Direct naar artikelinhoud

Zonder punten en komma's

De avant-gardistische kunstenaars van de Vijftigers waren verslingerd aan jazz. Over dichter-schilder Lucebert en zijn liefde voor jazz is nu een boek verschenen. Een fijne inventaris van essays, beelden, gedichten.

Na de Tweede Wereldoorlog schopten de Vijftigers met veel ijver de heersende kunstopvattingen omver. Dichters zoals Lucebert, Claus en Kouwenaar wilden opnieuw voorrang geven aan spontaniteit, directe expressie en vrijheid. Alles wat dat in de weg stond, moest gebannen worden. Punten en komma's werden overboord gegooid, het begin en het einde van de verzen waren zoek, logica was er niet. Geen wonder dat velen het maar "infantiel gebazel" (Hanlo) of "woordkakkerij" (Reve) vonden.

Veel Vijftigers voelden zich in die tijd verwant met jazz en bezaten een indrukwekkende jazzplatencollectie. Onder hen Lucebert (1924-1994), die rond 1949 met de bebop van Charlie Parker kennismaakte en meteen besefte: "Dit is het, dé muziek. Dit is muziek van ons, vitaal."

Je zou denken dat die Vijftigers later helemaal door het dolle heen waren toen de freejazz opkwam, maar dat was slechts gedeeltelijk zo. Dat blijkt uit verschillende bijdragen die opgenomen zijn in het boek Ik ben een gemankeerde saxofonist, Lucebert & jazz. Lucebert raakte bijvoorbeeld net zo gefascineerd door oude jazz, bijvoorbeeld door "de krankzinnige solo's" van klarinettist Pee Wee Russell (1906-1966). "Bij de eerste toon weet je eigenlijk al niet meer hoe je het hebt, dan word je echt op het verkeerde been gezet. (...) Ja, die excentriciteit vind ik heel bijzonder."

De grootste fascinatie had Lucebert wellicht voor Thelonious Monk, de enigmatische pianist en componist die zelfs in het bebopmilieu als een rare vogel werd beschouwd. Lucebert schreef een kort gedicht over Monk, waarin hij zijn kwaliteiten als beeldenstormer in de verf zette. De verwantschap is inderdaad tastbaar: ook Monk was een man die graag experimenteerde met weggelaten of fout geplaatste interpunctie.

Concerten bezocht Lucebert zelden of nooit ("Omdat ik niet lang tussen te veel mensen kan zitten"). In de jaren 80 was hij ook maar matig enthousiast over de weg die de jazz opging ("Ik vind Wynton zo gaaf, zo mooi spelen, dat ik er niet erg warm van word") en werd een beetje triest bij de gedachte dat het na de freejazz wel definitief gedaan was met elke avant-garde ("Die overtreffende trap is niet meer haalbaar"). Maar hij bleef jazz wel een soort "hemel" noemen. Je zou hem een wat langer leven toegewenst hebben. Dan had hij in de jaren 90 en daarna nog kunnen vaststellen welke vernieuwingen (gestructureerde en collectieve improvisatie, experimenten met elektronica, allerlei vormen van cross-over) nog mogelijk waren.

Op de bijgeleverde cd wordt dat trouwens mooi geïllustreerd door Michiel Braam met zijn ensemble Flex Bent Braam.

Ik ben een gemankeerde saxofonist, Lucebert & jazz verscheen bij Huis Clos. De cd Lucebert van Flex Bent Braam is ook apart te koop.