukkelaars blijf zitten, hoezeer ik ook met hen inzit. Veel Turken denken zo, en ze trekken weg. Dat is de trend."

Mozaïek

De typische Turkse buurten in Gent zijn duidelijk aan het 'ontturken'. Echte 'getto's', buurten waar minstens 70 procent van de bewoners tot één buitenlandse etnische groep behoort, heeft Gent, en bij uitbreiding Vlaanderen, nooit gehad. Wel telt Gent, net zoals Antwerpen en andere grotere steden, buurten waarin bepaalde bevolkingsgroepen oververtegenwoordigd zijn, zoals de Dampoort, de Brugse Poort en Ledeberg.

Maar dat is dus aan het veranderen, en dat gebeurt snel en spectaculair. Was in 2001 nog meer dan de helft van de inwoners van de Blaisantvest van Turkse origine, dan is dat in tien jaar tijd teruggevallen tot dertig procent. Dezelfde tendens doet zich voor rond de Tolhuislaan en de Sleepstraat, maar ook rond de Dampoort en de Brugse Poort.

"We zitten op een keerpunt", zegt Pieter-Paul Verhaeghe, socioloog aan de Universiteit Gent en medeauteur van het boek Migrant zkt toekomst. "De concentratiewijken zijn drastisch op hun retour. Aanvankelijk concentreerde de Turkse bevolking zich in de negentiende-eeuwse gordel van Gent. Daar ontstond in de jaren zeventig en tachtig een heuse Turkse, en in mindere mate Marokkaanse zuil, een soort van parallelle wereld met eigen winkels, moskeeën, verenigingen, voor en door de eigen gemeenschap. Turken zijn in deze wijk nog altijd oververtegenwoordigd, en deze buurten zullen waarschijnlijk altijd een Turks karakter behouden. Maar steeds meer mensen van Turkse origine trekken weg naar de meer welvarende stadsrand. Het gaat dan vooral om een nieuwe middenklasse, vaak zelfstandigen, die hard gewerkt hebben in hun eigen garage of in hun bakkerij en die zich nu een betere woning in een rustigere buurt kunnen permitteren. Dat is geen uniek Gents fenomeen, we zien hetzelfde gebeuren in Antwerpen. En we kunnen veronderstellen dat die tendens voor heel Vlaanderen geldt."

En dat is goed nieuws, zegt Verhaeghe. "Deze groep is vijftig jaar geleden begonnen met een serieuze achterstand op vlak van taal, opleiding en werk. Ondanks het feit dat het klimaat ten opzichte van migranten in de jaren zeventig opeens een stuk vijandiger werd, is er een echte transitie aan de gang. Eigenlijk is het ironisch: onder meer door de toenemende xenofobie is de gemeenschap meer op zichzelf teruggeplooid, door zich af te zonderen en een eigen economie uit de grond te stampen, kunnen ze nu net meer buiten die gemeenschap komen."

Het resultaat noemen Verhaeghe en zijn collega's "een etnische mozaïek. De Turkse bakker heeft ook 'Belgische' klanten, Turken gaan op restaurant bij Belgische koks. Mensen van verschillende origine komen steeds meer met elkaar in contact omdat ze dichter bij elkaar leven."

De grote uitdaging voor de stad is nu de opvang van de achterblijvers en de nieuwste nieuwe migranten, waarschuwt Verhaeghe. "De zwaksten blijven achter, en de migratie uit Midden- en Oost-Europa is nog maar een paar jaar bezig. Die gemeenschappen zijn zich nog maar net aan het organiseren. De stad moet blijven inzetten op kansen in onderwijs en op de arbeidsmarkt. Anders blijven die wijken voortdurend achter, en veranderen alleen de bewoners."

Ademruimte

"Kinderen die tussen auto's spelen, veel te weinig parkeerplaats, oude, muffe gebouwen, slecht geïsoleerd, veel lawaai van de buren. De zon die zelfs niet door de ramen komt, omdat je altijd in de schaduw van een ander gebouw zit", Mehmet Yücesan (30) weet in één adem alles op te sommen wat hem stoorde aan het opgroeien in een arbeiderswijk. In zijn geval de Brugse Poort. "Er was letterlijk geen levens- of ademruimte." Sinds een jaar woont hij met zijn vrouw Ayse (24) in een gloednieuwe verkaveling in Wondelgem. Een paar kilometer van de Brugse Poort, een andere wereld. "Toen ik de grond kwam uitkiezen, stonden hier drie huizen in vier straten", zegt Mehmet. Dat is nu wel anders, maar rustig is het er wel. "Je kunt hier uren zitten zonder dat er een auto passeert. Als ik mijn buurman zie staan, moet ik naar hem zwaaien, want hij staat tien meter verderop. Als ik de deur uitstap, sta ik nog steeds op mijn eigen grond. Hier is meer dan genoeg parkeerruimte." Hij kijkt tevreden door het raam. "En dat is precies wat ik wil."

Beiden zijn ze kleinkinderen van Turkse immigranten, en ook hier is er in één generatie enorm veel veranderd. Ayse's moeder kon haar middelbare school niet afmaken en stapte op haar zestiende in een gearrangeerd huwelijk, Ayse is vertaler-tolk en koos zelf de man met wie ze wilde trouwen. Mehmet is de kleinzoon van textielarbeiders, hij heeft een goede job in de banksector. Tot laat in zijn twintiger jaren hield hij het been stijf onder de druk van zijn moeder om naar een 'goede huwelijkskandidate' te komen kijken. Tot hij Ayse zag. Vijf jaar later zijn ze getrouwd. Hun kinderen, zegt Mehmet, zullen Turkse Vlaamse moslims zijn. "Dat vind ik belangrijk. Ik wil niet dat ze vergeten waar ze vandaan komen. Mijn zoon moet De leeuw van Vlaanderen kunnen lezen, het Turkse volkslied begrijpen en in het Arabisch kunnen bidden. Ik ben moslim op papier, maar ik begrijp geen Arabisch. Ik vind dat spijtig. En de meeste kinderen nemen toch alles gemakkelijk op." Anders dan toen hij klein was, zal hij zijn kinderen zonder morren naar het voetbal brengen, hij zal hen helpen hun huiswerk te maken, naar het oudercontact gaan, en ze zullen op straat spelen zonder het risico te lopen omvergereden te worden. "Ik verwijt dat mijn ouders allemaal niet. Dat was de economische en maatschappelijke realiteit van toen. Wij hebben moeten vechten om van nul te kunnen beginnen. Maar nu zijn we er."

Ayse woonde wel graag in haar buurt, de Brugse Poort, en ze keek een beetje op tegen het leven in Wondelgem. "Waar ik ben opgegroeid, kende iedereen elkaar, er gebeurt altijd wat op straat en al mijn vriendinnen wonen in de buurt. Het leek mij hier zo saai dat ik dacht dat ik er niet zou kunnen aarden. Maar nu zou ik het echt niet meer kunnen missen. (lacht) Ook al vinden onze kennissen het ver weg en weet mijn moeder nog steeds niet hoe ze naar hier moet rijden. Het is maar een paar kilometer van Gent, maar het is helemaal anders."

Verkavelings-Vlamingen dus, maar ze zijn toch blij dat er een eindje verderop een Turks koppel woont. "Waar moeten we anders langsgaan bij het Offerfeest?"

Het boek Migrant zkt toekomst van Pieter-Paul Verhaeghe wordt op 13 november gepresenteerd in Het Pand, het congrescentrum van de Universiteit Gent. www.migrantzkttoekomst.be