Direct naar artikelinhoud

Ieder mens is een potentiële zwakke. Ook een conducteur

Oscar van den Boogaard is schrijver en treinreiziger.

Met verbazing las ik de stukken in De Morgen over het koppel uit Afrika dat in de trein door een conductrice werd uitgescholden (DM 18, 20 en 21/10). De racistische NMBS versus een onschuldig zwart koppel. Het voorval klinkt als een anachronisme. Het feit dat een columniste in 2014 voor 'arme zwartjes' in de bres moet springen evenzeer.

Ik ben al mijn leven lang een echte treinreiziger. Ik heb al mijn liefdes op het openbaar vervoer ontmoet en ik heb er de ergste ruzies beleefd. Ik heb er gevochten, ik ben er beroofd. Ik ben er een moraalridder geweest en vaak ben ik er geschrokken van mijn eigen onverdraagzaamheid.

Onverdraagzaam tegenover mensen die met hun voeten op de bank zitten, die lawaai of rommel maken, die de conducteur uitschelden omdat die naar hun kaartje vraagt. Ik heb meer dan eens een conducteur moeten bijstaan die als een stuk vuil werd behandeld. Als mensen niet door hun ouders worden opgevoed, dan wil ik best een handje helpen. Dat is mijn sociale plicht.

Ik reis eerste klas, anders had ik mijn echtgenoot nooit ontmoet. Een redenering achteraf. Maar de grens tussen eerste en tweede klas is broos. Ik heb er geen last van als mensen in mijn compartiment gaan zitten en er niet voor betaald hebben. Maar als ze ostentatief lawaai gaan maken en mijn rust wordt verstoord, dan treed ik op. Ben ik een racist als die mensen toevallig uit Marokko komen? Mensen gelijk behandelen betekent ook: niet naar de kleur kijken als je verontwaardigd bent.

De trein is een echte mensenwereld. Iedereen maakt er gebruik van. De conducteurs worden verondersteld alle mensen gelijk te helpen en waar nodig op hun plaats te wijzen. Wat een hondenjob! Ik sta vaak versteld van de mildheid waarmee ze te werk gaan. En soms inderdaad van hun botheid.

Ik herinner me hoe in de jaren tachtig de rijkswacht in Antwerpen-Centraal de trein uit Amsterdam stond op te wachten. Vaak werd ik er uitgehaald. Omdat ik zo gelukkig uit mijn ogen keek of te verend liep. Het venijn in hun ogen verraadde dat er een diepgeworteld racisme in de Belg schuilt. Een enorme woede die in een uniform een duidelijke vorm krijgt.

Het is een diep onbehagen dat zich richt tot alles wat vreemd is. De Waal ten opzichte van de Vlaming. De Antwerpenaar ten opzichte van de Limburger. De homoseksueel is vreemd, de Afrikaan is dat ook. Ik voel ook vaak dat onbehagen als Hollander die al 25 jaar in Belgie woont en weigert een Vlaams accent aan te nemen. Ik zou niet weten welk accent. Uiteindelijk lijkt de Belg een mens die denkt: als je niet uit mijn straat komt, dan ben je een potentiële vijand.

Tegelijk is het haast een daad van racisme dat deze zaak door allerlei nieuwskanalen wordt opgeblazen. Een conductrice die een paar reizigers als honden behandelt, maakt vooral zichzelf belachelijk. Met een zwart koppel dat in de trein wordt uitgescholden, heb ik evenveel medelijden als met een Amerikaanse middenklassefamilie die in de trein van haar bagage wordt beroofd. Dat is gelijkheidsdenken. Geen inbreuk op menswaardigheid mag worden geduld.

Ik wil het zwart-witincident niet terugbrengen tot een onbelangrijk feit. Maar ik wil dat iedere vorm van onverdraagzaamheid tot verontwaardiging leidt. Ieder mens is een potentiële zwakke in de samenleving. Of hij nu wit is of zwart. Een reiziger evenzeer als een conducteur.