Direct naar artikelinhoud

Ritmische puls in tekst en lijf

Weglopen maar terugkeren met dichtgeknepen billen. Weten wat je niet wilt, maar je onmachtig voelen om anders te leven. Arne Sierens laat er in Gloria (in den hoge) zijn taal op los, maar het zijn vitale lijven die het mooist spreken.

Verkende Sierens in Lacrima de gedetermineerde toekomst van de sociaal zwaksten, dan blijken ook de begoede burgers maar moeilijk hun weg te vinden. Rijkeluisdochter Gloria (Leen Roels) is het afgetrapt, de wijde maar harde wereld in, en is na twee jaar zuipen, werken en neuken moe. Ze staat op het punt om terug te keren naar het ouderlijke nest, om braaf te gaan studeren.

Muzikant Renato (Tom Vermeir) is vanuit dezelfde antiburgerlijke walging gaan lopen op een trouwfeest waar zijn fantasieloze vrouw Marjanne zich voor hem geneert. Ze ontmoeten elkaar aan de oevers van de Schelde, rond de witte Chevy waarin de kleine Billie (Liesl Renshofer) speelt, verlaten door mama en mémé. De nacht en de plek worden een magische tijd en ruimte van transitie, waarin rituelen worden voltrokken die Gloria en Renato (misschien) veranderd de ochtend zullen insturen.

Taal is al een tijdje niet meer Sierens' enige medium. In Apenverdriet en Lacrima onderzocht hij al eerder de expressieve mogelijkheden van muziek en dans. In Gloria verrijkt hij zijn vocabularium met dat van het circus. Zou het de wet zijn van de communicerende vaten? Terwijl beeld en beweging een hoofdrol opeisen, verliest, net zoals bij het erg dansante Lacrima, de tekst aan gewicht.

Het verhaal laat zich rechtlijnig en eenduidig lezen. Elke twijfel wordt benoemd, elke gedachte expliciet gemaakt. Gecombineerd met een weinig uitgebalanceerde zegging door Roels en Vermeir verzuipen te veel scènes in banale letterlijkheid. Wat wel de buik raakt, zijn ritme en muzikaliteit, zowel in tekst als in beweging. Niét de wat gratuite acrobatie van Brailowsky en Renshofer, die te zeer gereduceerd worden tot plaatjesmakers bij de praatjes van Gloria en Renato. Wel de intrinsieke puls in taal en lijf: de bekoorlijke tweespraak van Vero en Gloria, of de danspasjes van Vermeir, de agressieve maar onmachtige energie van Roels.

De broeierige soundtrack van Daan Vandewalle en Frederik Heuvinck roept een zuiderse, extatische sfeer op, waarin zich, die ene van intensiteit doordrongen nacht, heel even de mogelijkheid opent van een nieuwe (heilige) familie van outcasts. Maar de nacht verdwijnt en brengt met de ochtend de realiteit, en dus de onvermijdelijke terugkeer.

Sierens' vertrouwde schriftuur mist in Gloria kracht en de kruisbestuiving met circus heeft zich (nog) niet optimaal voltrokken. Maar dat hij zichzelf ook na al die tijd blijft heruitvinden, dat is iets om voor te buigen.