Direct naar artikelinhoud

Kloof tussen arme en rijke eurolanden gaapt steeds wijder

Terwijl veel lidstaten er slecht aan toe zijn, komt Duitsland als 'primus inter pares' naar voren. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk boeten in aan macht.

Sommige Europese landen worden meer gelijk dan andere. De plannen voor een sterkere integratie van de 17 eurolanden die de 27 lidstaten vandaag tijdens een kritieke top bespreken, dreigt paradoxaal genoeg tot een groter verdeeldheid op het continent te leiden.

Er is een Europa met twee, drie, vier of zelfs vijf snelheden aan het ontstaan. Het wordt aangevoerd door Duitsland, dat vanwege zijn rol in de rampzalige oorlogen van de twintigste eeuw lang heeft geweigerd de eerste viool te spelen in de Unie. Dat is nu veranderd. "Duitsland is de onomstreden leider van Europa," zegt Charles Grant, de directeur van het Londense Centrum voor Europese Hervorming. "Frankrijk is duidelijk zwakker en ik kan me niet herinneren wanneer het Verenigd Koninkrijk nog zo weinig invloed heeft gehad. We krijgen een kerngroep die naar een hechtere unie streeft, naast een gediversifieerde rand. Tegelijkertijd zal de eurozone verdeeld raken tussen de rijken en de armen, en de eersten zullen het voor het zeggen hebben."

Op de ontmoeting van de Europese leiders, gisteren en vandaag in Brussel, zal Angela Merkel een hoofdrol spelen in de vorming van een nieuwe begrotingsunie. Woensdag lieten de Duitsers hun politieke spierballen al rollen, door aan te dringen op een volledige herziening van het EU-verdrag, terwijl de Europese ambtenaren een minder drastische maar snellere noodoplossing voorstelden.

Drie kampen

De meeste grote Europese initiatieven vertrokken van de idee van mensen en naties die naar een gemeenschappelijke lotsbestemming zouden evolueren - niet altijd met schitterende resultaten. Het eenheidsstreven is zo sterk dat 27 leden van de Unie wettelijk verplicht zijn om toe te treden tot de eenheidsmunt, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, die in de onderhandelingen over het oorspronkelijke verdrag een uitzonderingspositie hebben bedongen. Een vergelijkbare dynamiek gaf vorm aan de big bang waarmee de Unie in 2004 haar ledental uitbreidde. In één klap werden tien, meestal ex-communistische, landen toegelaten, ook al verkeerden ze in verschillende stadia van hun economische en politieke evolutie naar een succesvolle marktdemocratie.

Europa heeft natuurlijk uitzonderingen gemaakt op het ideaal van een naadloze en universele integratie, niet alleen voor de eurozone zelf maar ook voor de Schengenzone, die mensen in staat stelt om binnen de Unie veel (maar niet alle) grenzen over te steken zonder een paspoort te laten zien. Belangrijker is dat men in de loop der jaren manieren heeft uitgevonden om te voorkomen dat het blok vastloopt terwijl het groeit. Hoewel alle lidstaten moeten instemmen met verdragswijzigingen en met wetten in bepaalde domeinen, zoals de fiscaliteit, heeft men een ingewikkeld systeem van meerderheden bedacht om voort te kunnen wanneer een of twee lidstaten dwarsliggen. Geen enkel land kan bijvoorbeeld een veto uitbrengen tegen maatregelen die de eenheidsmarkt versterken, of tegen het milieu- of het landbouwbeleid.

