Direct naar artikelinhoud

Ondertussen bij de dierenpartij

Er verschijnen te veel boeken, hoor ik overal, en ik ben geneigd die bewering te geloven. Al denk ik diep vanbinnen toch dat er vooral te veel boeken van Luckas Vander Taelen verschijnen.

Ik zeg dit niet bij wijze van goedkope grap en al evenmin omdat ik het heilige princiep van de vrije meningsuiting in vraag zou durven te stellen. Maar ik moet u toch bekennen dat wanneer ik in de boekhandel kom en die stapels booklets daar zie liggen, vol diepe gedachten, memoires en bekentenissen van ex-reclamegoeroes, ex-judocoaches of ex-landelijk bekende politici, ik die publicaties meteen al zo beu ben als de spreekwoordelijke koude pap.

Maar wat mij vandaag nog het meest met droefenis vervult, is de pijnlijke vaststelling dat het soortelijk gewicht van de Nederlandstalige kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen in mijn hoofdstad bijzonder licht uitvalt.

Uit hun electorale communicatie krijg ik alvast de indruk dat de meesten onder hen de stad die ze straks willen gaan vertegenwoordigen vooral als een stoet van problemen zien, of in het slechtste geval als een handig landingsterrein voor de parachute waaraan ze ooit hun politieke droom gehangen hebben.

Ik weet niet waar het aan ligt maar het gevoel bekruipt me dat er weinig liefde aanwezig is in het verstandshuwelijk dat velen van hen met de hoofdstad hebben gesloten.

Vrijwel geen van al die huidige politici heeft ooit een Brusselse jeugd meegemaakt, wat op zich natuurlijk geen schande is, maar wel iets wat zich voortdurend laat voelen in de manier waarop ze met die stad omgaan, erover praten of zich erin voortbewegen.

Ze doen hun best, ongetwijfeld, maar ze kennen duidelijk de stad niet van binnenin. Ze begrijpen er de lichaamstaal niet van, de om- gangsvormen, de humor, het aangeboren je m' en foutisme, de zwans.

Ze staan erbij en ze kijken er wel naar, maar dan toch vooral vanuit een positie die door die goede oude Animals destijds beschreven werd als "Outside, looking in".

Van animals gesproken: soms vind ik het jammer dat ik hier komende zondag niet op De Dierenpartij kan stemmen, en dan bedoel ik daarmee vooral een vereniging die voor de rechten van de viervoeters opkomt en niet eentje die bevolkt wordt door allerhande multicoloor fauna.

In dat laatste geval zouden we anders moeiteloos aan zo'n lijst in Brussel toekomen: bij Groen zit meer dan één kalf, bij Blauw loopt een kip zonder kop rond die bij wijze van oplossing voor werkelijk al uw problemen straks een tunnel onder het Beursplein wil laten graven, terwijl Oranje het voorlopig vooral moet stellen met het wollige discours van een op het eerste gezicht ongevaarlijke loslopende geit.

Over Geelzwart en Bruin zullen we het met uw goedvinden even niet hebben want die handelen zoals gebruikelijk ook nu weer vooral in knaagdieren die van nature erg schadelijk zijn voor onze samenleving.

Maar hoe zit het dan met Rood, hoor ik u vragen, van oudsher toch de favoriete kleur van mijzelf en veel lezers van deze krant?

Wel, dat vraag ik me zelf ook af.

In het verleden liet ik mij in het stemhok meestal verleiden door iemand die ik als een integer mens aanvoelde, en het maakte mij eigenlijk niet veel uit of die figuur dan lid was van de KP, de PVDA of van wat nu de sp.a heet.

Ook deze keer heb ik een voorgevoel dat ik in deze donkere tijden niet flauw moet doen, maar duidelijk voor links moet gaan en dus best een jonge vrouwelijke kandidate als Ans Persoons zou steunen - wat ik ook ga doen, en dan niet alleen omdat ze graag mooie jurkjes draagt, zeer innemend kan glimlachen en mij niet spontaan aan een beest uit de dierenriem doet denken, maar toch vooral omdat ik bij haar aanvoel dat ze wél veel ware affectie voor de hoofdstad in de aanbieding heeft.

Het enige wat mij nog enigszins heeft doen twijfelen is dat ik, door mevrouw Persoons straks electoraal te steunen in dat hokje van Bureau nr. 12, gelijk ook een duw geef in de omvangrijke rug van de sheriff zonder ster of paard die naar dezelfde familienaam luistert als een bekende oude mondharmonicaspeler en die ik vanuit de grond van mijn hart naar de verdoemenis wens.

Misschien moet ik, om van al die kiestwijfel en bijbehorende ellende af te zijn, gewoon even in Plopsaland gaan wonen, of ergens diep in de bossen van Hazodi.

Maar nu ik lees dat je vanwege een nieuwe lokale regelgeving daar aan de Demer straks zelfs tijdens de carnavalsperiode niemand meer mag beledigen of uitlachen, ga ik daar toch nog eens goed over nadenken.

Want tenslotte ben ik een aanhanger van de stelling dat a man's gotta do what he's gonna do.

Ook en vooral op zondag 14 oktober.

Dat is morgen.