Direct naar artikelinhoud

Tea Party-sponsors dealden met Iran

Koch Industries, het bedrijf van de Tea Party-geldschieters Charles en David Koch, zou jarenlang op het randje van de legaliteit oliedeals hebben gemaakt met Iran. Dat zorgt voor opschudding in de VS, omdat de Kochs met hun fortuin en Tea Party-voetvolk bijzonder veel invloed hebben in Washington.



Volgens nieuwsagentschap Bloomberg betaalde Koch-Glitsch, een Franse dochterfirma van Koch Industries, van 2002 tot 2008 steekpenningen aan functionarissen van privé- en overheidsbedrijven in Algerije, Egypte, India, Marokko, Nigeria en Saoedi-Arabië. Meest opvallend: ook in Iran deed Koch-Glitsch dat bij de verkoop van petrochemische apparatuur. Dat terwijl Iran voor de Amerikaanse regering te boek staat als één van de voornaamste sponsors van het internationale moslimterrorisme en in de VS handelssancties van kracht zijn die Amerikaanse bedrijven verbieden om zaken te doen met Iran.

Koch Industries is het grootste niet-beursgenoteerde bedrijf van de VS, met een geschatte omzet van 100 miljard dollar per jaar. Charles en David Koch zijn volgens Bloomberg elk goed voor een privévermogen van meer dan 20 miljard dollar.

Koch Industries is van oorsprong een oliebedrijf, maar het is bijzonder gediversifieerd. Het heeft onder andere dochterondernemingen in textiel en huishoudelijke producten, en is actief in tientallen landen. Volgens een studie van de University of Massachusetts is het één van de tien grootste luchtvervuilers van de VS. Volgens Greenpeace geeft het meer geld aan organisaties die klimaatwijziging ontkennen dan oliegigant ExxonMobil.

De gebroeders Koch werden berucht om hun rol in de rechts-populistische Tea Party, die VS-president Barack Obama het regeren moeilijk maakt sinds zijn aantreden in 2009. Volgens haar eigen scheppingsmythe is de Tea Party een spontane beweging van individuele ontevreden burgers. De Amerikaanse pers bracht echter aan het licht dat achter de Tea Party een netwerk van Republikeinse dekmantelorganisaties zit en dat die vaak gefinancierd worden door de gebroeders Koch.

De Kochs ontkennen dat ze iets met de Tea Party te maken hebben, maar met hun dollars lagen ze aan de basis van Americans for Prosperity en het door de voormalige Republikeinse toppoliticus Dick Armey geleide Freedomworks, twee groepen die de Tea Party achter de schermen van logistieke en organisatorische steun voorzien.

"De gebroeders Koch hebben het geld gegeven dat de Tea Party gesticht heeft", zei een anonieme Republikeinse campagneconsultant die voor hen gewerkt had vorig jaar aan het weekblad The New Yorker. "Zij hebben de zaadjes in de grond gestopt. Toen ging het regenen en kwamen de kikkers boven, en nu zijn zij onze kandidaten."

Volgens de Amerikaanse Federal Elections Commission gaf KochPAC, de politieke actiegroep van de Koch Industries, vorig jaar 50.000 dollar aan Rick Perry, de Republikeinse gouverneur van Texas die nu presidentskandidaat is. Ook zijn ultrarechtse concurrente voor het Witte Huis, Michele Bachmann, kreeg geld van de Kochs. Het bedrijf gaf sinds 2006 vijftig miljoen dollar uit aan lobbywerk in Washington.

De geest van de wet

Koch industries was al dagen voor het Bloomberg-artikel zondag verscheen in de weer met het beperken van de schade. Het bedrijf beschuldigt Bloomberg van inaccurate verslaggeving en het gebruik van onbetrouwbare bronnen.

 Volgen communicatiedirecteur Melissa Cohlmia koopt Koch Industries niet langer mensen om in landen waar het zaken doet, en doet het ook geen zaken meer in Iran. "Gedurende de relevante tijdsperiode liet de Amerikaanse wet buitenlandse dochterondernemingen van Amerikaanse multinationals toe om, onder bepaalde voorwaarden, handel ter drijven met landen die het onderwerp waren van Amerikaanse sancties", zei zij aan Bloomberg.

Op zijn minst ziet het er echter naar uit dat Koch doelgericht op het randje van de legaliteit opereerde om de Amerikaanse sancties te omzeilen. Overtrad het niet de letter van de wet, dan toch de geest. Interne e-mails die Bloomberg inkeek tonen aan dat Kochs advocaten in de VS erop toekeken dat geen enkele Amerikaanse werknemer zich met de handel met Iran zou bezighouden, omdat de deals dan illegaal zouden zijn geweest onder de Amerikaanse wet.

Koch verdedigt zich met de mededeling dat het in 2008 Leon Mausen ontsloeg, de Franse werknemer die zich schuldig gemaakt zou hebben aan de omkoping. Een Franse rechtbank kende Mausen voor dat ontslag echter een schadevergoeding van meer dan 150.000 euro toe, omdat ook zijn meerderen op de hoogte waren van de steekpenningen.