Toch lijken meer veranderingen onvermijdelijk. "Hoe meer lidstaten je hebt en hoe meer soevereiniteit je bundelt, hoe groter de differentiatie die je krijgt", zegt Alex Stubb, de energieke jonge Finse minister voor Europese Zaken. Terwijl Duitsland zich als de dominante macht profileert en de rest van Europa een strengere fiscale discipline tracht op te leggen, in ruil voor zijn steun aan de reddingsoperaties, valt de eurozone in drie kampen uiteen. De vooral noordelijke landen die samen met Duitsland een AAA-kredietrating behouden, trekken één lijn met Berlijn. Dat zijn Nederland, Finland, Oostenrijk en (voorlopig nog) Frankrijk. Italië en Spanje bevinden zich in een gevarenzone en botsen regelmatig met de obligatiemarkten, maar worden als te groot beschouwd om te mislukken. Waarschijnlijk zullen ze vroeg of laat hulp krijgen uit het noodfonds van de eurozone, op voorwaarde dat ze hun economie op orde brengen en een streng fiscaal dieet volgen.

Daarna komen de zwakke broertjes - Griekenland, Portugal en Ierland - die al reddingsoperaties achter de rug hebben en op langere termijn misschien niet in de euroclub zullen blijven. In die groep toont alleen Ierland sporen van economisch herstel. "De markten hebben al bepaald wie de goeden en wie de slechten zijn, en dat tonen ze met hun rentevoeten", zegt Stubb. "Als je naar de toekomstige regels van de EU kijkt, zijn het de AAA-landen die aan de touwtjes trekken. Of dat goed of slecht is, weet ik niet. Het is gewoon een feit."

Militair

Intussen vallen de tien landen die de euro niet hebben ingevoerd in verschillende categorieën uiteen. Polen leidt een groep die van plan blijft om later tot de euro toe te treden en die nu heel graag wil deelnemen aan de kern van de economische besluitvorming. Mikolaj Dowgielewicz, de Poolse premier, verklaarde vorige week dat deze landen hoe dan ook de besprekingen over een hechtere integratie moeten kunnen bijwonen, ook al hebben ze geen stemrecht. In contrast daarmee "zijn de Denen en de Britten buitenbeentjes en wil Polen niet met hun opstelling geïdentificeerd worden", zegt Dowgielewicz.

Het Verenigd Koninkrijk lijkt steeds meer afstand te nemen van een Europees integratieproject dat het Britse publiek nooit heeft aangesproken. Premier David Cameron zit in nauwe schoentjes. Hij vreest dat een nieuw centrum van de economische besluitvorming in de eurozone de regels in het nadeel van de Britse financiële dienstensector zal veranderen. Hij eist een vorm van bescherming tegen die mogelijkheid, in ruil voor zijn akkoord met de verdragswijzigingen waarmee Duitsland de integratie van de eurozone wil versterken. Het Verenigd Koninkrijk blijft samen met Frankrijk een van de twee militaire grootmachten van de Unie, zodat het veel gewicht in de schaal legt in de beslissingen over buitenlandse aangelegenheden. Maar zijn positie aan de periferie van de Unie weerspiegelt de algemene Britse terughoudendheid om bevoegdheden aan Brussel af te staan.

Andere veranderingen die zich aftekenen, weerspiegelen de gevolgen van de grootste historische ontwikkeling in Europa van het recente verleden. Tot de val van het Sovjetrijk en de Duitse hereniging in 1990 had Duitsland een ongeveer even grote bevolking als Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië, landen met evenveel stemrecht in de Unie. Maar door de hereniging met Oost-Duitsland, na de val van de Berlijnse Muur, steeg de Duitse bevolking van ongeveer 61 miljoen naar meer dan 80 miljoen. Meer dan tien jaar geleden aanvaardde Frankrijk pas na hard knokken dat het in de EU minder stemmen zou krijgen dan Duitsland. Die aanpassing, waarbij het stemrecht van een land gedeeltelijk op zijn bevolking wordt gebaseerd, was zo pijnlijk dat ze pas in 2014 in voege zal treden.

Vandaag heeft de schuldencrisis aangetoond dat Duitsland ook economisch het sterkst is. De vrome wensen van de naoorlogse integratie zijn verleden tijd en Duitsland en zijn kanselier staan eenzaam op de hoogste van ettelijke lagen van 'gelijken'.